INGEZONDEN STUKKEN.

Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie).

Hooggeachte Hoofdredacteur !

Met leedwezen nam ik kennis van het ingezonden stuk van den heer K. V, te P, in uw blad.

In de eerste plaats om de noodelooze beleediging, in uitdrukkingen als deze: »Hij leverde op wetenschappelijk gebied nog niets, waarop zulk een voorkeur kon rusten" en: »Mannen van minder capaciteiten nemen de leerstoelen in, enz., " van een man als Ds. Biesterveld, die de kerken B steeds goedgezind was en getoond heeft de "Vrije Universiteit een warm hart toe te dragen.

Maar in de tweede plaats, om het eindelooze gekibbel over bijzaken, die u bij het lezen het hart wee maken.

Ik ben maar een gewoon lid der gemeente, maar ik zou ieder wel willen toeroepen, laat eiken strijd toch varen, die de beginselen niet raakt.

Ook ik had verwicht, dat men een der jongste doctoren benoemd zou hebben, maar waar nu een wettig besluit, in eene wettige vergadering, van door de Synode wettig benoemde Deputaten, gevallen is, moest ieder er zich bij neerleggen, te meer daar de reden om te protesteeren, nu niet zoo bijster groot is. Dat de tegenwoordige docenten van kerk A zijn, is te eenvoudig, om er een woord aan te verspillen. Dat kon niet anders. En waar nu voor het eerst een nieuw docent benoemd zou worden, moest het daar nu juist een man van B zijn?

Het volk zegt toch reeds: »Reglement en naam hebben wij prijs gegeven, " zou men nu niet zeggen en met meer grond, dan de beide eerste klachten: »Zijn onze mannen nu ook al niet geschikt meer? "

En, hooggeachte redacteur, zou deze benoeming de laatste zijn?

Is dus het protest van den heer K. V. op zijn zachtst, niet een weinig voorbarig? Had hij niet kunnen wachten, tot zijn klachten meer gegrond waren geweest? En daarom, mijnheer de redacteur, op de vraag van den heer K. V. of de Theologische School thans nog zijn school is, zou ik dit antwoord willen geven. Nu de Synode door hare Deputaten Ds, Biesterveld benoemd heeft, bid dan tot God, dat Die hem kracht en wijsheid geve, opdat hij predikanten opleide, niet om de doleantie te doen vergeten, maar die werkzaam zijn tot eere

Gods en tot opbouw van Zijn kerk in Nederland.

U voorloopig dank zeggende voor de plaatsing van dit stukje, blijf ik met de meeste hoogachting

Hooggeachte Redacteur, .

U£i/. Dw. Dienaar^

K. te K.

April 94,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen