GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE S r A L J O K G EIV.

XVIII.

EEN ANDER LEVEN.

De nieuwe meester, dien Kees gekregen had, was een streng man. Dat merkte Kees al spoedig.

Eiken morgen was het vroeg dag; zomers soms al om vijf uur. Dan moest alles in de weer en had Kees het druk met waler halen, den stal schoonmaken, tuigen poetsen en honderd dingen meer. Dat kwam nu ook daardoor, dat hij eigenlijk meer bazen had dan één; te weten de verschillende "koetsiers. In den loop van den morgen werd het rustiger, al moest Kees telkens klaar staan om te helpen inspannen, een paard vast te houden of een op stal te brengen en zoo meer. Een vasten tijd had hij alleen voor 't middagmaal, dat hem door 't hard werken, altijd uitstekend smaakte, al kreeg hij ook zelden koeken of gebraden fazanten te proeven. Daarna begon het werk op nieuw, tot onze vriend, braaf moe, naar bed ging.

Toch had hij veel reden tot dankbaarheid. Hij moest wel hard werken, maar kreeg ook goed en volop te eten en ging vroeg ter rust. »Want, " zei de baas, »er zijn maar vier pooten aan een schaap, " wat zeggen wou: één mensch kan niet alles doen. Was er nog laat werk, dan moest een ander voor Kees inspringen, en ging hij rustig slapen in het kleine, aardige kamertje, dat voor hem van den hooizolder was afgetimmerd. Tot hulp en bescherming tegen de ratten was Kees door de juffrouw een groote kat vereerd, op voorwaarde dat hij trouw voor het beest zorgde; wat Kees reeds in zijn eigen belang deed.

Wel verdiende hij in 't begin weinig, maar daar de baas de bovenkleeren, die Kees droeg, betaalde, dad deze ook weinig uit te geven en kon het er mee stellen.

Het best van alles was, dat Kees een meester had gevonden die God vreesde. Aan zijn woorden viel daar wel niet veel van te merken, eenvoudig omdat hij bijzonder kort van stof was, maar het bleek, wat minstens even goed was, uit zijn daden. Hij dacht maar niet: hoe minder ik den knechts Jj^taal, hoe liever, maar gaf elk wat hem toekwam en als ze ziek waren, ging 't loon door. Toen Kees zich bruikbaar toonde, kreeg hij meer geld, en — wat zeker in dat vak een zeldzaamheid was — Zondags had onze vriend volkomen rust.

Kees had er — hij was er bij groot gewor den — nooit kwaad in gezien den Dag des Heeren als werkdag door te brengen, al vond hij 't wel zoo prettig alsdan te rusten. Doch toen hij den eersten Zondag weer naar beneden wou gaan om te werken sprak de baas: »Wacht even. Straks kunt gij de paarden gaan verzorgen^ maar voor de rest staat Zondags alles hier stil. Begrijpt gij ? Als 't voor een zieke is of zoo iets dringends, geef ik Zondags een rijtuig, maar anders niet. We gaan naar de kerk, en gij gaat mee."

Dat was voor Kees iets nieuws, al leek het hem best. Dien morgen las de baas uit den Bijbel, wat hij anders alleen 's avonds deed en daarna gingen heer en vrouw en knecht naar hel huis des Heeren. 's Avonds gingen zij weder, maar bleef Kees thuis, omdat hij dezen week de »oppas" had. Doch hij verveelde zich niet. Want er waren mooie boeken en hij las nu graag en had daar in de v/eek geen tijd voor. Na de kerk kwamen er menschen. Er werd over 's Heeren Woord gesproken, een psalm ezongen. En toen Kees weer te bed lag drong zijn hart hem den Heere te danken die hem ij zulke goede menschen een plaats had geeven.

Zooals ik zei, sprak de baas nooit veel. De oetsiers echter waren minder zwijgend, en aar had hun meester niet tegen. Doch als r gevloekt of leelijke taal gesproken werd erbood hij dat aanstonds. Menigmaal werd ij daar wel over bespot, evenals wijl hij op ondag rustte, maar de baas zei: »Ik doe wat e Heere geboden heeft en zal daar wel bij aren", en zoo was 'took.

Op zekeren dag was een der koetsiers lang over zijn tijd uitgebleven." Eindelijk kwam hij terug met »een goede verheuging", zooals de anderen 't noemden, d. w. z. zeer dronken.

De baas merkte dat. Doch hij zei niets. Want een dronken mensch is als een dier en verstaat geen reden. Doch den volgenden dag zwaaide er heel wat en Kees, die alles aanhoorde, dacht nog eens aan zijn ongelukkigen vader, die door den sterken drank ? ich zelf in 't verderf had gestort.

_ Een paar dagen later moest diezelfde koetsier een verre rit maken om een paar heeren en ook hun goederen af te halen. Kees ging mee om bij het opladen te helpen.' Vanzelf kv/am het gesprek al spoedig op hetgeen twee dagen geleden was voorgevallen, en de koetsier sprak:

»De baas mocht wel naar zijn eigen kijken eer hij tegen een ander zoo uitvaart". »Naar zijn eigen? " waagde Kees te zeggen: "hij is toch nooit dronken? "

»Was ik dat dan? " vroeg de ander terstond. J-Kan ik het helpen als een heerschap mij een slokje presenteert en een ander ook, en het dan naar mijn hoofd schiet? "

Kees antwoordde niet. Hij had ook al gemerkt, hoe de heerschappen, door den menschen tot belooning sterken drank te geven, dikwijls oorzaak zijn dat zij zich bedrinken. De koetsier ging voort:

»Maar wat ik nu zeggen wou: al drinkt de baas nu niet meer, vroeger was hij er alles behalve vies van en dronk hij tegen den beste. Dat weet iedereen hier. Maar nu hij fijn is geworden, mag geen mensch een droppeltje meer gebruiken of hij wordt valsch. Kees begreep dat »valsch" hier beteekende »boos". Hij dacht aan 't geen hij zelf als kind had bijgewoond en sprak:

»Hoor eens Jurrie, ik ben veel jonger dan gij, maar dat heb ik toch al geleerd, dat een dronkaard zijn lijf en ziel bederft. Als ge wist wat ik heb bijgewoond..." »Gij lijkt ook wel fijn", antwoordde Jurrie spottend.

»'t Kan wel wezen'' zei Kees, ^maar als de fijnigheid de menschen van de dronkenschap afhelpt, dan wil ik wel fijn wezen en zou ik het u ook wel aanraden."

Goede raad vindt niet altijd luisterende ooren. Dat inerkte Kees ook. AVant de koetsier keek knorrig, zei niets meer en zoowel hij als Kees waren blij toen de reis uit was.

AiX VRAGERS.

De vraag van X over het »smaken" hopen we spoedig te beantwoorden. Dat sommige andere vragen echter moeten onbeantwoord blijven, is wijl, om het antwoord te verstaan men een paar vreemde talen dient te kennen, en dat is niet van alle lezers te vergen. Ze zouden er dus niets aan hebben en een antwoord moet voor allen minstens te begrijpen zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 augustus 1892

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 augustus 1892

De Heraut | 2 Pagina's