GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Oozaak van dank.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oozaak van dank.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 3 Jan. 1896.

Telkens hoort men een vermaan uitgaan, om toch het gebed te vermenigvuldigen, maar dat de heilige apostel ons op de vermenigvuldigde dankzegging, als Gode niet minder welbehaagltjk, even dikwijls aandringt, wordt vergeten.

En toch in de stemming des gemoeds, die tot danken uitdrijft, ligt zoo iets schoons.

Wie dankt eischt niet, maar voelt zich klein, en toont de gave der waardeering te bezitten.

Wie nog alleen bidt, en tot het danken nog niet gekomen is, is zoo licht geneigd tot ontevredenheid. Zijn geest is onrustig in hem. In alles ziet hij het gebrek, het verkeerde, de schaduwzijde, terwijl de lieflijke tinten der lichtzijde geen vat hebben op het oog zijner ziel.

Het pessimisme is een plage onzer eeuw, en wij, Christenen, moeten juist door het gestadig danken voor wat we ontvingen en bezitten, die plage van ons bannen.

Het pessimisme verteert het hart, miskent de goedertierenheden des Heeren, en ontrooft ons de vreugde van het kindschap Gods.

Wie weet te waardeeren wat hij heeft, kan met weinig zoo gelukkig zijn, terwijl gemis aan de gave der waardeering u te midden van overvloed en weelde zoo arm voor uw eigen besef kan maken.

Toch valt niet te oatkenneu, dat iets van dat pessimisme het jongst verloopen jaar ook onder ons, Gereformeerden, insloop.

We vergaten zoo dikwijls, hoe goed onze God voor ons is.

Slaat ge toch den toestand gade, waarin de Gereformeerde kerken in het buitenland verkeeren, dan ontdekt ge allerwegen een zoo veelsrins jammerlijken toestand, dat ge met geen enkele van haar zöudl willen ruilen.

Komen er broeders uit die buitenlandsche kerken u bezoeken, dan vinden ze geen woorden genoeg, om uw geluk te prijzen, zoo zeldzaam schoon als de staat onzer Gereformeerde kerken in deze landen is.

We zijn vrij van alle Overheidshanden. Onverhinderd kunnen we Gods Woord prediken en alle heilige oefeningen gebruiken. De offervaardigheid, om zelve alle lasten te dragen, is voor een volk dat dusver steeds op de Overheid gesteund had, bewonderings waard.

Het Gereformeerde is bij ons niet maar een naam, maar in vollen letterlijken zin bedoeld. Handhaving der Gereformeerde belijdenis is de eenparig beleden wil van allen die op onze kerken invloed oefenen.

Ons kerkrecht loopt weer zuiver als in oude dagen. Onze scholen bloeien. Zelfs bezitten we een Universiteit op Gereformeerden grondslag.

En wat niet het minst zegt, we teren niet op wat ons, eenigszins verschimmeld, door het jongste voorgeslacht is overgeleverd, maar zijn zelven weer tot de bronnen gegaan, hebben zelven het historieblad opgeslagen, hebben weer gemeenschap gekregen met het Gereformeerde leven in den bloeitijd onzer^jvaderen, en vorderen gaandeweg met ons pogen, om de eischen van ons beginsel voor het leven, alzijdig te verstaan.

En nu staan daar zeer zeker klachten tegenover, klachten die wij allerminst onderdrukken willen.

Het is zoo, dat ook wij lijden onder de getemperde werking des Geestes, waarover in alle kerken klachte valt. Ongetwijfeld werken in vele onzer kerken allerlei ziekteverschijnselen na, die schade aanrichten. De zeer vrije, maar juist daardoor zeer moeilijke practijk van het Gereformeerde kerkrecht, leidt vaak tot verwikkelingen, die niet zoo aanstonds te ontwarren zijn. Enkele broeders scheidden zich af. En ook zijn er hier en daar zekere leerverschillen gerezen.

Dit alles geven we volmondig toe.

Maar als ge nu een kenner van het verleden zijt, zeg ons dan, of u één tijdperk uit het leven der Christelijke kerk bekend is, waarin de protocollen van de kerkeraden en de annalen der historie u niet dezelfde klachte, soms nog veel erger te lezen gaven.

En kunt ge dat niet, en moet ge dus toestemmen, dat ons hierin een gemeen lijden met onze vaderen overkomt, zoudt gij daaraan dan een vrijbrief mogen ontkenen, om den dank op uw lippen te laten verstommen voor het vele goede, waarmee de Heere onze God ons beweldadigde en begenadigd heeft?

Zou dit voor uw hart, zou het voor de stemming van uw gemoed pleiten?

Ja vreest ge niet, dat ge juist door die ontevreden en klagende stemming van uw gemoed, het kwaad nog verergeren zoudt ?

Bij ons althans staat vast, dat, mits de beginselen ongeschonden blijven, dat gestadig klagen, en zoo ^óxvex •avcaxa& r danken, niet uit den Geest des Heeren is, tot kleinachting van Gods gaven verleidt, en zoo lijnrecht indruischt tegen wat de Psalmist ons toeroept: Vergeet nooit één van zijn weldadigheden, vergeet ze niet, het is God die ze u bewees.

Een kerkstaat zonder vlek of rimpel is op aarde nu eenmaal ondenkbaar.

Daar staat ons aller zonde aan in den weg.

Hoe blank ook de sneeuw van boven nederdaalt, ze kan deze zondige aarde niet aanraken, of ze wordt reeds daardoor be zoedeld.

En daarom doet ook ons blad aan dat pessimisme der ondankbaren niet mede. God de Heere zou rechtvaardig zijn, als Hij, om onzen ondank ons af te leeren, ons wat Hij ons schonk, weer ontnam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's

Oozaak van dank.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 januari 1896

De Heraut | 4 Pagina's