GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„HIJ IS OPGESTAAN."

Dat was het woord, 'twelk de engelen spraken tot degenen die naar het graf des Heeren gegaan waren, meenende daar zijn lichaam nog te zullen vinden Maar de engelen zeiden : »Hij is hier niet; Hij is opgestaan."

Het is zeker een van de blijdste boodschap pen, die engelen ooit aan menschen gebracht hebben of konden brengen; een tijding zoo groot en beerlek, dat het hart er bij opspringt van vreugde; een woord, zoo bemoedigend en Godverheerlijkend, dal het wel waardig is niet alleen op elk Paaschfeest, maar telkens en telkens weer herdacht te worden. Elke dag des Hoeren herinnert er ons dan ook aan.

De blijde tijding werd gebracht aeV(j? ««/«e»? ; "/. door engelen. Dat kon ook niet anders Zij wis-' ten wat geschied was. Hun boodschap was een goddelijke boodschap, die van wege haar groot held en heerlijkheid haast ongelooflijk zou hebben geklonken, als zij niet eerst uit den hemel was gebracht.

Want, vrienden, de op? tanding der dooden is een wonder, een wonder dat de Heere God doet. Het gaat niet alleen ons verstand te boven, maar is ook nooit in het hart van een mcnsch opgekomen.

Er zijn vele wijze en verstandige mannen ge weest ook onder de heidenen in vroeger eeuwen, doch geen van hen heeft ooit ge we ten of gesproken van de opstanding der dooden. Wel geloofden velen, al hadden zt er ook geen zekerheid van, dat hun ziel na den dood voortleven zou, maar dat ook het lichiiam weer zou verrijden, zie dat kon niemand uitvinden; niemand het weten indien de Heere God het niet openbaarde.

Er is dan ook buiten Gods Woord niets dai het ons zegt. Wei zijn er vele schoone beel den en gelijkenissen te vinden in de naiuur, ook van de opstanding des vleesches, gelijk wij bijvoorbeeld lezen in i Cor 15, luaar die beelden worden eerst begrepen, wanneer wij weten dat er een opstanding is. En dat weten we alleen door Gods Woord.

Daarin toch wordt ons duidelijk gezegd dat het lichaam, 't welk gezaaid is in verderf iijkheid wordt opgewekt in onverdeiflijkhcid. üaarin wordt Ous gesproken van Een, die zeggen kon: »Ik leef, en Ik ben dood geweest, en ïie Ik bea levend in alle eeuwigheid." Daarin spreekt Hij zelf, onze Heere Jezus Christus, en zien wij hoe Hij zich over gaf tot den dood, ja tot den dood des kruises, 'maar ook hoe het niet mogelijk was, dat de dood Hem hield, hoe Hij ten derden dage weder verrees uit het graf, en zoo het leven en de onverderflijkheid aan het licht bracht.

Dat hebben, als ik zei, de raenschen nooit uit zichzelf ontdekt en die buiten God leven weten het ook nu niet.

Maar toen zij het dan hoorden waren zij zeker heel verblijd, niet waar?

Och neen, vrienden, toen Paulus het te Athene den wijzen Grieken heel duidelijk aan hun verstand bracht, wat deden zij toen?

Wij lezen hoe hij tot hen sprak:

»God dan, de tijden der onwetendheid overgezien hebbende, verkondigt nu allen menschen alom, dat zij zich bekeeren.

Daarom dat Hij cenen dag gesteld heeft, op welken Hij den aardbodem rechtvaardiglijk zal oordeelen door eenen Man, dien Hij daarioe verordend heeft, verzekering daarvan doende aan allen, dewijl Hij Hem uit de dooden opgewekt heeft."

Maar dan:

»Als zij nu van de opstanding der dooden hoorden, spotten sommigen daarmede; en sommigen zeiden : Wij zullen u wederom hiervan

hooren."

Zij lachten en spotten dus. Hoe kwam dat?

Wel, omdat zij 't niet geloofden. Het woord der prediking deed hun geen nut, omdat het met het geloof niet gemengd was bij degenen die 't hoorden. Het geloof is uit het gehoor, dat wil zeggen: wie 't niet gehoord heeft kan niet gelooven. Maar gij ziet aan de Atheners dat men het kan gehoord hebben, ea toch niet gelooven.

Zulke Atheners leven er ook duizenden in onzen tijd. Zij gelooven niet, en het Paaschfeest in geen feest der opstanding, is in 't geheel geen feest.

Maar, Gode zij dank, met ons is het anders. Niet omdat wij beter zijn, maar omdat wij door Gods genade geleerd hebben zijn woord te gelooven. Wie dat waarlijk doet, die kan ook in waarheid Paschcn vieren. Hij verheugt zich in dien Heiland, die krachiiglijk bewezen is de Zoon Gods te zijn, door de opstanding uit de dooden.

Zulk een Paaschfeest wenschen we al onzen jongen lezers. Want ook voor hen is de Heere opgestaan. Dat ze Hem danken die zorgde dat zij 't van kindobeen af weten.

Maar weten is genoeg. Want al deze heerlijke dingen verstaan wij alleen door het geloof.

AAN VRAGERS

Nog een paar vragen wenschen we ditmaal te beantwoorden; de andere krijgen spoedig een bsurt.

De eerste vraag betreft Joh. 10:22, waar wij lezen:

»En het was het feest der vernieuwing der tempels te Jeruzalem, en het was winter."

Nu is de vraag of het dan in Palestina zoo koud was, dat men er een winter had.

Kanaan nu had wel degelijk een jaargetij dat winter kan genoemd worden. Dit duurde van November tot Februari. Dan regende het veel en was het nat en soms ruw en koud weder. Ook viel er wel sneeuw, die echter weer gauw smolt. Ijs kreeg men in de rivieren en beeken echter niet. Ook was de winter niet fel, v/ant de planten sproten in December uit.

Dat het echter wel koud kon wezen, blijkt b. V. daaruit, dat wij van een »winteihuis" lezen en, gelijk vele lezers weten, wordt ook in de Schrift van sneeuw en ijs gesproken. Men kreeg die echter meest te zien op de hooge bergen, waar het ook in warme landen altqd koud is. Het feest waarvan Joh. 10 : 22 spreekt, viel in de maand Chisleu (half Nov.-— half Dec).

De tweede vraag is hoeveel de waarde was van twee vroegere muntstukken: een oort en een braspenning.

Een oort was zooveel waard als twee duiten. »Vier duiten'' wordt nog wel gezegd voor de waarde van 2'/2 cent. Ieder kan dus nu uitrekenen hoeveel een oort precies was. We begrijpen dan meteen wat het zeggen wil dat iemand »zijn oortje versnoept heeft"

Een braspenning deed tien duiten, dus ruim 6 et. Dat men du een »braspenning" noemde, J. i. een stuk j^fJd, waarvoor men brassen en smullen kon, be'A.jfci; wel dat het een woord is uit den ouden tijd, toen het geld veel meer waard was dan nu, maar men ook minder verdiende. Tegenwoordig toch zou iemand die brassen wou. met zes centen niet veel uitvoeren, ja met tienmaal zes nog niet.

Het verhaal: „Een trouwe Getuige'' hopen we den volgenden keer voort te zetten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1893

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 april 1893

De Heraut | 4 Pagina's