GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Tot Hem zijn alle dingen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Tot Hem zijn alle dingen.”

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijklieid in der eeuwigheid, amen. Rom. II : 36.

Rusteloos is de drang der waterdroppelen naar den oceaan.

Want, of ze al, in damp en nevelen opgelost, naar boven trekken, en het firmament met wolken omfloersen, en zich tot boven de toppen der hoogste bergen verheffen, toch moeten ze weer naar beneden; en of ze al tot ijs en sneeuw gestold zich op de bergen pogen op te houden, niets baat, niets vermag hunne nederdaling te stuiten; straks door den gloed der zon weer in droppels opgesmolten, ruischt het water toch den bergrug af naar de dalen omlaag, vloeit af langs de hellende vlakte, en kan niet rusten eer het den oceaan, waaruit het opgetrokken werd, weer bereikt heeft, want in dien oceaan is zijn eenige bedding, in dien oceaan hoort het thuis.

Is het dan zoo wonder, dat dat optrekken van het water uit den oceaan, om straks uit die duizelende hoogte toch weer in den oceaan terug te keeren, eeuw aan eeuw voor het vroom gemoed ten beeld werd voor de dolende ziel, die van haar levensbron in God zich losmaakt, maar, hoe ook door zelfverheffing vervluchtigd, toch weer naar haar bron en springader terug moet, en niet kan rusten, eer ze teruggevloeid is in den oceaan der eeuwige Liefde en weer haar einddoel terugvond in haar God.

o, We weten het daarom wel, hoe een mystiek van bedenkelijk karakter dit schoone beeld misbruikt heeft, om van een algeheelc oplossing der ziel in God te bazelen; en het gevaar dier mystiek achten we waarlijk niet gering.

Maar zoo min de Schrift zich door het misbruik, waartoe alle beeldspraak zich leent, van het spreken in heilige beelden laat terughouden, zoo min sluiten ook wij het oor voor de taal vol gevoel en bezieling, waarmee Gods prachtige schepping ons van de eeuwige dingen spreekt.

De wolken moesten er niet zijn; alle wolk hindert ons, om den glans van het firmament te bewonderen; en dan eerst zijn die droppelen op hun weg teruggekeerd, als ze weer op de aarde zijn nedergedaald en hun weg hervonden hebben naar den Oceaan.

ïTot Hem zijiT'alle dingen"

In uw God hgt~ aller dingen einddoel en bestemming. Op Hem moet alles uitloopen. En er kan geen beweging, geen aandrift, geen drijvende kracht in heel de schepping zijn, die haar rustpunt zou kunnen vinden, eer zij dat rustpunt bereikt heeft in uw God.

Maar al ontgaat dit uw kortzichtigenblik. bij het meerendeel der verschijnselen, omdat het u niet gegeven is vérder dan een spamie hun loop te vervolgen, ge moet dit inzien, ge moet er zelf met heel uw bewustzijn inkomen, zoodra er sprake is van de levensbeweging, van de innerlijke drijving, van den levensgang uwer ziel.

Niet omdat het ^tot Hem alle dingen" bij uw eigen ziel meer waar zou zijn, dan bij al het overige; want de regel is volstrekt, en er bestaat geen uitzondering; alle ding is tot Hem; maar overmits ge alleen in uw eigen ziel zelf in zijt; alleen den gang uwer eigen ziel zelf meemaakt; weten kunt wat er in u omgaat; en van het streven en het drijven in uw eigen innerlijk wezen u helder bewust kunt zijn.

Het leven uwer ziel is uw leven. Gij leeft zelf in het leven, dat uw ziel drijft. En op u rust de verantwoordelijkheid, dat ge dit leven niet afkeert van uw God, maar leidt in de door Hem gewilde banen, en op Hem en Hem alleen doet uitloopen.

Er is ook op andere wegen wel te vinden, wat de afgedoolde mensch religie noemt, maar nooit anders dan met valschen naam.

Of wat zou het zijn, nog te reppen van heilige gemeenschap met den Eeuwige, en inmiddels in uw religie zelve u een ander einddoel voor oogen te stellen, dan u vanzelf gegeven is in uw God.

U in te beelden dat ge uw God dient, en inmiddels met uw Godsdienst zelvenniet Hem, maar uzelven te bedoelen.

Den schijn van vroomheid voor u uit te laten gaan, en in het binnenste uws harten die vroomheid zelve te misbruiken, om uw innerlijk wezen aan uw God te onttrekken, en hoog in de wolken uwer zelfverheffing te zweven, in plaats van in stille nederigheid de gemeenschap te zoeken met den Oceaan der eeuwige liefde in uw God.

Het is zoo, als het wel zal zijn met Gods kind, moet hij zijn God in alles dienen, zoeken, en eeniglijk bedoelen; maar ook al laat uw geestelijke machteloosheid u het leven in zoo hoogen toon, slechts een enkele maal toe, toch blijft in het stuk der religie elke afwijking van uw eenig einddoel steeds onvergeeflijk.

Waarin ge ook weifelen moogt, weifel in het kiezen van uw God als uw eenig einddoel, waar het uw religie, uw vroomheid, de mystiek uwer ziele aangaat, nooit.

Van den Gereformeerden naam vloeit veler mond thans over; maar ach, dat men het toch verstaan mocht, hoe onze vaderen, in hun hardsten en hun bangsten strijd, met dien Gereformeerden naam nooit iets anders bedoeld hebben, dan dat ééne, om althans in het stuk der religie het »Tot Hem zijn alle dingen" tot zijn onschendbaar recht te laten komen.

Ze stonden niet hoog, onze vaderen, noch ook verhieven ze zich boven anderen, maar hun ziel werd geërgerd, als ze zagen, hoe alle sluwheid van menschelijke vonden er op uitging, om, zelfs in dat binnenste heiligdom van het leven der vroomheid, dat een en eenig einddoel dat in God en God alleen ligt, achter nevelen onzichtbaar te maken, en er toch weer 's menschen profijt en menschelijke hoogheid voor in de plaats te schuiven.

Uit die ergernis der ziel hebben ze gesproken en getuigd, en-een door niets te smoren protest voor het oor der gansche wereld doen uitgaan, of toch in dat ééne, in de zake der religie althans. God weer tot zijn eere mocht komen, de almachtige God weer aller einddoel mocht worden, en alle stuk van leer, en alle usantie der vroomheid weer zóó mocht worden omgezet, geheiligd en gezuiverd, dat weer naar God toevoerde en weer tot God opleidde, 'wat door misbraik en roekcloozen eigenzin van God en naar den mensch was afgeleid.

En daarom was het hun niet genoeg, om met Rome te breken, en straks den Remonstrant te weerstaan, waar beide aan dat iitot Hem alle dingen", tot zelfs in de zake der religie, te kort deden; maar stelden ze even onverbiddelijk den eisch, dat, na aflegging van alle schepselvereering en werkheiligheid, nu ook het waarachtige, het stille, het warme en bezielde leven der vroomheid voor het God zoekend hart zou beginnen, zou worden volgehouden, en niet tot ruste zou komen, er het weer waarlijk een zoeken van God en God alleen als eenig einddoel voor het geloovig kind van God geworden was.

o. Dat iets van dien [heiligen, onverbiddelijken ernst dan ook onder ons weer ontwaken mocht

Reeds als naam met heilige glorie ons van de vaderen overgeleverd, blijft de Gereformeerde naam ook onder ons nog een historische kracht.

Ge krijgt er grond tneê onder de voeten. Ge weet waaraan ge u te houden hebt. Wat kracht er van dien naam kan uitgaan, is u in de practijk en de vertroosting der vaderen bewezen.

Maar toch, nastamelenis nog iets anders dan zelf getuigen; de graven der profeten bouwen nog iets minder dan zelf in heilige bezieling vooraan gaan.

Eerst als de geest der vaderen in ons herleeft; niet door nabootsing, maar door gelijken innerlijken drang als hen dreef; zal ook in ons midden de kracht openbaar worden, die in hen heeft geblonken.

Alleen wie het aandurft ook onder ons, om niet te vragen, of uw kring er zich door uitzet, of uw invloed er door vrint, of uw ziel er door zalig wordt, maar alleen en eeniglijk, of de glorie en de majesteit van uw God er door verhoogd wordt, kan ook te midden van onze woelingen een middenpunt van geestelijke kracht worden.

Mits, en hierop komt het aan, een iegelijk dit ook maar, gelijk in de dagen onzer vaderen, allereerst op zich zelven toepasse.

Zelf, in onze eigen ziel, in ons eigen hart, in onze gansche existentie, in natuur en in genade, niet anders dan voor en tot Hem willen zijn.

Eerst wie daaraan toe is, verstaat het mysterie der verkiezing.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 augustus 1894

De Heraut | 2 Pagina's

„Tot Hem zijn alle dingen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 augustus 1894

De Heraut | 2 Pagina's