GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INGEZONDEN STUKKEN.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gel. in den Heere Jezus Christus!

(Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie)

De Ileere zij geprezen, Die tot dusver onze pogingen zoo rijkelijk heeft willen zegenen I Hartelijk dank ook zeggen wij aan allen, die aan de inspraak van hun hart gehoor gaven, om in dezen grooten nood zoo spoedig hulp te bieden. Sommige gaven waren zoo treffend, o. a. van eene arme weduwe, die weken had gespaard om i'én gulden te kunnen zenden; inderdaad het penningske der weduwe; anderen die zich beijverden om in eigen kring te collecteeren; zelfs vergaten ons de broeders in Amerika niet; en dan nog sommige koninklijke gaven, waarlijk daarop mogen wij zeker, èn voor de ijverige medewerkers èn voor de school des Heeren zegen verwachten. Te meer, waar bij zulk ijveren, het gebed voorzeker niet achterwege zal blijven.

Maar !och, is het niet beschamend ook voor zoo zeer velen, die aan onzen noodkreet tot dusver in het geheel geen gehoor gaven?

Als ieder, zonder uitzondering, één steentje slechts had bijgedragen, dan waren wij nu reeds geholpen geweest. Thans hebben wij de helft van het benoodigde kapitaal bijeen. Vierduizend gulden zijn nog noodig tot voltooiing van den bouw.

Gel. broeders en zusters, gij, die nog niets deedt voor de geestelijke ellende in onze kolonie, wij bidden u om Gods wil, helpt ons nog spoedig! Zoo ooit, dan mogen wij op dezen arbeid des Heeren, rijken zegen verwachten. De onderbouw wordt reeds met kracht voortgezet en als spoedige hulp ook voor het verder benoo digde komt, kan met den bovenbouw worden aangevangen, tot de benoeming van onderwijzers worden overgegaan en eene „school met < ien Bijbel" nog tegen den zomer hier worden geopend. Dat geve de Heere!

Met heilbede en broedergroete,

Uw dankb. dw. br. in Christus.

Ds. G. J. W. AALDERS.

Nieuw-Dordrecht, Januari 1903.

P.S. Vriendelijk verzoeken wij alle Christelijke bladen, den nood onzer veenkolonie verder te willen aanbevelen.

Geachte Redactie!

Vergun mij na het uitvoerige antwoord van Prof. Rutgers nog oen enkel woord!

De vraag was, of in 1892 „over en weer was toegegeven, dat de Kerken later over dat beginsel (n.l. dat de Kerk een eigen inrichting hebben moet) mochten oordeelen."

De Redactie beweerde dit en ik had vriendelijk verzocht, bewijs te leveren, dat dit naar waarheid geschreven was.

Het stuk van Prof. Rutgers heb ik aandachtig gelezen, doch ik heb ook hierin geen bewijs kunnen vinden.

Wel beroept Prof. Rutgers zich ook op het schrijven van Ds. Liltooy in De Bazuin, doch Ds. Littooy zelf verklaarde mij, toen ik hem op onze laatste curatorenvergadering de zaak mededeelde, dat hij in dit geschil geheel aan juijne zijde stond.

Prof. Rutgers beweert aan het slot, dat de bedoeling der wederzijdsche verklaringen in 1892 ook in de Chr. Geref. Synode goed begrepen is, hetgeen hieruit blijkt, dat in onze Acta wel genotuleerd staat, dat alleen de regeling dezer zaak overblijft voor de e.k. Synode, doch dat men den nadruk moet leggen op Synoii^ in het enkelvoud, en niet moet lezen, alsof er stond: voor de e.k. en alle latere SynO(^««.

Laat ik hiertegen mogen opmerken, dat te Amsterdam aan onze Synode eene voorloopige regeling door de Deputaten aangeboden werd. Sommige afgevaardigden achtten eenige punten dier regeling in strijd met het beding, inzonderheid 4'b. Hierop zeide één der Deputaten: „Voorloopig" erlangt den nadruk. Het contract met • de V. U. bevat de bepaling, dat het van weerszijden opzegbaar is. Voor één jaar laten wij het doorloopen. Gelijkstelling tusschen de Theol. School en de Theol. Faculteit is alleen hierin te vinden, dat beide diensten bewijzen. Toen de Voorl. Synode te 'sHage het beginsel aanvaardde van het hebben eener eigen inrichting, is in het vierde punt, op verzoek onzer Deputaten uitdrukkelijk vermeid, dat „alleen de regeling dezer zaak overblijft voor de e.k. Synode."

Het is duidelijk, dat hier geen tegenstelling gemiiakt wordt tusschen de e.k. Synode en de latere Synoden; maar tusschen de zaak en de regeling dezer zaak.

Prof. Rutgers leidt uit de woorden iets af, Mat er niet in ligt en waaraan niemand zelfs gedacht heeft.

Integendeel geef ik u de verzekering, dat, indien de Ned. Geref. Broeders hadden geeischt, dat de latere synodes wel over de zaak mochten oordeelen, er van de vereeniging in 1892 niets gekomen was.

Ik was destijds predikant te Heerenveen; nog ievendig herinner ik mij, dat er door de Prov. Verg. van Friesland een ernstig onderzoek ingesteld werd, of de Ned. Geref. Br. aan de bedingen van Leeuwarden hadden voldaan. Een zeer scherpzinnig lid dier vergadering wees op het gevaar, dat in die „mitsen" school, hij duchtte groote moeite in de toekomst; doch Ds. J. van Andel (Eia, quantum mutatus ab illo) overtuigde ons, dat de eigen inrichting geen gevaar te duchten had. Wij vertrouwden hem ten volle. Had hij zelf niet altijd voor dat beginsel, nog wel met beroep op Gods Woord, ten krachtigste geijverd?

Ook te Amsterdam nog waren sommigen niet gerust; ik zelf heb gedaan, wat ik kon, om die broeders te overtuigen, dat zij geen wantrouwen koesteren mochten.

Hebben wij dan gemeend en meenen wij nog, dat dit beding niet aan Gods Woord mag getoetst worden; dat het een eeuwig edict is, dat het vaststaat tot den jongsten dag?

Wie onzer heeft zulks ooit beweerd ?

Prof Rutgers behoeft dit gevoelen niet 'te bestrijden, wijl het bij niemand onzer gevonden wordt.

Het is geheel wat anders, of iets van zelf spreekt en of iets bepaaldelijk overeengekomen is.

Het laatste is door u beweerd; voor die bewering vroegen wij bewijs.

Prof. Rutgers zelt verklaart, dat hetgeen tusschen de Synode van Leeuwarden en 'sGravenhage is overeengekomen, formeel gecoördineerd is met de Formulieren van Eenigheid, de kerkenordening enz. Veronderstel eens, dat iemand schreef: „over en weer is men te Amsterdam overeengekomen, dat latere synoden over de Belijdenisschriften mochten oordeelen"; of „over en weer is men overeengekomen, dat latere synoden mochten oordeelen, of de lijn der doleantie ook moet worden doorgetrokken op die jilaatsen, waar reeds eene Chr. Geref. Kerk is? " Hij zou dit met hetzelfde recht kunnen doen.

Vandaar, dat wij volhouden te verklaren dat men niet overeengekomen is, dat de latere Synoden over dat beginsel mochten oordeelen. Of wij dan niet, wat in theorie wordt toegestemd (nl. dat alles examinabel is aan Gods Woord) in de practijk weer ten deele verloochenen?

Neen, in geenen deele!

Wij bedoelen niets anders dan wat Prof. Rutgers zelf met deze woorden uitdrukt:

„De vereenigde Kerken hebben op dit punt eene zedelijke verplichting, eene verplichting tegenover elkander en tegenover al hare leden, de verplichting n. 1. om geen misbruik te maken van de meerderheid enz."

Prof. Kuyper heeft ons gevoelen zeer schoon teruggegeven, toen hij in de Acta der Synode van Dordrecht liet opnemen:

„Vloeien toch twee groepen van kerken ineen, beide met de betuiging, dat de kerken eene eigene inrichting voor de opleiding van Dienaren des Woords moeten hebben, dan zou het alleen bij stuitend bedrog of opzettelijk oneerlijke onderhandeling denkbaar zijn, dat men hetgeen het beding inhield, alsdan niet terug vond als welgefundeerde overtuiging van alle kerken saam."

In de Heraut van 5 Nov. 1893 schreef Z.H.G.: „Wij meenen recht te hebben tot de verklaring, dat de opinie gevestigd is, dat de Kerken haar eigen inrichting hebben en behouden moeten. De Kerken, saam vloeiende, hebben over en weer verklaard, dat zij een beginsel waren toegedaan en dat dit beginsel inhield het hebben en handhaven van een eigen inrichting voor de Theologische opleiding. Als Kerken zoo spreken, doen ze dit voor Gods aangezicht en in Jezus' Naam en dan weten ze hiermee van elkander, dat aldus en niet anders over en weer de overtuiging bestaat."

Wij kunnen onze opvatting niet beter weergeven dan met deze gulden woorden van Prof. Kuyper. Nochtans geven wij toe, dat de overtuiging der Kerken, voor Gods aangezicht en in Jezus naam uitgesproken, veranderen kan. De Kerken kunnen inzien dat ze gedwaald hebben; zij, wier oogen voor die dwaling geopend zijn, kunnen inwerken op anderen, en als zoo goed als alle Kerken die dwaling ook erkennen, dan kan de Synode uitspreken, dat de Kerken van overtuiging veranderd zijn en wat in '92 overeengekomen is, losgelaten hebben. Doch nu te verklaren: „Wij zijn over en weer overeengekomen, dat latere Synodes over dit beginsel mogen oordeelen", klinkt in mijn ooren als: „wij hebben dit, vi coacti, toegegeven onder voorbehoud, dat we alle krachten zullen in spannen, er zoo spoedig mogelijk af te komen en als we op onzen weg tegenstanders ontmoeten, dan zullen we hunne „houding" betreuren."

Hier is het misvei stand waarvan Prof, Rutgers gewaagt.

Prof. Rutgers hoopte dat het beginsel der eigen inrichting spoedig zou worden losgelaten; wij daarentegen, dat het, zoo al niet in theorie, dan toch in de praktijk zegevieren zou. Wij geven den moed nog niet op. Wie dreigt moedeloos te worden, leze en herleze de schoone woorden van Prof. A. Kuyper en de stukken van Prof. Bavinck in de Bazuin (Juli en Aug. '02).

Na minzame groete,

Uw Dr.

J. WESTERHUIS.

Groningen, 8 Jan. '03.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1903

De Heraut | 4 Pagina's