GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Hervorming vindt men ditmaal een belangrijk attikel over China en het Christendom, waarin uitvoerig wordt meegedeeld, hoe een beschaafd en ontwikkeld Chinees] over het Christendom denkt:

Een Chinees, de heer Tsjong-Ta-Foe, wiens woorden den indruk maken van te komen uit de pen van een ernstig en ontwikkeld man, gaf in een brief aan een Europeeschen vriend, openbaar gemaakt in de Ostasiatische Lloyd van 9 Juni 11., getuigenis van zijn eerbied voor het Christendom, maar tevens van zijn bezwaren tegen de wijze waarop het in China optreedt.

«Velen onzer landslieden", zegt hij, «miskennen in geenen deele de groote gedachten van het Christendom. De leer van God den Schepper en Onderhouder der wereld is grootsch en zeer aannemelijk. In menig opzicht komt zij overeen met wat onze wijsgeeren en theologen over Gods wezen gezegd hebben. De naam — men spreke dan van ))God" of van »den Hemel' — doet weinig ter zake. De leer van Jezus, den Verlosser der wereld, is aan onze chineesche begrippen minder sympathiek, maar zij is toch inderdaad zeer verheven en diep zinnig indien men nader op haar ingaat. Ook wij liebben menige overeenkomst met dit «lijden voor anderen": velen onder onze vrome keizers hebben dit verzoenend lijden voor hun volk op zich genomen. En ook de christelijke zedeleer, zooals men die in den bijbel vindt, is voortreffelijk’.

Waarom, vraagt Tsjong, ga ik dan niet over tot een godsdienst die zooveel goeds heeft ? Ik maak misschien, zegt hij, dingen die in uw oog hoofdzaken zijn tot kleinigheden. Doch gij omge keerd maakt m. i. kleinigheden tot hoofdzaken. Geloof mij : er zijn vele hoogstaande Chineezen die geen Christen worden kunnen, niet omdat zij hun hart verstokt hebben tegen God maar alleen omdat zij 't niet kunnen vinden met het beslist westersch karakter van de christelijke 1eer.

Een steen des aanstoots voor ons chineesch gevoel, dit zij vooraf gezegd, is er gelegen in het zonderling contrast tusschen het uiterlijk optreden der zendelingen en de beteekenis die de chineesche regeering verplicht is hun toe te kennen.

Het Christendom treedt in zijn vertegenwoor digers zoo onaanzienlijk en armoedig op, als had het volstrekt geen recht om te bestaan. Hier en daar laten als trekvogels zendelingen en chineesche predikers zich neer, behoorende tot een grooter of kleiner kerkgenootschap van een of ander westersch rijk en beginnen te leeren en te preeken. Men weet niet of zij al dan niet het recht hebben tot gemeentevorming. Naar de letter der verdragen bestaat zulk een recht, maar of de enkeling die daar optreedt zich dit recht mag toeeigenen, weet men niet. Overkomt nu zulk een zendeling een of ander leed, dan wo dt aanstonds door zijn Regee ring hemel en aarde bewogen en China wordt getroffen door een straf die in zwaarte en beteekenis in geenerlei verhouding staat tot het optreden indertijd van bedoelden vertegenwoordiger van het Christendom. Wanneer de Chinees dat ziet, zegt hij tot zichzelf: Wat zijn dat voor geheim zinnige menschen die uiterlijk niets beteekenen en toch zooveel in de melk te brokken hebben dat onze regeering eensklaps zoo bang wordt?

Weet ge welk gevolg dit gehad heeft ? Men is de zending gaan beschouwen als een geheim middel in de hand van de westersche mogendheden om ons bestaan te na te komen, iets waartegen wij vanwege onze zwakheid en logheid ons niet kunnen verweren. En zoo komt 't dat iedere Chinees die de eer en den goeden naan van zijn vaderland lief heeft, zich van de zending verre houdt en dat, in 't gemeen genomen, slechts diegenen zich met haar bemoeien, die niets te verliezen hebben: noch ambt, noch geld. Het Christendom is daardoor komen te vallen onder de categorie «geheime genootschappen, iets wat in de oogen van ons volk en onze regeering tot het verschrikkelijkste behoort wat men zich denken kan.

Wat dit beteekent — zegt een kenner van Chineesche zendingstoestanden, de Duitscher G. F o b b e, — kan men lezen in het werk van den Leidschen hoogleeraar Dr. J. J. M de G r o o t, dSectarianism and Religious Persecution in China', dat twee jaren geleden het licht zag en door mij werd besproken in hei Zeitschr.für Missionskunde und Religionswissetischaft, 1905, Heeft 7. Prof de Groot toont daarin aan hoe in den loop van de chineesche geschiedenis tengevolge van samenzweringen en kuiperijen van kleine in 't verborgen werkende secten, vereenigingen en genoots happen duizenden opstanden en paleisrevoluties en ontzaglijk veel leed en ellende in allerlei vorm in de wereld zijn gekomen en China verwoest hebben, en dat in de meeste gevallen dit revolutionair bedrijf ontstaat door een vaag dooreenwarren van politieke en godsdienstige strevingen. Onder deze machten der duisternis is men, ten gevolge van bovenbedoelde wijze van optreden, in beschaafde behoudende kringen ook de zending gaan rekenen, en daardoor wordt het voor een Chinees die zijn vaderland liefheeft, zoo iets als verraad indien hij Christen wordt.

De eenige goede weg, meent Fobbe. is die welke ingeslagen word door de sAUgem. Evang.-Prot. Missionsverein" en door enkele andere op zich zelven staande helderziende missionairs: voorshands afzien van alle gemeentevorming; hen die zich door den geest van het Evangelie voelen aangetrokken, niet van hun volk afjonderen, hen niet pressen zich te laten doopen. Door het tegendeel voedt men den schijn alsof de christelijke religie een soort konventiicel is dat naar politieke organisatie streeft; alsof gedoopte en tot gemeenten vereenigde Chineesche Christenen toch eigenlijk niets anders zijn dtn eene onder leiding van buitenlanders ten bate van buitenlanders min of meer in 't geheim werkende vreemdelingenpartij. De zending kan in China niet beter doen dan de groote gedachten van het Evangelie verkondigen zonder oescherming, zonder staatshulp, zonder loon, — óok zonder het loon van met hooge cijfers van gedoopten voor den dag te kunnen komen ter eere van dit of dat genootschapje. Zóo werkt bijv. de ))Allem. Ev.-prof. Missionsverein" in deprovSjantoeng, waar — zooals Pfarrer Wilhem schrijft — »vele voorname Chineezen zijn, die aan oprechten godsdienstzin groote vereering voor Jezus paren en eene vriendelijke houding aannemen tegenover de christelijke gemeenten, zonder zich te laten doopen of tot een genootschap toe te treden.”

Het is jammer, zegt Fobbe, dat Tsong dergelijken zendingsarbeid, die hem zeker zeer sympathiek zou zijn, niet kent.

Doch keeren we tot de bezwaren van Tsjong terug. Naast de politieke quaestie verwijt hij de christelijke missie een volkorïien gemis aan goed verstand van en aan goeden toon tegenover de in hoogere kringen van China gebruikelijke en door Confusius gebillijkte polygamie (het hebben van meer dan eene vrouw).

»In China beschouwt men het als den grootsten plicht tegenover God en mensehen, kinderen te bezitten, die de door den hemel ons toevertrouwde stoffelijke en geestelijke goederen kunnen bewaren als wij er niet meer op zijn. Op deze wijze alleen kan de raad Gods met de menschen verwezenlijkt worden”.

Tsjong, voornemens tot het Christendom over te gaan, wilde juist wegen kinderloosheid van zijn eerste vroaw eene tweede huwen. Maar de manier waarop een zendeling daarover sprak, stuitte hep ontzaglijk tegen de borst. «Ach, dacht ik bij mij zelf, mijn vader had ook twee vrouwen. En ben ik, die van de tweede afstam, nu daarom zulk een slecht kind en bo6s mensch? Hoe is het mogelijk dat iemand een verhouding waarin onze beste mannen geleefd hebben, zoo botweg als een zedeloos en schandelijk concubinaat teekenen kan! Wij huwen juist zoo vroeg om onzedelijkheid te voorkomen”.

Tsjong’s tweede vrouw schonk hem, naar hij schrijft, dat waarnaar hij zoo hartelijk verlangde ! en wat de eerste hem XM^ schenken kon, wilt gij dat ik de moeder mijner kinderen wegjaag om Christen te kunnen worden, terwijl ik den hoogsten God dank voor de zonen die zij mij gaf? Daar ik in uwe kerk niet toegelaten werd, bracht ik mijn dank in onzen tempel. Maar gij begrijpt wel dat wij met afkeer worden vervuld van een leer, die zoo iets van ons verlangt”.

Een moeilijk vraagstuk — zegt Fobbe terecht — ten aanzien waarvan weldoordachte en consequente praktijk ontbreekt. En dan wijst hij op de uitnemende leerstof die over dit onderwerp ons geboden wordt in de onlangs in ons land verdedigde doctoraal dissertatie van Dr. B. J. E s se r, tiZending en Polygamie", «waarin de voortdurend wisselende vei houding der onderscheidene christelijke confessies en zendelinggenootscbappen ten aan zien van dit vraagstuk wordt behandeld".

Zooveel is wel zeker dat een dergelijke zede die in de eeuwen wortelt en op den godsdienst steunt, niet eensklaps en allerminst onder bedreiging met de straffen des hemels zich laat uitroeien. Christelijke opvoeding van langen duur is noodig om China op dit punt tot hooger standpunt op te voeren. Tot zoolang moet er met mildheid, beleid en takt worden gehandeld: den Joden een Jood en den Grieken een Griek.

Voorts brengt Tsjong de vereering der voorouders te berde. Ook tegenover haar staan de zendelingen te eenzijdig. Hij geeft toe dat de eere Gods door dit gebruik kan schade lijden, maar eenvoudig door het te lijf te gaan als «een werk van den duivel", spant men weer de paarden achter den wagen. «Wanneer uw Woord Gods zoo krachtig is, laat dan daarvoor en voor den Heiligen Geest ook nog een weinig werks over! Gij Westerlingen verstaat de ziel van ons volk te slecht. Wat niet met de el van uw westersche wetenschap en met de maat van uwe in den loop der eeuwen geworden dogmatiek overeenstemt, dat laat gij aanstonds links liggen. Over onze inrichtingen breekt gij slechts den staf en over onze maatschappelijke vormen weet gij slechts te spotten. Wat voor ons beleefdheid en beschaafde omgangs vorm is, noemt gij leugen en frase”.

Jezus’ leer — dus eindigt Tsong — is heerlijk om te lezen en mijn hart heeft haar lief. Maar uw harde en uitheemsche verkondiging van die leer mishaagt ons. Hoe meer men het bijwerk kan laten vallen, des te meer zal de waarachtig goede leer zich uitbreiden”.

Welk een geluk te weten dat er een zending is, aan welke deze waarheden niet als nieuwe behoeven te worden gepredikt. Maar ach, de velen wier God is als een verterend vuur, zonder liefde, zonder wijsheid!

De laatste opmerking laten wij natuurlijk voor rekening van de redactie der Hervorming Een God, die alleen een verterend vuur is, zonder liefde, zonder wijsheid, predikt niet éen Chris telijke Kerk en wordt allerminst door die zen delingen verkondigd, op wie de Hervorming hier doelt.

Maar dat daargelaten, is er in dit schrijven van dezen Chinees zeker veel wat de aandacht van onze zendings mannen verdient.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1905

De Heraut | 4 Pagina's