GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VOOR ANDEREN.

XVII.

Een man van kennis en wetenschap houdt in den regel wat hij weet niet voor zich zelf. En dat is prijselijk. Zulk een kan anderen van groot nut zijn. Doch als hij zijn kennis alleen voor zich houdt, en niet ten bate van anderen gebruikt, heeft hij ook alleen genot voor zich zelf en veel minder dan wanneer hij uitdeelt. De Heere God geeft ons velerlei, ook wijsheid en verstand, maar Hij wil dat we met Zijn gaven winst zullen doen, en dat kan alleen als we er anderen mee dienen, en daarin en daar door den Heere bovenal.

Zoo kon dan ook onze Nieuwentijd niet nalaten anderen deelgenoot te maken van wat hij zelf wist. Daartoe noodigde hij zijn bekenden en vrienden bij zich in het groote huis, waar ruimte genoeg was. Allen kwamen gaarne en niemand had er spijt van. Want de gastheer onthaalde hen niet alleen behoorlijk, maar wist ook heel den avond het gezelschap bezig te houden. Daartoe dienden de natuurkundige werktuigen en allerlei, dat hij voor studie en liefhebberij had verzameld, en vooral hetgeen onze geleerde dokter er bij sprak. Hij deed allerlei proeven, om den vrienden duidelijk te maken, hoe het toegaat in het groote rijk der natuur, en welke wetten en regelen daarin, zoover wij weten, heerschen.

Dat vonden de vrienden natuurlijk recht aangenaam te zien en te hooren. Zoo'n burgemeester hadden ze toch nog nooit gehad, 't Was zoo goed bevallen, dat ze gaarne nog eens weer wilden komen. Dit begreep de gastheer ook, en daarom stelde hij hun den eersten den besten keer voor, een genootschap op te richten, dat zich onder zijn leiding met de beoefening der natuurkunde zou bezig houden. Dat werd goedgevonden, en zoo kwam men dan voortaan geregeld bijeen en hield zich zeer leerzaam bezig. Zeker was dit veel beter dan het ijdel geklap en gesnap, waarin niet zelden de avond door een gezelschap wordt doorgebracht.

Het best echter was, dat Nieuwentijd zijn kennis en zijn uileggingen aanwendde om steeds te wijzen op den Heere God, Zijn macht, wijsheid en verstand. Hij had zelf ervaren wat het was, te leven niet alleen builen God, maar ook in de volkomen onzekerheid of er wel een God is. Daarom was het nu zijn doel en lust op alle wijs duidelijk te maken, hoe we overal de hand des Heeren kunnen zien, die als een wijs Werkmeester de aarde heeft toebereid en al wat daarin is. Dat leert ons de Schrift als ze Jn Romeinen i : 20 zegt: eü onderrichter der onwijzen, • en een leermeester der onwetende, hebbende de gedaante der kennis en der waarheid in de wet.

Het duurde niet lang, of de Purmerenders waren overtuigd, dat zij in Nieuwentijd een voortreffelijken burgemeester hadden, die tege lijk wel burgervader mocht heeten. Vriendelijk en voorkomend jegens iedereen, wist hij aller harten te winnen. Voor de stad deed hij wat hij kon, ook om-haar bloei te bevorderen, en zoo kan 't ons niet verwonderen, dat hij er zelfs tot in deze eeuw toe, met dankbaarheid werd herdacht.

Op zekeren dag ging onze burgemeester uit om te zien naaf een werk, dat een heel eind weegs buiten de stad verricht werd, waar men een nieuwen weg aanlegde. ~ Op den terugweg kwam hij voorbij een boerenwoning. De vrouw stond aan de deur, en onze Nieuwentijd maakte een praatje met haar, terwijl hij — hij was tamelijk dik — zich op de bank neerzette, die voor het huis stond.

Al luisterende vernam onze burgemeester, dat de boerin een weduwe was met vele kinderen, en groote moeite had voor die allen den kost te vinden. Trouwens, al wat Nieuwentijd rondom zich zag, getuigde dat hier vroeger meer wel vaart had geheerscht dan nu,

„En, " zei de boerin, „wat nu het ergst is, mijn oudste zoon die mij trouw hielp, is lang ziek geweest. Nu is hij beter, zeggen ze, maar hij kan toch niets doen, en als hij even opstaat is hij dadelijk weer moe."

Onze burgemeester vroeg, of hij den jongen eens mocht zien, en stapte toen naar binnen. Daar zat een jonkman van een jaar of zeventien, die er treurig, mager en slap uitzag. Onze burgemeester begon vriendelijk met hem te spre ken, terwijl de moeder er bij stond. Ten laatste sprak ze:

„U lijkt wel een dokter, mijnheer."

„Dat ben ik ook, " was het antwoord.

„Weet u dan ook wat hem scheelt, want hij is toch, dunkt me, nog niet beter."

„Neen zeker niet, maar ik zal hem wel wat sturen, als ge 't goed vindt."

De vrouw zette een bedenkelijk gezicht, en Nieuwentijd, die begreep waarom, sprak:

„Wees maar gerust: we zullen dat we vinden."

Twee uur later kwam aan de boerderij een man, die een groote mand bracht, en zei dat hij van den dokter kwam. De boerin schrikte. Als haar jongen dat alles moest innemen! De mand werd uitgepakt en gelukkig, er zaten geen drankjes in of pillen, maar een groote voorraad eieren, grutten, vleesch en een paar kruiken bier. Moeder en zoon en de overige kinderen keken verbaasd, maar de man zei verder niets, nam de mand, ging heen, en wat in de mand was, werd trouw door den zieke ingenomen, al was 't niet om 't uur.

Een poos daarna k ''am er weer een mand met het noodige. Zoo ging 't voort, tot de zwakke weer geheel op de beenen was.

Wie alles gezonden had, merkte de boerin eerst jaren later, toen zij in de stad komende, een heer zag, die, zei men, de burgemeester was. Zeker heeft ze hem wel eens hartelijk bedankt.

AAN VRAGERS

Hoe hebben we te verstaan wat geschreven staat in Jesaja 40 : 12.

We lezen daar:

Wie heeft de wateren met zijne vuist gemeten, en van de hemelen met de span de maat genomen? En heeft met eenen drieling het stof der aarde begrepen? En de bergen gewogen in eene waag, en de heuvelen in eene weegschaal?

Hier wordt in verheven taal de almacht Gods geschetst, zich vertoonende in de schepping.

Enkele woorden in dezen zin zijn misschien min verstaanbaar. De span was zoo ver als men met de hand spannen kon. Aan lichaamsdeelen zijn vele maten ontleend, b.v. voet, palm, duim en el (elleboog).

Door een drieling hebben we hier een maat te verstaan, namelijk een derde deel van een epha.

Een waag en een weegschaal zijn hier ongeveer hetzelfde.

Bij een tweede vraag laten we het ditmaal. Zij betreft het woord overtollig en wat dit met tol heeft te maken.

’t Antwoord zou moeten luiden: Niemendal. Overtollig is niet dan een andere en verkeerde schrijfwijs van overiallig, d. i., meer dan het vereischte getal en dit maakt alles duidelijk.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 maart 1903

De Heraut | 4 Pagina's