Officieele Berichten.

SCHIEDAM, II Oct. Werd voor enkele weken de Gemeente ontrust door het bericht, dat een onzer Leeraren, de WelEw. heer Ds. D. Ringnalda, een roeping ontving van Kerk B te Bunschoten, hedenmorgen bij het begin der Godsdienstoefening mochten we het verblijdend bericht uit zijn mond vernemen, dat hij met vrijmoedigheid voor die roeping had bedankt. Dat de zegen des Heeren dit besluit moge vergezellen en zijn arbeid met zijn medebroeder in de bediening tot in lengte van dagen moge worden gezegend!

Namens den Raad der Geref. Kerk,

J. VAN SPIJK. Scriba.

De classis Leeuwarden heeft in hare vergadering van 7 Oct. jl. met algemeene stemmen besloten, aan Ds. J. P. Visscher, dienaar des Woords bij de Geref. kerk te Leeuwarden, op zijn verzoek, wegens voortdurende krankheid, eervol emeritaat te verleenen, ingaande i Jan. 1904.

Namens de Classis,

J. C, RULLMANN. Scriba.

L. S.

De Deputaten naar art. 4 van de Zendingsorde geven hierbij kennis, dat zij tot Voorzitter hebben gekozen Ds. H. Dijkstra en tot Secretaris Prof. P. Biesterveld.

Voor de examinatie in de vakken, vastgesteld in art. 6 van de Zendingsorde, zijn aangewezen, wat betreft de vakken genoemd onder;

Ie. Prof. M. Noordtzij. Voor de studie in deze vakken worden aanbevolen:

a. Oost en West. Land en Volk onzer Koloniën door J. TEN HAVE, of

Insulinde. Land en Volk van Nederl. Indi'e door W. F. H. WUNDERLICH.

b. DR. G. WILKEN. Volkenkunde van Nederl. Indië.

T. C. HERKMEIJER. De rechtstoestand der Inlandsche christenen in Nederl. Indië.

c. Behalve enkele werken onder 2 en 4 genoemd :

VoN ORELLI. Algem. Religionsgesch. Marcus-Bonn.

R. FALKE. Btidha, Mohammed, Christus. Bertelsmann Gutersloh, oi

M. DODD. Mohammed, Budha and Christ. Hodder London.

DR. H. KERN. Geschiedenis van het Budhisme in Lndië.

L. J. FROHNMEIJER. Neuere Refotmbestrebungen im Hinduïsmus, Bazeler Miss. Magazin 1808, § 129.

2e. Ds. H. Dijkstra. Aanbevolen worden ter bestudeering:

F. Lion Cachet. Een jaar op reis.

S. Coolsma. Eene Zendingseeuw.

E-F. Kruijff. Geschiedenis van het Ned. Zendelinggenootschap.

H. Dijkstra. Het Evangelie in onze Oost.

L. Adtiaanse. Sadrach's kring.

G. Warneck. Abris einer Geschichte der Prot.

Missionen.

3e. Prof. H. H. Kuyper en Prof. P. Biesterveld. Ter bestudeering worden aanbevolen:

G. Voetius. Pol. eccles. Pan III. Lib. II, Tv. I, de prima platatione et platateribus eccleriorum; Pv. III, c. 3, de mediis propagandae religionis et augendae ecclesiae per Cenveroionen Infidelium, Lareticuum, idololatrarum.

J. Hoornbeek. De Conversionum Indanin et Getilium, uitgegeven door D. Stuart Amst. 1669.

Acta van het Zendingscongres, gehouden te Amsterdam 28—30 Januari 1890. Amsterdam, J. A. Wormser, 1890.'

Besluiten van de Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, 1899, 1899 en 1902. Met naam de Zendingsorde.

G. Warneck.Eva-Tigéiischt Missionslehre Gotta, T. A. Perthe 1892—1897.

4e. Prof. W. Geesink. Ter bestudeering worden aanbevolen:

Collegedictaat van Prof. Geesink 1901 en 1902, over:

Ie. den oorsprong van den Islam.

2e. het leven van Mohammed.

I) De Kerk, die tot reformatie kwam, moet Steeds met die refornjatie doorgaan.

3e. Dogmatiek en dogmengeschiedenis van den Islam.

4e. Elenctiek in betrekking tot den Islam.

Het Artikel van Dr. Houtsma: „der Islim" in Lehrbuch der Religions geschichte van Dr. P. B. Chantepie de la Saussaye. ie Band, 2e Stuk. Freiburg, 1897.

Het Artikel van Dr. C. Snouck De Islam; Gids van 1886. Hurgfonje:

P. Dozy. Het Islamisme, 3e druk. Haarlem, H. D. Tjeenk Willink en Zn. 1893.

De Artikelen van Dr. L. W. C. van den Berg in : Encyclopaedic van Ned. Indië; Deel II p. 530 en 568.

G. A. . Wilken, Handleiding voor de vergelijkende Volkenkunde van Ned, Indië. Leiden, E. J. Brill, 1193, Hist. 22-26.

Collegedictaat van Prof. Geesink over de Pseudoreligie van Indië. Inleiding, ie. Vedische religie. 2e. Brahmanisme. 3e. Buddhisme. 4e. Hindu'isme.

Namens Deputaten voornoemd:

P. BIESTERVELD, Secretaris.

Verslag vaa de Centrale Pastorale Conferentie, gehouden te ZwroUe 13 Aug. 1903.

III

Het onderwerp van Ds. F. Kramer was: de bediening des Woords en het inwendig leven der kinderen Gods.

Ref. vond in het hem opgedragen referaat twee begrippen, „de bediening des Woords" en „het inwendig leven der kinderen Gods" samengevoegd, die samen behooren als de spijze en het leven. In stilte wordt soms geklaagd, dat beide vreemd naast elkaar staan. Daarvan kan de reden liggen bij de leden der Kerk, wier inwendig leven verkeerd kan zijn, en buiten het Woord omgaan. Maar ook de predikers loopen het gevaar, in ultra gemoedelijkheid of ultra-leerstelligheid te verloopen. Het doel nu is, zooveel mogelijk aan de hand van Calvijn te zoeken, wat in dezen ons tot richtsnoer moet dienen.

Het leven der geloovigen is een leven in de oefenschool der godzaligheid, in al hun leven uitkomend. Dit leven gaat niet buiten hun gevoel om, want het leven der godzaligheid is een leven des harten. Maar nooit is het gevoel de bron hun levens, maar het geloof. De H. Geest is de Geest der wijsheid en des levens. Het eeuwige leven is het kennen van God en Zijnen Zoon. Het leven van den beelddrager Gods is een bewust leven. Tot dat hart des menschen is de weg door zijn hoofd en bewustzijn. Daarom is het Woord, om hem kennis te verleenen. Dat is het licht op zijn levenspad, waar de geloovige leeft, waarin hij onderwijs moet zoeken; en dat niet alleen voor zichzelf in huis alleen, maar bovenal in het midden der gemeente, waar hij moet opgewekt worden. Aldus onderwerpt hij zich aan de door God gewilde orde. Soms schijnt dat Woord, dat ons bediend wordt, overbodig, maar goed bezien is het steeds tot spijze of tot medicijn. Het is onmisbaar voor de geloovigen.

Hiermede heeft men bij de bediening des Woords rekening te houden. Christus heeft in Zijn gemeente voor Zijne leden de dienaren geroepen en aangesteld. Zij zijn herders; en het woord is hun herdersstaf. Zij staan op den kansel met de autoriteit en in den naam van Christus. Zij moeten het heil hunner schapen behartigen. Daarom moet Christus het middelpunt hunner prediking zijn. Hun woord moet tot leering strekken; want zij zijn bovenal leeraars. Al hun doel is de stichting der gemeente ; de onderrichting in geloof, in alle goede werken, in alle leven der godzaligheid. Zij doen dat door opwekking en vertroosting, door het recht snijden van het Woord Gods. Menigeen is met het deel, dat hij krijgt, misschien niet tevreden. Maar de herder leeft nog: met eene vriendelijke stem roept en vergadert Hij de kudde; met een harde stem verjaagt Hij de wolven en vijanden : maar bij alles paart zich zekere zachtheid, die doet uitkomen het doel om te winnen. Aldus dient de prediking tot de zaligheid der zielen. Dat is de roem des predikers. Niet hunne eerzucht mogen zij dienen, maar de Kerk Gods.

Dat is niet te leeren of tot één vorm der prediking bepaald. Daarom moet niet alleen naar de behoefte der gemeente worden gepredikt, maar moeten ook de leden der gemeente bezocht worden.

Een leeraar der gemeente van Christus moet niet een dienaar der letter, maar een dienaar des Geestes zijn. Zijn zij dat, dan telen zij in geestelijken zin kinderen en komt hun denaam van „vaders" toe. Verzuimen zij dit, dan vervalt een deel hunner kudde tot intellectualisme, en een ander deel tot mysticisme. En daarvoor dreigt het gevaar, nu vele dienaren aan allerlei politieke en maatschappelijke vergaderingen deelnemen. Zij zoeken dan in gemoedelijkheid vergoeding voor het prediken van het gezonde Woord, of op andere wijze trachten zij meer de menschen te behagen dan Gode.

Zoo moet het niet. Het geestelijk leven der geloovigen moet gevoed en zoo noodig genezen worden door de zuivere bediening van het Woord Gods. Dan wordt de Zondag als van ouds een feestdag en een begin van den eeuwigen Sabbath.

Dit referaat, dat getuigde van belezenheid in Calvijns werken, lokte ook ernstige besprekingen uit.

Wat zou wel de beste weg zijn om zich op de hoogte te stellen van het inwendig leven der kinderen Gods ? zoo wordt gevraagd. Duidelijk wordt het uitgesproken, dat Gods Woord de kenbron is voor het leven der geloovigen, en dat het verkeer van den dienaar des Woords met de leden zeer dienstig is. Vooraf moet gedurige aanraking bestaan tusschen den dienaar des Woords en de ouderlingen, die ook herders zijn. Men zie toe, dat de Kerkeraadsvergaderingen niet opgaan in de bespreking van allerlei dingen van stoffelijken en huishoudelijken aard, maar lette vooral op de geestelijke be langen. Vooral is het noodig voor den dienaar, zelf in de dingen Gods te leven en persoonlijk in de gemeenschap met den Heere te wandelen.

Voetius zegt, dat de predikanten driehoeken moeten lezen: het Woord Gods, het boek der gemeente, en dat van hun eigen hart.

Een leven in de nabijheid Gods geeft warmte aan toon en voordracht, ja, dóet eene gezegende uitwerking van zich uitgaan op de geheele prediking. Hoe beter schaap, hoe beter herder.

Voor de kennis van het inwendig leven der kinderen Gods is ook veel te leeren uit de werken van Engelsche schrijvers, (Voetius wees daar vooral op). Bizonder wordt aanbevolen het tweede deel van Brakels Redelijke Godsdienst, waarin een schat van geestelijke kennis is neergelegd; Voetius' Geestelijke verlatingen, onlangs opnieuw uitgeg. door „Filippus", en andere werken.

Wordt o. m. ook gevraagd, of de dienaar des 'Woords in elke prediking op alle toestanden moet ingaan, of ieder fijn bescheiden deel in de prediking moet hebben, de bekommerde, en verzekerde enz.

Wordt geantwoord, dat niet alle toestanden in ééne predikatie kunnen worden behandeld. De spijs moet bereid, maar niet gekauwd. Als de Leeraar iets merkt in de gemeente, dat niet goed is, zoo spreke hij daar niet terstond tegen, maar wachte op een gelegener tijd.

Of ook rekening moet gehouden in de preiking met anderen dan kinderen Gods ? Onetwijfeld; Gods Woord doet dat ook. Calvijn zegt, dat met harde stem de wolven en roovers oeten worden verschrikt.

Hiermede waren de besprekingen afgeloopen. Wordt besloten het volgende jaar. D. V, weer eene Conferentie te houden liefst te Zwolle. Waarschijnlijk zullen de referenten gevolg geven aan het verzoek der Vergadering en hun referaten in druk laten verschijnen. De voorzitter bracht dank aan allen, die hadden medegewekt om deze conferentie zoo goed te doen slagen.

De vergadering werd daarna met gebed gesloten.

De Heere gaf ons een aangenaam en nuttig samenzijn.

Namens het Comité der Centr.

Pastorale Conferentie,

Franeker.

A. DOORN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen