GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CCXVX,

GEORGE MARSH.

ïVreest niet voor degenen, die het lichaam dooden, " Met dit woord heeft de trouwe hemelsche Herder zijnen schapen den weg aangewezen, dien zij te houden hebben, wanneer geweld, vervolging en marteldood hen om der waarheid wil dreigden. Dien weg hield ook George Marsh. Deze man, geboortig van Diane in het graafschap Lancester, werd, na den dood zijner vrouw, door den Heiligen Geest aangevuurd, zich aan de Hoogeschool te Cambridge te bekwamen tot den dienst des Woords. Na voltooiing der studiën werd hij door de kerk van Langton, in Leccestershire gelegen, als prediker geroepen. Hij vond er Laurent Saunders als rector, terwijl hij diens hulpprediker werd. Van ^ezen Saunders en zijn marteldood hebben wij reeds gesproken. Hem volgde zijn medearbeider in den dood, toen de Roomsche dochter van Hendrik VIII den troon van Engeland beklommen had.

Marsh werd toen beschuldigd bij den graaf van Derby, eenen grooten vervolger van de geloovigen, en deze ontbood hem voor zijnen raad. Toen hij daar stond vroeg hem de rechter, of hij niet een dergenen was, die het zaad van tweedracht onder het volk uitstrooide, »0 neen, " antwoordde de gevangene, »zoo een ben ik niet!" ïMaar wat gelooft gij dan? " vroeg de graaf. Hierop beleed de martelaar zijn geloof in den Drieëenigen God; ook was de Heilige Schrift hem de eenige kenbron der waarheid, ïWat gelooft gij dan van het Avondmaal? " vroeg een priester, die daarbij stond, Maish antwoordde, dat alwie het HeiliglAvondraaalj^waardiglijk ontvangt, naar de instelling van Christus, het" vleesch en bloed van Christus eet en drinkt, met al de weldaden van Zijn dood en opstanding, tot zijne eeuwige gelukzaligheid, aangezien Christus overal is|enï^ookJ, tegenwoordig in zijn Sacrament, Toen de priester hierop vroeg, of hij dan aan de transsubstantiatieleer geloofde, Wantwoordde hij, dat hij niet meer kon zeggen dan wat hij gezegd had. De graaf was over dit antwoord zeer vertoornd en begon hem te dreigen. Daarop beproefde hij hem door schoone woorden van zijn geloof af te trekken. Maar Marsh bleef onverzettelijk en werd hiervoor in eenen duisteren kerker geworpen, waar hij God dankte voor Zijne genade, die hem gesterkt had in de ure der verzoeking.

Toch was zijn strijd nog niet ten einde. In de gevangenis werd hij door de priesters bezocht, en dan ontstonden gesprekken, waarin hij op allerlei wijze geplaagd werd. Zoo werd hem o.a, toegevoegd, dat al de aanhangers der hervorming geen voorspoed hadden, daar zij gedood en in de gevangenis geworpen werden. Steeds zijt gijliedenin gevaar voor uw leven, terwijl de aanhangers van de Roomsche kerk geluk hebben, waaruit blijkt, dat deze de ware kerk is. Doch Marsh liet zich door al deze dingen niet van zijn stuk brengen, »De Heilige Schrift heeft mij geleerd, " zeide hij, »dat wij de dingen niet moeten beooi-deelen naar den voor-of den tegenspoed, dien zij aanbrengen, maar naar de beteekenis, die zij hebben voor de eeuwigheid." Toen hem zijn verzoeker wees op zijn jeugd en zijne gaven, zijne moeder^enizijnej kinderen, die hij door zijne halsstarrigheid verliezen zou, verzekerde hij, dat dit hem even dierbaar was als anderen menschen, doch dat hij ze om Christus' wille kon verlaten.

Toen nu zijn rechter zag, dat Marsh, ondanks alle aanvallen, of liever juist daardoor standvastiger werd in de belijdenis van Christus, sloot die hem in het kasteel van Lancester onder een hoop dieven op. Doch ook daar bleef hij niet verschoond van bezoeken van priesters, die hem trachtten afvallig te maken.

Omstreeks dezen tijc kwam George Cotes, bisschop van Christus, te Lancesler, om den Roomschen eeredienst weer geheel te herstellen.

Bij dezen man werd onze George Marsh aangeklaagd, onder overlegging van zijne belijdenisschriften. Daar echter de kerkvorst niet lang daar kon blijven, nam hij den gevangene met zich mtê naar Chester, wierp hem daar in eene onreine gevangenis en sloot zijne voeten in ketenen, Eenigen tijd bleef de martelaar daar, toen hij voor den bisschop en zijnen raad geroepen werd, om ondervraagd te worden. Hier moest hij zich verantwoorden op zijne verklaring, dat de leer, in de dagen van Eduard VI geleerd, de zuivere en ware leer was. Marsh deed dit met een beroep op de Schrift, zoodat de bisschop niets tegen hem vermocht. Hij riep hem slechts toe, dat hij vol ketterij was. De martelaar kwam hiertegen op en beweerde, dat hij geen ander gevoelen omhelsde, dan dat met Gods Woord en de wetten des lands overeen kwam.

Ten slotte haalde de bisschop een geschrift uit den zak en begon des martelaars doodvonnis voor te lezen. Toen hij op de helft ervan gekomen was, riep de kanselier: ïHoud op, houd op; want indien gij verder leest, zou er geen kans meer zijn, om het vonnis te herroepen." Daarop vermaande hij Marsh de genade der koningin aan te roepen.

Doch de martelaar kon dit niet doen, daar deze toch niet kon geschonden worden dan op de verloochening van den Heere. Toen ging de bisschop voort met de voorlezing. Weer hield hij op en vroeg Marsh, of hij zich nog niet bedacht had. Hij antwoordde, dat hij even gaarne zou blijven leven als zij; maar dat, indien hij zijn Meester Jezus Christus verloochende, deze hem ook zou verloochenen voor zijn hemelschen Vader, Daarop werd het vonnis tot 't einde toe gelezen en Marsh, als ketter veroordeeld, aan den wereldlijken rechter overgeleverd. Deze wierp hem in een donker gat, Northgate genaamd, waar hij tot aan zijnen dood toe bleef.

Hier werd hij beroofd van alle menschelijke vertroostingen. Zelfs zijne vrienden mochten hem niet bezoeken. Wel gelukte het sommigen dezer hem te zien en te vragen hoe het hem ging, maar dit was ter sluiks. Doch hoe ook geplaagd, de martelaar bleef goedsmoeds en verkeerde in den gebede tot den Heere.

Eindelijk werd hij naar de stralplaats gevoerd. Daar gekomen bood men hem nog eenmaal de vergiffenis der koningin aan, als hij zijne belijdenis wilde verzaken. Hij bekende echter, dat hij haar voor zoo duren prijs van zijne ziel niet kon koopen. Toen zich wendende tot het volk, vermaande hij het. Hierin werd hij verhinderd door den beul, die hem toeriep: »George, het is nu geen tijd om te prediken." De martelaar berustte in het verbod en ontkleedde zich. De dienaren bonden hem toen aan den paal. Het vuur werd ontstoken, de vlammen gingen op. Het duurde echter zeer lang eer hij stierf. Zijne laatste woorden waren: sHemelsche Vader, ontferm U mijner." De dag zijns doods was de Z4e April 1555.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 augustus 1896

De Heraut | 2 Pagina's

De Martelaren

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 augustus 1896

De Heraut | 2 Pagina's