GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Zie de mensch”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zie de mensch”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jezus dan kwam uit, dragende de doornenkroon, en het purperen kleed. En [Pildtus] zeide tot hen: ie, de mensch. Joh. 19:5

Stel, Jezus ware opgetreden en zijn gewelddadigen dood tegengegaan, toen de Syriërs, de Egyptenaars ot de Parthen nog meester van Jeruzalem waren, en immers de rechtbank of de rechter zou zonder zweem van verzet in Jezus dood bewilligd hebben. Wat gaf onder zulke volken een rechter om eens menschen leven ?

Doch dan zou wel die Parth of die Syriër of die Egyptenaar zich aan Jezus vergrepen hebben, maar de wereld als zoodanig zou niet aan den gerechtelijken moord van Gods eerstgeborene schuldig staan. Het zou een particulier schandstuk van dezen satraap of van dat rechtsverkrachtend volk zijn gebleven, en ons als menschheid niet aangaan.

Christus” kerk heeft dat gevoeld, en daarom in haar geloofsartikelen er bij beleden : geleden onder Pontius Pilatus. Niet als een overtolligheid. Niet als herinnering aan een toevalligheid, die tot de zaak niet afdoet. Neen, als een stuk belijdenis, alsof ze zeggen wilde : De Keizer van Rome was heer der gansche wereld; in gansch de wereld was geen edeler ontwikkelde rechtsspraak dan die van den Romeinschen rechter uitging; en in naam van dien Keizer der gansche wereld is door wie als rechter in die hoogst ontwikkelde rechtsspraak optrad, Jezus overgegeven tot den wreeden kruisdood. Zoo dus staat heel de wereld aan zijn harden dood schuldig, en was het 't hoogste recht, onder menschen pevonden, dat zich aan Jezus vergreep. Zoo IS het wel waarlijk de wereld als wereld, de menschheid als menschheid, die Jezus ten doode verwees, en kan niemand onzer zijn handen in onschuld wasschen, maar hebben wij allen saam ons aan te klagen en onze doodschuld te belijden voor God.

Daarom-is het dan ook, dat de Evangelisten ons van het proces bij het Sanhedrin zoo, kort, van het proces bij Pontius Pilatus zoo omstandig bericht geven.

Niet op wat het Sanhedrin in wild fanatisme uitgilde, maar op hetgeen Pontius Pilatus in kalm uitgesproken vonnis zou oordeelen, kwam het hier aan.

En Pilatus is er voor teruggedeinsd.

Hij heeft gevoeld dat het onrecht was. Hij heeft niet gewild, hij heeft eerst niet gedurfd. Hij heeft zich uitgeput in uitvluchten, om het Sanhedrin den mond te stoppen. Willens en wetens iemand, wiens schuld verzonnen wa», wiens onschuld zonneklaar bleek, toch aan den scherprechter over te geven, was voor een romeinsch rechter gruwelijk, laf en eerloos.

En dat Pilatus in die worsteling ten leste toch bezweek, dat was óns bezwijken; de rechtsverkrachting aan Hem, die stierf om óns recht bij God te herwinnen.

Slechts één ontkomen ware nog denkbaar geweest: het menschelijk gevoel had nog tegen die rechtsverkrachting in verzet kunnen komen.

Op het plein van Gabbatha stond het zwart van menschen. In de harten dier menschen was tweeërlei trek. Eenerzijds de wreedheid, die geniet in het zien van pijn. Maar ook anderzijds de menschelijkheid, die deernis voelt opkomen bij het aanzien van het verkoren slachtoffer.

Op dien eersten trek loerden de Overpriesters met hun handlangers, en met wild gebaar ontvonkten ze in het hart van die te hoop geloopen menigte dweepzieke wreedheid, al roepende en gillende: Aan het kruis met dien onverlaat. Neem weg, neem weg. Met hem in den dood !

Pilatus nu waagde het, tegenover de mannen van het Sanhedrin, op dien tweeden trek, op het menschelijk gevoel, op den trek van deernis en van medelijden met het slachtoffer. Iets wat te meer beloofde, zoo hij, de straffe Romein en de strenge Rechter, dat menschelijk gevoel prikkelen ging.

Hij kwam uit de raadszaal weer naar buiten, en staande op de pui van het rechthuis, sprak hij kortelijk de schare aldus aan: „Zie, ik breng Jezus tot ulieden nogmaals uit, opdat gij wel weet, dat ik in hem geen schuld vind.”

En toen liet hij door zijn gerechtsdienaren Jezus zelven uit de raadszaal naar de pui uitbren gen, niet in het kleed van den gehaten Rabbi, maar verkleed als spotkoning. Met een rood purperen mantel om de schouders, een kroon uit doornen gevlochten op 't hoofd, en met een stuk riet, alsof het een scepter ware, in de hand.

En toen nu al het volk, in een eerste oogénblik van verrassing, Jezus zwijgend aanstaarde, gebruikte hij dit oogenblik, om korter nog, zooals een Romein sprak, de schare toe te roepen: Zie, de mensch.

Hij rekende daarbij op de tegenstelling. Dat spotgewaad, en dat stille, heilige gelaat van den Christus, die rustig-teedere en toch zoo ontroerende verschijning van heel Jezus' persoon.

Zie, alsof hij zegge wilde, vergeet nu eens een oogenblik al dat wild geroep, en die bloeddorst van uw leiders. Ontsluit uw oog voor de werkelijkheid, en zie toe wie daar voor u staat.

Zie, de mensch. Denk nu niet meer aan den Rabbi, niet meer aan die harde beschuldigingen. Heb nu een oog voor den mensch, voor XVH slachtoffer. En als dan in uw eigen hart de mensch, uw menschelijk gevoel nog spreekt, zeg dan zelf, is dat nu een mensch om hem zonder oorzaak te dooden.

Het is zoo, misschien had Pilatus sterker uitwerking bereikt, als hij dat spotgewaad had weggelaten; maar hij rekende blijkbaar ook met het effect, dat spot soms uitoefent, om den ernst te breken.

Het geroep was van het Sanhedrin uitgegaan, dat Jezus een valsche Messias was, en dat had het volk tegen Jezus opgewonden. Dat had de schare in ernst warm gemaakt. Daartegen ging haar schetterend roepen uit.

Kon dan niet een belachelijk maken van zoo dwaze pretentie dien ernst van het volk ontzenuwen ?

Die spotkoning zou gevaar opleveren van als wezenlijk Messias zich op te werpen! Maar wat anders was dat, dan de inbeelding der dwazen. Wat was voor Rome, wat voor de Joden te duchten van dezen machteloozen, zoo schier onnooz'len mensch?

Van gevaar geen zweem of schijn. Van poging tot het grijpen naar de oppermacht niet het flauwste denkbeeld.

Hier was geen pretentie, en ook al mocht hij zich „koning" genoemd hebben, in zoo dwaas beweren lag geen schijn van ernst.

Zie, zie hem aan. Is dat een belager van uw volksrust ? Is die Jezus er de man naar, om uw staat onderstboven te keeren?

Zie, de mensch. Wat is hij anders dan een mensch als andere menschen. Misschien met geestelijke afdeling en inbeelding behebt. Maar gelijk hij daar staat, toch eer een hulpelooze dan een verontrustende gestalte.

Denk nu eens niet aan wat u is ingefluisterd, maar zie hemzelven aan.

Het is toch een mensch, die daar voor u staat, en is er dan in uw menschelijk hart voor dien mensch geen deernis?

Pilatus' toeleg slaagde niet.

Wat hij verkreeg, was alleen, dat ook het menschelijk gevoel zich tegen Jezus verhardde, en hierdoor aan zijn lijden nieuw en bitter leed toevoegde. Want niets doet zoo bitter aan, dan te ontwaren, dat zelfs het gewone menschelijk voelen van uw medemenschen, u in heeten, blinden hartstocht onthouden wordt.

Niemand kan nu zeggen, dat wel de machthebbers zich aan Jezus vergrepen hebben, maar dat toch het volk voor den onschuldige riep, en dat toch het menschelijk gevoel in deernis voor Jezus opkwam. Neen, met macht, en recht spraak, en volksplebisciet, en menschelijk gevoel, kortom, met alle energieën van ons menschelijk hart en ons menschelijk leven, hebben wij ons tegen Jezus gesteld, en door niets is de wilde hartstocht, die tegen Jezus woedde, gebroken.

Dat: Zie, de mensch, door Pilatus uitgeroepen, en door het volk met nieuw gegil om zijn bloed begroet, voleindde veeleer de schuld der wereld, waarmede ze zich aan den heilige bezondigd heeft.

Er is meer.

Gelijk in Cajaphas zeggen : Het is goed dat er één voor het volk sterve, een diep-profetische waarheid school, waarvan hij zelf niets vermoedde, zoo sprak ook Pilatus in dit: Zie, de mensch, een mysterie uit, waarvan hij zelf niets giste.

Maar ook de Kerk van Christus heeft dat: Zie, de mensch, dat: Ecce, homo, beluisterd, en zij heeft in het geloof dat mysterie gegrepen.

Wat de wereld mist, wat de wereld in al haar geestelijke worstelingen zoekt, is juist de mensch. Niet den ontzonken mensch, dien ieder in zijn eigen hart vindt, noch den ontvallen mensch dien we telkens in elkander ontmoeten, Neen, maar den mensch, die ons met ons tnensch zijn weer verzoenen kan. De mensch, om mee te dwepen. Een mensch, om ons tot ideaal te wezen. Een mensch, die ons opheft uit onze vernedering, en die ons weer hergeeft wat we in ons zelven als mensch altoos missen.

En op dat zoekend vragen heeft de Kerk van Christus het antwoord in het: Ecce, homo, het antwoord in het: Zie, de metisch, verstaan.

Die eenig ware mensch, dat is haar Christus geworden.

En in dit mysterie verandert voor haar zielsoog het spotgewaad in heerlijke werkelijkheid.

Die mensch, omdat hij alleen waarlijk mensch was, is niet een spot-vorst, maar onzer aller Heer en Koning.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 maart 1900

De Heraut | 4 Pagina's

„Zie de mensch”

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 maart 1900

De Heraut | 4 Pagina's