GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE STRIJDERS.

XXX.

Het eerste wat hertog Ulrich den volgenden dag deed, zoodra hij gelegenheid vond, was te trachten het huis weder te vinden, waar hij zoo vriendelijk was geherbergd. Dit ging echter niet zoo gemakkelijk. Want in den donkeren nacht had hij op den weg weinig kunnen letten, en als vreemdeling vond hij nergens iets, dat hem aanwees hoe hij geloopen had. Eerst den vierden dag slaagde hij tot zijn groote vreugd in zijn voornemen, en stond hij ten lange leste voor een huis, 'twelk hij herkende als dat, waarin hij kort geleden eenige uren had vertoefd, 't Was hem, gelijk te begrijpen is, minder om het huis te doen dan wel om nadere kennismaking met den bewoner, wiens woorden en daden beiden een diepen indruk op heer Ulrich hadden gemaakt.

„Wie woont hier? " vroeg hij een voorbijganger.

„Gij zijt zeker een vreemdeling, heer ridder, " was het antwoord. „Anders zoudt ge weten, dat hier Dr. Maarten Luther woont.

De hertog stoud zoo verwonderd, dat hij vergat dank te zeggen. Zoo was dan de man die hem ontvangen en in den nacht naar huis geleid en door zijn woorden verkwikt had, dezelfde wiens naam door heel Duitschland, ja, door heel Europa ging, wiens geschriften hem, Ulrich, zooveel licht en troost geschonken had den, dezelfde bij wien ook de keurvorst zoo vaaic raad en bemoediging zocht.

Hij liet den zwaren deurklopper vallen en trad binnen. Weldra stond hij in een eenvoudig vertrek, dat blijkens de vele boeken en schrifturen die verspreid lagen, den bewoner tot studeerkamer diende. Een oogenblik later trad Luther binnen, en beiden namen plaats.

„Ik had niet kunnen denken, dat de regen die mij vóór eenige dagen in uw huis bracht, aldus oorzaak zou zijn, dat iku leerde kennen, waarde doctor, " sprak de hertog; „wel stond het bij mij vast u te gaan opzoeken, doch nu is mij de weg geëffend."

„Nu gij dus weet wie ik ben, edele heer, sprak de bewoner, vergun mij te vragen: wie zijt gij? " Ulrich gaf op die vraag bescheid, en deelde tevens mee, door welke oorzaak hij zich thans hier bevond.

„Genadige Heer, " sprak Luther op den schertsenden toon, welke hem niet vreemd was, „op één punt stemmen wij alvast OTereen, schoon ik maar een arme doctor ben, en gij een groot heer zijt. De keizer is ons beider vriend niet, indien ik althans omtrent de zaken van uw land wel onderricht ben."

„Zoo is het, heer doctor. Doch vergun mij er bij te voegen, dat nog een tweede ons beiden gram is. Die woont te Rome en heet de paus.

„Ik dorst het niet uitspreken, " hernam Luther, „schoon ik het vermoedde: Ja het is zoo : de antichrist heeft zich opgemaakt tegen Gods rijk en gemeente. Doch laat ons niet vreezen. Immers, al spanden alle duivelen saam met geweld en list, en al waren alle keizers en pausen tegen ons verbonden, het zou hun niet baten. Want het Koninkrijk blijft aan Christus, en Zijn heiligen zullen de aarde beërven. Wat kunnen de vijanden hoogstens doen, dan ons alles afnemen wat we straks toch moeten achterlaten ? Doch wat blijft en eeuwig is dat ligt ver buiten hun macht en heerschappij."

Met ontroering hoorde hertog Ulrich deze woorden aan. Zijn verblijf aan het Saksische hof had weder sterk de hoop in hem verlevendigd, in zijn rijk te zullen worden hersteld. Hij wist nu, dat hij daarbij op vele en machtige heeren rekenen kon. Doch tegelijk liet het min of meer werkelooze leven, dat hij in deze dagen leidde, hem al den tijd om na te denken over zijn toestand, na de lang uitgestelde hoop op verbetering. Nu echter hoorde hij, hoe een man als Luther 'took niet van deze wereld verwachtte, maar van de toekomende, en de gunst van vorsten en aardschen voorspoed niet het hoogst achtte. En toch, dit wist hij, was deze Luther geen dweepzieke monnik, maar een vriendelijk, huiselijk man, die er van hield een lied te zingen, en vroolijk te zijn en te schertsen; in één woord, Luther verwachtte de aardsche dingen niet, noch het goede dat deze wereld door Gods genade biedt, maar wat het hoogste is achtte hij ook het hoogste.

„Voorzeker eerwaarde heer, " sprak Ulrich, „is het kostelijk aldus te gevoelen. Doch vanwaar zullen wij daartoe de kracht bekomen? Wanneer zij die tegen de waarheid zijn ons bestrijden, en wij ons troosten met de dingen die gij noemt, dan is er nog een andere vijand, die tot ons zegt: neen, ook dat rijk waarop gij hoopt, zal u ontgaan. Ik bedoel, gelijk ik u zeggen kan en wil, ons hart dat ons veroordeelt. Onze zonden en ongerechtigheden kunnen ons nog zwaarder drukken dan alle last der wereld, en ons eigen kwaad kan ons meer ten vijand zijn dan alle grooten, die tegen ons saamspannen."

De hervormer zag zijn gast een poos ernstig aan, en spirak toen: „Mijn lieve heer! ik geloof, dat ik u versta.

Onze zonden zijn nog meer onze vijanden dan al wat buiten ons is. Zij beletten ons vrede te hebben met God, en rust te hebben, bij al de onrust hier beneden, door de wetenschap dat ons gebouw is eeuwig in de hemelen. Ik heb ook dien toestand gekend."

„En toch spreekt gij thans zoo, dat ik gevoel hoe het bij u anders is dan bij mij, " sprak Ulrich. „Zie, doctor, ik kan niet doen als velen die de zonden hunner jonkheid maar vergeten, en over veel wat geschied is maar nooit denken."

„Dat baat ook niet, " sprak Luther, „doch er is een andere en betere weg, dien ik zelf ook heb leeren bewandelen. Laat ons samen het Credo spreken." (De XII geloofsartikelen).

Luther begon: „Ik geloof in God den Vader" en de ridder sprak meê. Zoo gingen zij voort tot zij kwamen aan de woorden: „Ik geloof de vergeving der zonden."

Hier hield Luther op.

„Zeg mij nu eens, genadige heer, " zoo sprak hij, „gelooft gij dat ook? " „Zeer zeker."

„Welnu, wees dan getroost. Want wie waarachtiglijk gelooft de vergeving der zonden door het bloed onzes Heeren Jezus Christus, die is gerechtvaardigd. Dit is een zeer wonderlijke zaak, die uw verstand niet vat, en het mijne evenmin. Doch het is ook geen zaak van het verstand maar van het geloof. Er staat geschreven: Wij dan gerechtvaardigd zijnde uit het geloof hebben vrede hij God."

Hertog Ulrich was een forsch man. Toch was het hem onmogelijk de tranen te weerhouden, die hena in de oogen kwamen, nu Luther hem eenvoudig den weg aanwees, waarop ook hij, de hervormer zelf, eens vrede had gevonden. Deze ging intusschen voort: „Het gaat u als mij, schoon op andere wijs.

Gij hebt door uw goede werken uw booze willen wegdoen. Maar dat gaat niet. Christus is de Man, die de zonden kan wegnemen. En al deedt gij louter goede werken, uit de werken zal geen vleesch gerechtvaardigd worden."

Daarom zeggen wij met Paulus den apostel: Wij besluiten dan dat de mensch gerechtvaar digd wordt door het geloof alleen, zonder de werken der wet. Wel staat er dit woord alleen niet bijgeschreven, doch het is toch duidelijk alzoo bedoeld, gelijk ieder zien kan. Christus doet niet de helft en wij de andere. Hij is een volkomen Zaligmaker, ook daarom dat Hijhtt doet en Hij alleen."

Wat er nog meer besproken werd moeten we, om niet te uitvoerig te worden, laten rusten.

We voegen er alleen nog bij, dat de hertog het huis verliet met het gevoel van iemand, die van een zwaren last, welke hem jaren drukte, is ontheven. Hij gevoelde zich wonderlijk gesterkt, en vol dank aan God en aan den ilienaar Gods, aan Luther. Die dankbaarheid is hem ook heel zijn leven bijgebleven. Hij kon nu des Heeren tijd beiden met de gerustheid van een, die wist, dat wat op aarde hem ook toegedeeld of ontnomen werd, hem niets zou kunnen scheiden van de liefde Gods, noch hem de erfenis in de hemelen ontnemen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 november 1898

De Heraut | 4 Pagina's