GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE WAGENMAKER.

VIII.

DE NADERENDE STORM.

Een paar uren ten noordwesten van Constanz vond men in die dagen, te midden van een zeer woudrijke streek, die slechts weinig bewoond was, een hoogte, waarop vroeger een klooster gestaan had, dat echter reeds lang verlaten en nu tot een bouwval geworden was. De hoogte droeg den naam van den Groenen heuvel.

Ongeveer een kwartier verder had men den grooten weg uit het noorden naar Constanz of liever naar Petersauizen. Gij moet namelijk weten, dat Constanz gelegen is op den linkeroever van den Rijn, aan de Zwitsersche zijde. Aan den rechteroever ligt Duitschland, waar zich de Spaansche troepen onder Vives bevonden. Petersbuizen nu, de voorstad van Constanz, lag ook op dien rechteroever, en was door den Rijn van de eigenlijke stad gescheiden. Tusschen de staden de voorstad lag eene brug. Wie van 't noorden kwam moest de brug over, wilde hij in de stad komen. Zijn weg liep dus door Petershuizen. Laat in den avond vóór den dag tot den aanslag bepaald, kon men van verschillende zijden krijgslieden den Groenen heuvel zien nade­ ren. Zij behoorden tot het keizerlijke leger; de meeste waren te voet, doch ook vele te paard en allen zwaar gewapefld. Zij marcheerden echter niet in aaneengesloten compagnieën, maar in kleine afdeelingen. Blijkbaar was hua doel zoo min mogelijk de aandacht te trekken. Sommige trokken langs den grooten weg, andere langs zijwegen op hun doel aan.

't VVas reeds zeer laat in den avond toen een viertal ruiters langs den hoofdweg den Groenen Heuvel naderde. Ook zij behoorden tot het leger. Aan de hoogte gekomen, stegen zij van hun paarden af, die door een paar soldaten werden weggeleid, beklommen den heuvel, en begaven zich naar een gedeelte van den bouwval, dat nog een schuilplaats bood tegen weer en wind. Om zulke eene beschutting was het echter den ruiters blijkbaar niet te doen, v/ant het weer was droog en zacht, al was ook de lucht bewolkt. Wat hun komst hier beduidde, zal ons blijken.

Een van het viertal, die hier al meer scheen geweest te zijn, ging den anderen voor en leidde hen voorzichtig in de duisternis door een wijde gang, tot zij aan een kamer of liever kelder kwamen. Nu sloeg de gids vuur, ontstak een fakkel, dien hij met zich droeg, en schoof tegelijkertijd een gordijn, dat hier kort te voren scheen te zijn opgehangen, voor de opening waardoor men gekomen was.

Het rosse schijnsel van het fakkellicht verhelderde maar weinig de duisternis, die er in het kille vertrek heerschte. 't Was blijkbaar een'dcr gewelven, die gediend hadden tot bergplaatsen voor het klooster. Licht genoeg was er evenwel om de aangezichten der aanwezigen te onderscheiden. Een hunner was niemand anders dan generaal Vives; de man met de toorts was de ons wolbekende Duitsche officier, die als verspieder had gediend. De beide anderen waren bevelhe!)bers van het Spaansche-leger. Allen zett' en zich neder op den steenen kant die langs het gewelf liep, en waarop men een zitplaats kon vinden, al was het g< en gemakkelijke.

»Ik kan u thans ons plan meedeelen", zoo sprak Vives, dat voor een deel u nog niet bekend is. Ik heb de troepen hier aan den Groenen heuvel bijeen laten komen, waar zij weinig de aandacht trekken. Ook heb ik hen zoo laat mogelijk hier bescheiden. Want we rukken nog dezen nacht op en overvallen de stad naar mijn berekening in den voormiddag."

»Zoo spoedig reeds", antwoordde een der bevelhebbers, jen is onze macht voldoende? "

»Ik heb alle voorzorgen genomen", sprak de generaal. »Ik overval hen als zij er 't minst op rekenen, en rustig in de kerken zitten. Daarbij weet gij, dat onze troepenmacht sterk is, in elk geval veel sterker dan de weerbare manschap die ons kan tegenstaan. Ook heb ik onze beste mannen uitgekozen. De kaarten zijn reeds vroeger aan u gezonden en ook de noodige aanwijzingen."

De bevelhebbers bevestigden dit, en nu volgde een lang gesprek, waarin de generaal de nog noodige inlichtingen gaf, hoe men had te handelen om den aanslag te doen gelukken. De officier gaf telkens opheldering, en ten slotte werd aan de beide oversten opgedragen, om aan hun officieren zooveel mede te deelen als deze moesten weten. Verder werd besloten ook aan de manschappen, die nog weinig zekers wisten, duidelijk te maken wat men doen ging, doch dit zou zoo laat mogelijk geschieden. Trouwens 't een en ander was toch al uitgelekt, al wist geen der soldaten 't rechte.

»Ik heb zooveel mogelijk gezorgd", sprak »Vives ten slotte, dat niemand, al kreeg hij eenig vermoeden, de lieden te Constanz kan waarschuwen. Overal staan ruiters; zij hebben last ieder tegen te houden, die te ver mocht willen gaan."

Zoo was het. Men ibevond zich hier in eene streek die aan twee zijden door water was omgeven en niet zoo breed was, of een goed aantal ruiters —• en Vives had één groote macht bijeen — konden den doorgang aan reizigers wel beletten. Daarbij was er slechts één groote weg; de enkele bijpaden werden zeer weinig gebruikt en op alles werd het oog gehouden.

De bevelhebbers vertrokken, om den hun opgedragen last te volvoeren.

Ook de derde der aanwezigen ging heen, doch keerde weldra terug met iemand, dien we mede reeds vroeger ontmoet hebben, den dokter. Thans echter droeg hij de krijgsman skleeding. Hij bleef eerbiedig staan en de generaal sprak:

»Wij hebben, geloof ik, nu niets meer met elkaar te verrekenen en ongetwijfeld zijt ge ook tevreden, anders had ik u zeker niet hier gezien. Luister nu wat ik u zeg : Gij zijt beter dan iemand onzer in de stad bekend. Wilt ge ons nu, als we er eenmaal binnen zijn, tot gids verstrekken, dan ontvangt ge, als alles is afgeloopen, twee honderd dukaten. Gij behoeft niet te strijden, al draagt ge ook voor een dag of wat een kleedij, die u minder^m 'toog doet loopen onder het krijgsvolk. Zijt ge echter bevreesd, dan kunt ge nog terugkeeren. Maar beslis spoedig. Er is gevaar bij, maar ook een goed loon te verdienen."

De dokter scheen een oogenblik op twee gedachten te hinken. Toen echter behaalde de geldgierigheid de overhand en hij antwoordde:

ïlk ben tot uw dienst, generaal. Gij kunt op mij rekenen."

»Eu gij evenzoo op het woord van eenedelman, " sprak Vives trotsch, sen nuopmarsch!"

CORRESPONDENTIE.

D. M. H. te W. — Het blijkt dat het niet gaat op de vraag die u zendt een antwoord te geven. Al nemen we 'took heel ruim, toch zouden de lezers voor wie deze rubriek aller^ eerst is bestemd, aan zulk een vraagstuk, dat zeer fijne onderscheiding eischt, misschien weinig hebben. Gelukkig dat elk predikant u zeker de oplossing zal kunnen geven. Is daartoe geen gelegenheid, dan willen wij 't v/el doen in een afzonderlijk schrijven.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 oktober 1895

De Heraut | 4 Pagina's