INGEZONDEN STUKKEN.

(BtdUn verantwoordelijkheid van de Redactie).

A au de Redactie van „De Heraut.”

Geachte Redactie,

p Het stuk, getiteld: „Ter Inlichting" van A Ds. C. C. Schot Cz., Deputaat naar Art. XIIIAHBPtt D. K. voor Overijsel, is door ons met opmerkzaamheid gelezen. Dat het ons eenig nieuw licht heeft gebracht, kunnen wij niet zeggen. De mededeelingen van den heer M. Ubbens Penningm. Art. 13 D. K. voor Groningen (zie Be Heraut No. 1212) zullen het Ds. Schot wel duidelijk gemaakt hebben, dat het ZEerw. aan voldoende inlichtingen ontbrak, om eent juist oordeel over het punt in quaestie te kunnen vellen.

Ds. Schot beschuldigt de Deputaten van Zuid-Holland, dat zij hunne bevoegdheid zijn te buiten gegaan, door te doen wat het werk der t Generale Deputaten is. Deze beschuldiging noemen wij ongegrond.

De Deputaten van Zuid-Holland hebben bericht ingezonden aan de Generale Deputaten, dat de kerken van Zuid-Holland, wegens aan­ n zienlijke verhooging van uitgaven, niet meer dan / 500, — zouden kunnen opbrengen aan de Generale Kas voor het jaar 1900—1901. Het hoogtepunt (niet het „hoogste punt, " zetfout van Be Heraut) was h. i. bereikt.

Nu moet men weten, dat de kerken van Zuid-Holland ten vorigen jare waren aangeslagen op / 720, —. En ofschoon zij eene verhooging van uitgaven in eigen kring hadden van / 1600, —. zegge / 1600, — hebben nochtans Deputaten gemeend geen steun te moeten aanvragen, maar nog / 500, — steun te moeten aanbieden.

Zijn ze. daarin hunne bevoegdheid te buiten gegaan ?

Hebben ook niet de Deputaten voor Overijsel vastgesteld, wat de kerken in hunne Provincie zouden kunnen doen, en welke som zij dientengevolge uit de Generale Kas dienden te n ontvangen? En toch konden deze kerken nog ('t is voor een gewoon mensch wel wat onbegrijpelijk) den omslag van /640, — aan de Gen. Kas voldoen.

Aan zoodanig „spelen met woorden" doen wij in Zuid Holland niet mee. Voorts heeft Ds. Schot ons er aan herinnerd, dat in Art. 163 der Acta van Middelburg de draagkracht der Provinciën is aangewezen. Doch daarmede heeft hij het zwaard tegen zichzelven gekeerd. Immers, volgens Art. 163, waarin Overijsel is gezet op 8 procent, zouden de kerken dezer Provincie met hare tien predikants-weduwen, niet meer mogen aanvragen uit de Gen. Kas dan de som van ongeveer/1100, —, terwijl zij hebben aangevraagd / 2805, 50, zegge 72805, 50 !

Volgens datzelfde Artikel hadden de kerken van Zuid-Holland van de andere Provinciën kunnen vragen een som van ongeveer ƒ 5000, wijl zij meer dan een vierde van al de emeritipredikanten etc. voor haar rekening hebben.

Hadden zij echter dien weg bewandeld, dan zou de Regeling van 1896 reeds in 1898 onuitvoerbaar zijn geweest.

Volgens den rooster van Art. 163 staat Zuid-Holland op 18 procent. Welnu, Zuid-Holland betaalt, zie de berekening van den heer Ubbens, ruim 28 procent.

Is het nog niet voldoende?

In de Provincie Gelderland doet men nog altijd, alsof de oude Regeling nog bestaat. Men houdt in de kerken collecten voor de verzorging naar Art. 13 D. K. Drie collecten waren volgens t besluit der Geld. Prov. Synode in 1900 voldoende. Zoo ging het vóór 1896 ook Ofschoon er volgens de Regeling van 1896 minstens zes collecten moeten worden gehouden, daar de uitgaven meer dan verdubbeld zijn.

Maar worden nu de drie collecten in de Prov. Gelderland gehouden? Be Geldersche Kerkbode van 26 Jan. j. 1. geeft het antwoord. In de Classe Zutphen bleven 5 collecten k achter. In de Classe Ape'doorn ï8 collecten. In de Classe Arnhem 14 collecten. In de Classe Tiel 10 collecten. Terwijl de Classe Harderwijk in het geheele jaar maar / 81, 421/3 opbracht.

't Is wel gemakkelijk. Het ontbrekende wordt maar uit de Generale Kas aangevraagd. Terwijl de Prov. Gelderland zelf maar / 1480.— bijeenbrengt, vraagt zij uit de Generale Kas een steun van / 1500, —. Is het dan wonder, dat het met de Verzorging naar Art. 13 D. K. vastloopt ? Hadden de Generale Deputaten niet tegen zulke hooge aanvragen moeten protesteeren ?

Verbeeld u: de kleinste kerk in de Classe Leiden draagt per jaar nog meer bij voor Art. 13 D. K., dan de gansche Classe Harderwijk in 1900 heeft gecollecteerd.

Het wordt tijd, dat deze feiten publiek gemaakt worden.

Onzen dank aan Ds. Schot, dat hij er ons toe noodzaakt.

Ter wille van onze oude dienaren, en van e weduwen en weezen onzer in den Heere ontslapen landgenooten ware het toch zoo gewenscht dat de Regeling der Synode van Midelburg van kracht konde blijven. Verandering 4 aarin belooft in geenen deele verbetering te zijn." „Nervus rerum" blijft toch het geld.

En de Regeling van 1896 behoeft niet vernderd te worden, indien maar al de kerken lle krachten inspannen, om er aan te voldoen.

’t Is een eerezaak voor onze kerken, dat verete men niet.

Wee harer, indien hare oude dienaren en are predikants-weduwen en weezen moeten A lagen bij den Heere Zebaoth, wijl er niet voloende in hunne nooddruft wordt voorzien.

HetModeramen der Beputaten in Zuid-Holland, E. DouMA, Voorz.

W. B. RENKEMA, Secref.-Penningm.

Rijnsbtirg, 15 April 1901.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen