GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN.

XII.

DE TEGENWOORDIGE WERELD.

Terwijl alzoo vriend Pieter al meer en meer zijn best deed om een man van zaken te worden, scheen het wel als zou zijn oudere broeder juist den anderen weg opgaan.

De nieuwe vriendschap, die zoo onverwachts was ontstaan, had ten gevolge dat Gilles meermalen bij zijn vriend Wiebold te gast werd gevraagd. In 't eerst voelde hij zich bij zulke aanzienlijke lieden weinig thuis, en verlangde hij l naar het uur van heengaan, doch al spoedig werd het anders. Want het ging in het groote c buis, waar alles rijk en prachtig was, zeer vroo-1 lijk toe en Gilles die in zijn jeugd niet veel vreugde bad gekend, kreeg er spoedig smaak in. Er waren meestal verscheiden gasten, er werd overvloedig en van het beste dien gasten voorgezet; soms ging men varen, dan weer rijden en hoewel de gasten meestal uit hoogeren stand waren dan Gilles, toch lette daar niemand op. Nu de heer en de vrouw des huizes hem bij zich ontvingen, behandelden allen hem als huns gelijke. De ouders van hun kant meenden dit schuldig te zijn aan den jongen man, die, dit was zoo, hun zoon het leven had gered.

Doch Gilles was zoo dwaas zich op de eer hem aangedaan te verheffen, al was dit eenigszins begrijpelijk in een tijd, toen men, nog wel meer dan nu, op verschillen van rang en stand lette. Wel wist hij heel goed, dat hij maar een burgermanszoon en een koopman in varkens en velerlei was, doch nu hij zoo onder de groote lui kwam, was het hem vaak als behoorde hij ook tot hen, en zoo sloop ongemerkt de hoogmoed in zijn hart.

Daarbij kwam meer dat verkeerd was. Niet zelden als de avonden lang waren, kortte het gezelschap zich den tijd njet kaartspelen. Wel ging dit niet om veel geld, maar louter om den tijd te dooden, om zich eens te ontspannen, maar onze vriend vond het toch in den beginne allesbehalve goed. Moeder had hem zoo vaak tegen het kaartspel gewaarschuwd, hem verteld hoeveel kwaads er uit kan voort komen, en speelkaarten waren dan ook in het ouderlijk huis nooit gebruikt geworden, tenzij om er figuurtjes van te knippen. Doch hier zag Gilles hoe de vriendelijke gastheer en zijn vrouw benevens hun vrienden, er niets in zagen uren lang aan dat kaartspel zich over te geven, en dat beschouwden als zeer gewoon en volstrekt niet kwaad Hij begreep er niets van.

Doch 't duurde niet lang of onze vriend begon over het kaarten anders te denken dan vroeger, 't Waren immers geen slechte menschen die daar speelden. Zij deden het ook niet om veel te winnen. Wat stjik er nu eigenlijk voor kwaad in ? En toen hij eens tot Wiebold zei, dat hij altijd wat tegen kaartspelen had gehad en het thuis nooit-gebeurd was, zei deze spottend: „Och, vriend, je bent ook zoo heel vroom opgevoed. Wees nu toch wijzer. Je zult er gerust niet van bederven."

Of dal waar was, zou later blijken. Doch intusschen begon Gilles allengs smaak te krijgen in het spel en liet hij toe, dat Wiebold het hem leerde. Zoo kwam hij in 't gezelschap te zitten van menschen, die wel eens een glas meer dronken dan goed was, die soms Gods naam misbruikten, en ook wel allerlei licht zinnige en ijdele taal uitsloegen. Ook dat had Gilles van moeder niet geleerd, doch uit het eene kwam het andere voort.

Allengs begon Gilles zich te verbeelden dat hij, gelijk Wiebold hem wijs maakte veel te streng was opgevoed, dat hij die in zijn jeugd niet in weelde had geleefd, het er nu van moest nemen, en dat al die godsdienstigheid van moeder eerst te pas kwam als iemand oud wordt en denkt te sterven. Ik behoef u wel niet te zeggen wat dwaze, zondige en gevaarlijke praat dit was. Doch Gilles luisterde er naar, gelijk zoo velen doen. Want ons hart, vrienden, is van nature boos en van God afgekeerd, zoo lang Hij ons niet heeft veranderd en vernieuwd tot bekeering.

Ook Gilles had dat gehoord en wel meermalen, maar hij begon het nu als overdreven als dwaas te beschouwen. Veel wijzer, docht hem, was wat Wiebolds ouders en die zelf ook deden. Die hadden nog eens wat aan hun leven. En wat waren zij goed voor hem, die toch zoo weinig voor hen gedaan had. 't Waren toch beste menschen!

Dat zei hij ook eens tot moeder, die heel goed merkte, hoe haar zoon al minder lust betoonde tot de dingen van Gods Koninkrijk, hoe hij den Bijbel niet meer las, en liefst niet naar de kerk ging, en ook niet gaarne, gelijk vroeger, bij haar thuis bleef. Dit smartte moeder zeer en haar antwoord was dan ook:

„Mijn lieve jongen, hoe goed die menschen ook voor je zijn, toch had ik wel gewild, dat je nooit in dat huis waart gekomen. Want ook zie ik wel, dat je daar geheel wordt afgetrokken van al wat je vroeger gehoord en geleerd hebt. Al heb je het bij hen ook volkomen naar je genoegen, ik meen dat je schade zult lijden aan je ziel, en dan baat het weinig, al zou iemand heel de wereld gewinnen.”

„Maar ik doe toch geen kwaad", zei Gilles wat knorrig.

„Maar toch”, zei moeder, „geloof ik niet, dat die nieuwe vrienden je veel goed doen. Wiebold is iemand die God niet vreest, en zoo'n vriend deugt niet voor je. Vroeger zat je dikwijls des avonds of Zondags bij mij, wat voor te lezen, of we zongen samen eens een psalm — maar dat is nu ook geheel uit. En om vader schijn je in 't geheel je niet meer te bekommeren.”

„Vader begrijpt me toch niet" was het antwoord. „En dat ik Zondags uit wil is toch best te begrijpen”.

Maar ook was voor moeder best te begrijpen dat haar zoon geheel anders was geworden dan vroeger. Dit bemerkte trouwens iedereen. Vroeger had men Gilles steeds geregeld aan zijn werk kunnen vinden, nu was hij meermalen afwezig, en dat niet juist altijd voor de zaak. Ook begon hij op Wiebolds voorbeeld zich nu ook als een „heer" te gedragen, zich fraai te kleeden, geld uit te geven voor onnutte dingen, het te verteeren bij uitgaan en pleizier, vergetende dat hij in elk geval toch niet, als de ouders van zijn vriend, over een welgevulde kas kon beschikken, 't Meeste werk werd allengs aan den bediende overgelaten, die gelukkig trouw zijn plicht deed.

De tijd naderde dat Gilles belijdenis zou doen. Hij was, heel anders dan vroeger, in den laatsten tijd een zeer slecht catechisant geweest en had daarover al wat van den dominee moeten hooren. Doch deze had dan ook zooveel over Gilles gehoord dat hij, toen deze hem kwam vragen of het niet de tijd zou zijn om belijdenis te doen, hem antwoordde: „Voor u niet.”

„Waarom niet dominee? " vroeg Gilles teleurgesteld en gekrenkt.

„Omdat men niet mag belijden met woorden wat men door zijn wandel toont niet te gelooven", was het antwoord „De wereld dienen en Christus belijden gaat niet saam. Ik raad utewachien”.

Gilles antwoordde niet. Hij groette den leeraar en ging heen, terwijl hij in zich zelf sprak: „Ik zet daar geen voet meer in huis. Waarom een ander en ik niet? Maar ze zullen dan lang op mij wa chten.”

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 oktober 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 oktober 1905

De Heraut | 4 Pagina's