GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Zoo iemand wil Zijn wil”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Zoo iemand wil Zijn wil”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo iemand wil zijn wille doen, die zal van deze leere bekennen, of zij uit God is, dan of ik van mijzelven spreek. Joh. 7 : 17

Voor de kennisse Gods ligt ongemeene kracht in het zich conformeeren aan Grods wil.

Er is kennisse Gods die ons toekomt door ons denken, door ons verbeelden, door innerlijke ervaring en zooveel meer; maar in geen geval kan ontkend, dat er ook een deel kennisse Gods is dat ons toekomt door ons willen.

De wil trad in de laatste halve eeuw machtig op den voorgrond als middel ter verklaring van veel, waarbij vroeger niemand aan onzen wil dacht.

Heel een invloedrijke school van wijsbegeerte, die nog haar invloed staande houdt, stelde zelfs den wtl in die mate op den voorgrond, dal alle overige werkzaamheid van onzen geest zelfs op bedenkelijke wijze in beteekenis slonk.

De wil alleen, zoo was hierbij de grondgedachte, brengt iets tot stand, richt iets uit, schept werkelijkheid, en openbaart zich als een macht; en hoe dieper men het vraagstuk indenkt, hoe sterker men zelfs naar de erkentenis wordt gedrongen, dat de wil is de macht, de eenige macht, die alle overige vermogens beheerscht en gebruikt.

Dit bleek in de historie; dat nam men nog keer op keer in het heden waar. In elke omgeving kwam het uit, hoe een man met een wil kracht oefende en and^rer zwakheid terugdrong, en zoo was het in den mensch dat men met deze wonderbare kracht van den wil kennis maakte. Ook in de dierenwereld viel wel soortgelijk verschijnsel op te sporen; maar van de dieren weten we te weinig, en het veiligst ging men derhalve met uit te gaan van het vermogen tot wi& «, gelijk zich dat in den mensch vertoont.

Maar natuurlijk kon men hierbij niet blijven staan. Het verschijnsel van den wil stond te hoog en was te allesbeheerschend, om in den mensch anders dan afgeleid te bestaan. Primair, d. i. in oorspronkelijken stand, bestond de wil buiten den mensch, en was de mensch-zelf product van den grooten, oppermachtigen, alles tot stand brengenden Heelal-wil.

Wat nren dusver onder de eenvoudigen als God had aangebeden, of ook als Satan gevloekt, was niet anders dan die Heelal-wil, d. w. z. dan de reusachtige wilskracht, door welke is al wat is.

Wat de wereld ons toont is dan ook aller minst Wijsheid, veel min Liefde, het is niet anders dan het product van een monsterachtige •Wilskracht. Vandaar het onbevredigende van den toestand der wereld.

En daar nu ook in ons menschen, op kleine schaal, een wil met kracht van wil woont, bestaat de adel van ons menschelijk leven hierin, dat we onzen wil oefenen, onzen wil ontwikkelen, onzen wil tot machtige daden aanwenden, en dat we ons met dezen sterk geoefenden menschelijken wil legcnoveï dkn JIee/a/-wil handhaven.

Zoo is al wat bestaat, en al wat historie heet, en heel ons leven tot ééne kracht herleid, en het eenige wat hoog staat, en het eenige wat in ons heilig zal heeten, is onze persoonlijke wil.

Dat de wijsgeerige school, die aldus orakelde, lijnrecht tegen alle religie, en met name lijn recht tegen de Christelijke religie overstaat, behoeft geen nader betoog.

Maar wat in hooge mate de aandacht trekt is, dat de Christelijke religie, in de Christelijke kerk, zich gelijktijdig in eene verwante richting openbaarde, die insgelijks den wii op den voorgrond drong, en ten slotte in den wil elke andere uiting van het Christelijk geloof deed ondergaan.

We bedoelen die richting op godsdienstig gebied, die de belijdenis telkens lakser opvatte, het gevoel, het sentiment telkens zwakker liet spreken, en steeds meer de behoefte en de neiging openbaarde, om het Christendom eeniglijk in daden, in krachisbetaon, d. i. in uitingen van den wil te openbaren.

Deze zin en neiging werd niet geboren noch overgenomen uit de wijsgeerige school, die uit den wil het heelal verklaarde, m lar dankte met haar het opkomen aan een algemeen verschijnsel, dat in het menschelijk leven viel waar te nemen.

Zoo had men op kerkelijk gebied, na de levenskrachtige Reformatie, eerst de dorre periode der leerstelligheid doorworsteld in de 17de eeuw, daarna de periode van de gevoelsdrukte in de i8de eeuw, en naardien beide onvoldaan lieten, en men gevoelde hoe met beide het Christendom verzandde, kwam men er tenslotte als vanzelf toe, om met terugzetting van het spitsvondig belijden, en met terugdringing van de gevoelsslapte, over te slaan in een ander uiterste, om nu het Christendom uitsluitend te gaan zoeken in daden van den wil.

Niet de hoorder, maar de dader der wet zal heilig zijn.

Niet die daar zegt, Heere, Heere! maar die daar doet den wil van mijn Vader die in de hemelen is, zal zalig worden.

Zoo iemand deszelfs wil doet, die alleen zal van deze leer bekennen, of zij uit God is.

Kortom, tal van klare, sterke uitspraken van de Heilige Schrift konden voor dit nieuwe streven worden ingeroepen.

En zoo vond allerwegen een richting ingang, die dit uitnemende had, dat ze op Christelijk krachtsbetoon kon bogen, maar ook, die dit tegen zich had, dat zij de belijdenis en de mystiek onderschatte.

Krachtig werkte hiertoe het bekende feit mede, dat in de Christelijke worsteling der 19e eeuw de Engelsche Christenen vooraan stonden.

De periode der kernachtige belijdenis was door Zwitserland, Frankrijk en Nederland beheerscht. De gevoelsperiode was door Duitsche en Fransche Sentimentalisten tot heerschappij gekomen. Maar met de 19e eeuw trad Engeland op den voorgrond. Engeland met zijn matter of fact stelsel, met zijn koopmansgeest, met zijn koele wilskracht.

Uit. Engeland is die zucht naar daden toen op het vasteland van Europa, en zoo ook in ons land, overgekomen, en niet genoeg kan geroemd worden in hetgeen ook in ons land deze wils-richting op het gebied van philanthropic en zending tot stand bracht.

Er is nieuw leven door gewerkt, er is behoefte aan krachtsuiting door ontstaan. Geheel ons Christelijk schoolwezen dankt aan deze uiting zijn opkomst.

Deze richting beschaamde tegelijk de dorre en povere resultaten van de verstandelijke rechtzinnigheid en de weeke en ziekelijke vrueht van de gevoelsmystiek.

Er bleek nu van een offervaardigheid, van een toewijding, van een geloofsenergie, als sinds de dagen der Hervorming hier niet aanschouwd was.

En zelfs in het Leger des Heils dat van deze wilsrichting het scherpst belijnde beeld en tevens de meest gedrochtelijke uiting te aanschouwen gaf, openbaarde zich een veelbezige werkzaamheid ten behoeve van ongelukkigen, die zelfs in ongeloovige kringen sympathie vond.

Te betreuren bleef slechts de eenzijdigheid van zulk een streven, dat van meet af gevaar liep, de rechtvaardigmaking door het geloof te verzaken, en de zaligmaking door goede werken er voor in de plaats te stellen.

Het zwaartepunt werd te veel van God in den mensch verplaatst. Het uitwendige verdrong het innerlijke leven der vroomheid. En naar mate ook in ongeloovige kringen veel moeilijke werkzaamheid op philanthropisch gebied uitging, beleefden we al spoedig de zonderlinge verhouding, dat de mannen en vrouwen van dit „Christendom door daden" zich iiauwer één gevoelden met de ongeloovigen die in soortgelijk streven hun ideaal vonden, dan met de belijders van den Christus die in daadwerkelijk optreden tekort schoten.

Vooral, en dit sneed nog dieper in, men kon zich niet ontveinzen dat in dit Christendom van den wil de eigenlijke religie, d. i. het zoeken van gemeenschap met het Eeuwige Wezen, almeer teloor ging.

Men miste te veel wat men als teedere Godsvrucht minde, en vond de plante der Godzaligheid almeer beschimmeld.

Gods verborgen omgang, de stille wegen van het Heilgeheim, de zaliging door het geloof en het in Christus geborgen zijn, raakte èn in de prediking èn in den omgang te veel zoek.

Men hoorde er niet meer van.

Het moesten alles daden, niets dan daden, altijd facts en nogmaals facts zijn. En zelfs kwam de methode in zwang, om die daden in cijfers te berekenen, en uit die cijfers, zoo ze gunstig waren, af te leiden, dat Gods zegen op zijn werk rustte.

Dit waren de cijfers van bekeerlingen, cijfers van geofferde gelden, cijfers van leden van zijn vereeniging, cijfers van hongerigen die men gevoed, van naakten die men gekleed, van kranken die men genezen had.

Zelfs van een flatteeren van zulke cijfers was men daarbij lang niet altoos afkeerig.

En als men dan tegenwierp, dat op die wijs het Christendom toch v-eruitwendigd werd, en de kennisse Gods die het eeuwige leven is, in het vergeetboek raakte, kreegt ge ten slotte tot antwoord, dat uw vermoeden ganschelijk op een vergissing berustte, want dat juist de echte kennisse Gods niet komt door het verstand, en niet komt door het gevoel, maar u toekomt door den wil.

Alleen wie den wille Gods doet en wil doen, kent den Eeuwige.

Voor ditmaal kan dit voorgeven niet meer getoetst worden.

We doen dit in een volgende meditatie

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's

„Zoo iemand wil Zijn wil”

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's