GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

LACHEN EN WEENEN.

III,

Onze Democritus was, zooals ge reeds begrepen hebt, een ijverig man. Hij studeerde allerlei en schreef boeken over da meest verschillende dingen. Ik vertelde u reeds van zijn boek over de wereld: verder schreef hij nog over sterre-

kunde, wiskunde, meetkunde, aardrijkskunde, natuurkunde, plantkunde, en natuurlijke geschiedenis. Ja, zelfs daarbij liet hij het niet, want hij'stelde ook nog zijn gedachten te boek over de voorzienigheid van het goddelijk bestuur, over de ziel des menschen, de wetten, de geneeskunst, de dichtkunst, het schilderen, ja zelfs over de krijgskunst.

Ot hij dat alles nu goed deed, laat ik daar. Zeker is dat hij wat betreft de goddelijke voorzienigheid althans dwaalde, want bij al zijn geleerdheid was Democritus toch een heiden en zonder ware kennis van "de geestelijke dingen. Niet omdat hij dom was, maar omdat zelfs de wijste mcnsch geen verstand van God en goddelijke zaken krijgt, zoo de jHeere zelf hem niet onderwijst. Dat doet de; Heere God door Zijn Woord. Maar dat kende Democritus niet.

Zoo kwam het dan ook, dat hij zich geheel moest verlaten op zijn eigen wijsheid. Hij had over vele dingen een geheel eigen meening. Hij geloofde bijv. dat er nog eindeloos veel werelden waren buiten de onze. Ook dat alle dingen gevormd waren door de beweging van zeer kleine stofdeeltjes of atomen, die zich in de ruimte of het heelal bevinden; en zoo meer.

In menig opzicht echter kunnen wij van Democritus wel iets leeren. Niet alleen was hij wijs en nederig, maar ook iemand van een zeer opgeruimd en vriendelijk karakter. Hij was gewoon alle dingen die hem overkwamen, zooveel mogelijk van de beste zijde te beschouwen en zich met een vroolijk gezicht over de kleine verdrietelijkheden des levens heen te zetten. Hij was dus niet knorrig als 't regende wanneer hij uit wou gaan of gramstorig wanneer er juist geen appelen te krijgen waren als hij er trek in had. Om al die redenen noemde men hem 3> den lachenden wijsgeer". Later heeft men wel eens gedacht, dat Democritus met alles lachte en spotte, ook met de boosheden en de ellende der menschen. Maar dat is volstrekt niet waar.

Waar is alleen dat hij de opgeruimdheid beschouwde als een der grootste zegeningen van het leven — waar hij, dunkt me, volkomen gelijk in had — en zelfs een boek daarover schreef. Naar hem wordt iemand die alles luchtig opneemt, meer lacht dan weent en de blijdschap liefheeft, nog vaak een sDemocriet" genoemd. Als men 't echter maar met wijsheid nagaat, had Democritus zelf 't nog niet zoo verkeerd ingezien.

Voor zooveer men weet, werd deze blijhartige wijsgeer honderd-negen jaar oud; misschien hielp zijn opgeruimdheid daartoe mee. Van zijn laatste ziekte wordt een verhaal gedaan, dat wel waar kan zijn, maar waarvoor ik niet kan instaan, wijl ik de zaak niet heb bijgewoond.

Gij moet namelijk weten, dat Democritus die ziek lag, door zijn zuster werd opgepast. Deze Juft'rouw nu, die toch zeker niet ver van de tachtig was, of nog wel ouder — zij scheelde dan toch nog een 30 jaar met haar broer — was heel bedroefd, omdat zij nu niet uit kon gaan Haar een groot feest, dat gevierd werd ter eere van de godin Ceres. sWant", zei ze tot haar broeder, »het feest duurt maar drie dagen, en binnen dien tijd zijt ge zeker niet beter."

Doch Democritus stelde haar gerust en sprak: »Ga gerust naar dat feest. Ik weet zeker dat ik nog langer leven zal dan het feest duurt. Zoo ging de juffer dan heen en werkelijk, toen zij terug kwam, leefde haar broeder nog. Kort daarop echter stierf hij, zonder pijn zooals de geschiedschrijvers ons melden.

Had Democritus eens gevreesd, dat hij geen eerlijke begrafenis zou hebben, hij kreeg er een, die niet eens uit zijn vermogen behoefde betaald te worden. Want hij werd op kosten der burgerij plechtig begraven. Er werden nog eenige standbeelden voor hem opgericht, en zijn nagedachtenis bleef in eere als die van den grootsten burger van Abdera. Hij had in elk geval gemaakt, dat men de lieden van die stad niet meer allen voor domooren-kon houden.

(Slot volgt.)

HOOGENBIRK.

DE HEERE ZAL VOORZIEN.

(Ingez.)

ïZoolang de God van Elia leeft", sprak een godvruchtig leeraar — die om zijne belijdenis in zijn brood benadeeld werd — tot zijne trouwe gade, zoolang zullen wij niet van gebrek omkomen.

»Dat mag ik u niet betwisten, dominé", hernam deze; »maar wij mogen wel eens overleggen, hoe wij onzen laatsten rijksdaalder het langst zullen bewaren of het best zullen besteden, want ik zie wel in, dat wij in de eerstvolgende vijf weken niets te beuren hebben."

tZoo is het", sprak de eerste weder, idoch laten wij ons gesprek na afloop van de begrafenis te T., waarheen wij zoo aanstonds moeten vertrekken, voortzetten, opdat de ongeloovige familieleden, die ter begrafenis aanwezig zijn, niet zeggen, dat Gods kinderen te droefgeestig zijn om anderen te troosten."

Een paar uren later stond de leeraar in het sterfhuis en sprak naar aanleiding van de woorden: sDe Meester is daar en Hij roept u." Nadat de doode was uitgedragen kwamen allen naar'de gewoonte dier streek in het huis terug, om met ernstige gesprekken over groote levensvragen de plechtigheid te besluiten. Een der aanwezigen, die op het scene noodige" niet zooveel prijs stelde, richtte zich tot den predikant met de woorden: «Gij moet wel een gegoed man zijn, mijnheer! dat gij u zoolang staande kunt houden zonder vaste bezoldiging in eene armoedige omgeving." sDat mag zoo schijnen, vriend, " hervatte de aangesprokene, «inderdaad is het niet, zooals gij gist. Aardsche goederen heb ik nimmer gehad. Integendeel. Als kind werd ik door mijn stiefvader na den dood mijner moeder van zijn schip aan wal gezet in een onbekende streek. Ik wist evenwel mijne geboorteplaats te bereiken, waar ik bescherming vond, en eindelijk genoegzame hulp om voor het predikambt te worden opgeleid. Mijn leven is rijk aan teleurstellingen, maar ook aan uitreddingen." Nu verhaalde de leeraar vele treffende lotgevallen, die wij achterwege moeten houden, maar die strekken ten bewijze, hoe trouw en teeder hij telkens door den Heere was verlost en vertroost.

Dit had eene bijzondere uitwerking op het gemoed van al de aanwezigen, en toen de predikant besloot met te zeggen: J Als ik u mededeel, dat mijn geheele vermogen thans niet meer bedraagt dan een rijksdaalder, en tevens verklaar, dat ik toch nog goedsmoeds ben, kan u dit dan verwonderen ? " — toen werd uit

veler oog een traan weggepinkt.

Intiisschen was het tijd geworden, om naar huis terug te keeren. Op 't oogenblik van scheiden bleken de vijanden in vrienden omgezet te zijn, want allen rekenden het zich eene eere, den vromen strijder een blijk van sympathie te mogen geven.

Met één' rijksdaalder was hij op reis gegaan, met tien keerde hij terug. Die ééne kon ook nog vele maanden bewaard blijven als gedenkpenning, tot Elia leeft, een getuigenis, dat de God van

J.B.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 september 1894

De Heraut | 2 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 september 1894

De Heraut | 2 Pagina's