GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Juda vooraan!”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Juda vooraan!”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En de kinderen Israels maak ten zich op en togen opwaarts ten huize Gods, en vraagden God, en zeiden: Wie zal onder ons vooraan optrekken ten strijde tegen de kinderen Benjamins? En de Heere zeide: Juda vooraan. Rich teren 20 : 18.

Niets wekt zoozeer de gevoeligheid op, als het onderscheid maken.

Dat kan hij, die achteraan wordt geplaatst, niet velen en in dien ander die voorop gaat, niet zetten. Regel is, dat men zich-zelfvoor even goed als dien ander houdt. En: Waarom hij wel, en ik niet ? is de vraag der miskenning die zich telkens herhaalt, en, helaas, zoo veler leven verbittert.

Dat begint reeds bij onze kleine kinderkens; dat gaat op school door; dat gaat mêe het leven in bij wie volwassen is; en tot op den akker onzer dooden wekt het onderscheid maken tusschen het ééne graf en het andere benijding op.

Men wil geen onderscheid. Er is een stem in het hart die om gelijkheid roept. Vooral wie voelt minder te zijn, wil gelijk staan met wie meer is.

Niet onder alle volken werkt dat even sterk, maar vooral in het westen van Europa is deze drang ver doorgedrongen. En niet het minst in ons land.

Nu ligt in dezen drang dit ware, dat, bij alle ongelijkheid onder menschen, steeds moet vastgehouden worden aan de overtuiging, dat de minste hierin met den meeste gelijk staat, dat beiden mensck zijn. En ook dat wie meer is, en daarom op den voorgrond treedt, den plicht van Godswege heeft, om dit aan wie minder is zoo min mogelijk te doen gevoelen.

Eerbied voegt den mindere voor zijn meerdere, maar niet minder betaamt het den meerdere om eerbied te hebben voor den mensch in zijn mindere. Dat mag de rijke niet tegenover den arme vergeten, de sterke niet tegenover den zwakke; en vooral in den eerbied dien een man van nobeler zin voor de vrouw koestert, is dat hooge besef tot edeler uiting gekomen.

In de kerk van Christus gaat deze stelregel zelfs nog verder, en het vermaan: „Eén is uw meester, en gij zijt allen broeders, " heeft hier allen saam solidair verklaard. Zoo zelfs, dat de armverzorging onder wie van één kerk zijn, door geen ander beginsel dan door dat één zijn in Christus mag worden beheerscht.

En toch, hoe sterk die drang, om tus schen mensch en mensch het onderscheid van meer en minder zoo weinig kwetsend te doen zijn als mogelijk is, ook doorwerke en doorwerken moet, — uit het leven zelf komt een tegendrang op, die naar Gods ordinantie het door Hem gestelde en gewilde onderscheid weer sterkt.

Dit voelt het jonge kind vanzelf tegenover vader of moeder; de jongen op school tegenover zijn meester; de soldaat tegenover zijn officier; de cliënt tegenover zijn advocaat; de patient tegenover zijn dokter. Telkens schept het leven wederzij dsche verhoudingen, die aan den één zekere meerderheid over den ander waarborgen. In den onderdaan die eerbiedig tegen zijn Vorst en tegen elke Overheid opziet, spreekt dit het luidst.

En zelfs komt dit even noodzakelijk uit, als er orde moet worden gesteld. Drie kun^ nen niet tegelijk spreken. Als ze alle drie spreken willen, moet er één zijn die voorgaat, een tweede die volgt, een derde die nakomt.

Iets wat ziah nog sterker en scherper afteekent als 't aankomt niet op spreken, maar op handelen.

Toen de stammen Israels saam om de schanddaad van Gibea tegen Bethlehem zouden optrekken, konden niet alle stammen tegelijk optrekken. Er moest er één voorgaan, een tweede moest volgen, en ten slotte een laatste geheel achteraan komen.

Hier moest onderscheid worden gemaakt.

En nu leverde dat onder Israël geen bezwaar op, want de priester kon zijn God ondervragen.

Er school een eere in, wie het eerst den schandelijken gruwel, die bedreven was, aan Gibea straffen en wreken zou. Op die eere waren alle stammen gesteld. Toch kon slechts aan één stam die eer te beurt vallen.

Om hiervan geen twistpunt te maken, ondervroeg men toen den Heere.

En de Heere antwoordde, en maakte het onderscheid, en het antwoord luidde: Juda vooraan!

Voor ons is de oplossing van zulk een geschilpunt oneindig moeilijker. Want wel kunnen wij in zulk een geval bidden, en indien de gebedsstemming oprecht is, zal de uitkomst wel zijn, dat vooropgaat wie God wil dat vooropgaan zal; maar de beslissing is veel moeilijker te vinden; kan veelszins gebrekkig zijn; en wat vooral klemt, ook al komt de beslissing, lang niet altijd schikt, wie zich achter ziet gesteld, goedwiüig onder de leiding van wie voorgaat.

Niet zelden beeldt de een of ander zich in, dat hij miskend, dat hij achteruitgezet is; dat hij eigenlijk de uitverkorene moest wezen; en dat doet dan stille wrok opkomen; een wrok die zich vaak uit in tegenwerking, en juist daardoor het voorgaan van den meerdere doet mislukken.

Dat ziet men in het gezin; dat bespeurt men onder onderwijzers en leeraars; dat merkt men bij het leger in den slag; dat ontwaart men op elk gebied van het maatschappelijk leven; en ongelooflijk is het, hoe de gezonde ontwikkeling op elk gebied van kunst en wetenschap, van maatschappij en staat, van kerk en school, juist door die stille tegenwerking, uit nijd en wrok geboren, wordt tegengehouden.

Men weet, hoe ten onzent eeuw na eeuw zelfs tegen Oranje gewoeld is. Tal van machtige regentenfamiliën waanden even goed als Oranje te zijn, en wilden niet bukken voor zijn van God ontvangen meerderheid.

Zooals het bij Israël was: Juda vooraan! zoo is ons van Godswege de leuze gegeven: Oranje vooraan!

En alleen als het naar die leuze gaat, is er voor Nederland gedijen.

Maar dat Juda vooraan! heel andere beduidenis. heeft nog een

Juda moest vooraan, omdat door God aan Juda de uitnemendheid van de beste kracht, van de nobelste talenten, van de rijkste gaven was verleend.

Het onderscheid waardoor Juda vooraan stond en staan moest, vloeide niet enkel voort uit een ordinantie van bevel, los van de ordinantie der toebeschikte gaven.

Juda stond hooger, Juda kon meer, Juda bezat wat andere stammen niet, of althans niet in die mate, ontvangen hadden. Juda was de meerdere, en moest daarom als de meerdere voorop en vooruit.

Diezelfde God die besliste : Juda vooraan! had Juda voor dat voorgaan bekwaamd en gewapend.

Doch dan volgt hieruit ook, dat wie meerder van God ontving, juist deswege ook geroepen en verplicht is, om in eiken strijd uit te komen, zijn krachten en gaven ter beschikking van de minder bedeelden te stellen, en voor te gaan, niet uit eerzucht, noch om zich boven die anderen te verheffen, maar om hen en in hen ons aller God te dienen.

Wie meer ontving, en dus, op welk gebied ook, een meerdere is, ontving in die meerdere gave zelve den last van Godswege, om ze ten dienste van de anderen te stellen en ten gemeenen beste toe te wijden.

Of dit al dan niet eere en voordeel aanbrengt, mag geen maatstaf zijn; niet in die eere, maar in & & n plicht om de gemeene zaak te dienen, moet de prikkel werken, en wie dien prikkel afstompt, en zijn talent begraaft, staat schuldig.

Schuldig, omdat dan kostelijke kracht te loor gaat. Schuldig, omdat dan anderen die het niet zoo goed kunnen, zijn taak moeten opnemen. Schuldig, omdat egoïsme bij hem de liefde der toewijding onderdrukt. Schuldig, omdat de gemeene zaak er onder lijdt. En schuldig niet het minst, omdat de eere Gods er door wordt verloochend.

En toch, juist dat is het, wat zoo telkens voorkomt.

Er is geld, veel geld noodig voor een ernstige zaak. Nu zijn er rijken, gewoon bemiddelden, personen van kleine middelen, en armeren. Natuurlijk heet het nu van Gods wege: De rijke vooraan ! en toch, hoe dikwijls ziet men niet, dat de rijke er zich van afmaakt met een bagatel, en dat de kleinere gaven der minderen zijn tekort dekken moeten.

Er moet voor heilige beginselen gesproken worden. Nu zijn er, die hoogere ontwikkeling genoten, anderen die matig ontwikkeld zijn, en weer anderen die achterlijk bleven in ontwikkeling. Natuurlijk heet het dan ook hier van Godswege: De man van kunde en ontwikkeling vooraan! En toch, hoe dikwijls ziet men ook op dit gebied niet, dat de man die het machtig en prachtig kan, uit traagheid of onverschilligheid in zijn tente blijft, en dat de heilige beginselen geen andere pleitbezorgers vinden dan onder hai, die in de macht van het woord achterstaan.

En zoo ziet men het op elk fjebied. De man van wetenschap, die heï-goed kon, verdoet zijn tijd in loomheden, en de minder bedeelde moet vooruit. Wie door God met wijsheid begaafd is, blijft stil thuis, en laat de beslissing der zaken over aan wie minder bedeeld is. En zoo schuilen er onder ons op geldelijk, op practisch, op wetenschappelijk, op maatschappelijk, op philanthropisch, op kerkelijk gebied allerwege uitnemende krachten, echte Juda's, maar die, als het er op aankomt, zich terugtrekken; en het optreden, den strijd, de moeite en het brengen van offers aan anderen overlaten, als ware de van God gestelde zetregel, niet dat Juda, maar dat Zebulon of Aser voorop moest.

Zoo woelen hier twee zonden.

Eerst de zonde van Zebulon, die niet kan velen dat Juda vooropgaat, en Juda in den strijd bemoeilijkt.

Maar ook anderzijds de zonde van Juda, die zich op de elpenbeenen rustbank de nooden van Sion niet aantrekt, en roept: Zebulon vooraan !

Het kwaad, hieruit geboren, de schade, hierdoor geleden, de kracht, die hiermee te loor gaat, is niet te berekenen.

En daarom brengt dat: Juda vooraan! naar links en naar rechts ons het ernstig vermaan, als we minder ontvingen, om niet den meerdere die voorgaat, te benijden.

Maar ook aan wie meerder ontving, om zijn Juda-roeping te begrijpen en het niet flauwhartig aan te zien, dat de minder bedeelde Zebulon om zijn achterblijven tobt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1904

De Heraut | 2 Pagina's

„Juda vooraan!”

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1904

De Heraut | 2 Pagina's