GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Leeft in vrede.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Leeft in vrede.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voorts, broeders, zijt blijde wordt volmaakt zijt getroost, zijt eensgezind, leeft in vrede ; en de God der liefde en des vredes zal met u zijn. 2 Corinthe 13 : 11.

Toen Asaf het neerschreef: „Maar mij aan gaande, het is mij goed nabij God te wezen", en daarmee woorden gaf aan een diepe ziels uiting, die eeuw na eeuw weerklank vond in duizend harten, had wie God zocht, het leven vesl meer meê, dan wij nu.

Zelfs nu nog wii het gebruik in het Oosten, waar Asaf leefde, dat al wat voorkomt met God in verband wordt gebracht; dat bij alles aan God gedacht, en de naam van God genoemd wordt. Er is zooveel dat van God aftrekt, en daarom wilde vroom gebruik, dat 't kind van jongs af aan de gewoonte zou wennen, om opzettelijk bij al wat voorviel zich Gods naam te binnen te brengen. Onder den Islam is dat nog zoo. Zóó overdreven zelfs, dat 't tot misbruik aanleiding moet geven.

Maar in de zaak zelf ligt iets dat aantrekt. De oproeping tot het gebed van de tinne der minarets heeft gelijke strekking. Waar zoo nameloos veel ons van God aftrekt en verre houdt, zocht men een tegenwicht iu het leven om de ziel aan God te binden.

De Christelijke kerk deed in de middeneeuwen evenzoo. Het klokgelui, _ de staties, de crucifixen, en zooveel meer, het stiekte alles om de gedachte aan Christus op te wek ken. En in de eeuw der Hervorming poogden onze vaderen 't zelfde doel te bereiken door tusschen alles het gebed in te schuiven, de kerkediensten te vermenigvuldigen, en alle gebeurtenissen in het leven in God te heiligen. Niet alleen testamenten, maar ook wel huur contracten werden in Gods naam begonnen. Om grof geld werd 't „God zij met ons" ge slagen, en waar 't slechts even pas gaf, werd aan Gods heiligen Naam herinnerd.

Er heerschte zoodoende een atmosfeer, die met iets uit het Heilige bezwangerd was, soms tot overladens toe. Waar dan nog bijkwam, dat in Asafs tijd en in de dagen onzer vaderen de leligieuse golving veel sterker was, en de religie zooveel breedere plaats innam in het leven.

Maar wij hebben alles tegen. In den breeden kring van het maatschappelijk leven wordt Gods naam ternauwernood meer genoemd. Geen klok luidt meer. Een heel andere wereld van gedachten vervult de gemoederen. Men wordt als ouderwetsch verketterd, zoo niet bespot, zoo men 't nog waagt aan heilige usantiën vast te houden. Een leven van God en zijn naam ontdaan, is 't meest gewild. En wat de religieuse golving aangaat, die is er, ja, in kleine kringen nog, maar de vloedgolf van 't leven gaat, puur materieel, om geld en om zingenot.

In zulk een tijd vergt het nabij God te zijn daarom zoo dubbele inspanning, en mag niets verwaarloosd, dat hier effect kan hebben, noch positief, noch negatief. Positief moet elk middel volhardend aangewend, om onze ziel eiken dag langer en inniger met onzen God bezig te doen zijn; en negatief moet tekeer gegaan en bestreden al wat storend op onze gemeenschap met onzen God inwerkt.

Verstaat nu Christus' Kerk, verstaat men in Christus' Kerk, wat hoog belang hierbij in het spel is? Kan men zeggen, dat er althans een streven openbaar is, om voor 't minst op 't Kerkelijk erf dit hooge doel na te jagen ?

De apostel wijst ons als een der middelen, om nabij God te zijn, op het „leven in vrede." Zijt eensgezind, roept hij ons toe, leeft in vrede, en de God der liefde en des vredes zal met u zijn.

En toch verstoort men dien vrede gedurig.

Men versta ons wel. Er wordt niet beweerd, dat er geen ernstige geschillen kunnen rijzen, noch ook dat bij elk geschil in onverschilligheid heil moet gezocht. Zoo deed Paulus ook niet. Neen, 't komt hier op den geest aan, waarin men geschillen onder de oogen ziet en beslecht.

Tweeërlei aandrift kan daarbij opkomen. Eenerzijds de heilige aandrift, om, nu er een geschil rees, dubbel op onze hoede te zijn, dat de liefde geen schade lijde en geen onheilig woord over onze lippen of uit onze pen komt. Maar ook andererzijds de onheihge aandrift, om aan zijn bitteren zin vrij spel te laten, nu er toch een geschil is, zijn kwelzucht bot te vieren, en pijn te doen wat men kan.

Bij het eerste plaatst men zich in een atmosfeer van liefde en vrede. Bij het tweede ademt men in een dampkring van bitterheid en nijd.

Het is in de kerk als in het gezin.

.Tusschen man en vrouw, tusschen ouders en kinderen, en tusschen de kinderen onder elkaar rijzen gedurig geschillen op. Dat kan niet anders. Belangen, inzichten, strevingen loopen uiteen.

Maar zie nu, welk verschil tusschen het éene gezin en het andere.

In een gezin dat hoog staat, beperkt men die geschillen en heerscht een toon die vanzelf een uitweg opent. En waar zoo de liefde woont, daar gebiedt de Heere met name dien zegen, dat de harten éen blijven.

Maar daarnaast, helaas, hoe menig ander gezin niet, waarin men er zich op spitst, om elk geschil breed uit te meten, om de scherpste, zoo maar niet een giftige pijl op zijn boog te leggen, en waar man en vrouw, ouders en kinderen, broeders en zusters telkens als furiën tegenover elkaar staan.

Welnu, dit is altoos dezelfde tegenstelling als waarop we wezen. Een wereld, een gezin, een kerk zonder geschillen brengt ons deze zondige aarde niet. Maar alles hangt er maar van af, of het opduikend verschil in het gezin of in de gemeente een atmosfeer van liefde en vrede vindt, dan wel een dampkring van bitterheid en nijd.

En nu wijst de apostel er ons op, dat het kweeken van zulk een atmosfeer van liefde en vrede niet alleen op zichzeli reeds Cbristenplicht is, en het leven blijde en getroost maakt, maar dat het ook een stellig vereischte is, om het leven nabij God te bevorderen.

Natuurlijk kan een kind Gods, ja, moet het, ook al vindt het om zich heen een geest van onrust en onvrede, toch nabij zijn God zijn en nabij zijn God leven. En bij wie volhardt, komt 't daar ook toe. Maar o, het wordt er zoo ongelooflijk door verzwaard.

Waar de dampkring, die ons omringt, bezwangerd is met booze electriciteit, en de tong niet in toom wordt gehouden, en verwijdering den liefdeband scheurt, en laaie de hartstocht van den twist uitslaat, daar trekt alles uw hart van de gemeensijhap met uw God af. Daar kan de vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, uw ziel niet vervullen. Daar mist ge de kalmte en de innerlijke ruste, om uit deze aardsche sfeer u over te plaatsen in de wereld daarboven en zaliglijk de nabijheid van uw God te genieten. w b n d

Er wordt dan in tweeërlei opzicht kwaad gesticht. Vooreerst derft ge éen der kostelijkste middelen, om nabij uw God te verkeeren; en ten anderen raakt ge onder de heerschappij van een element, dat zich scheidend tusschen u en uw God inwerpt. n n k t d o

Eén zachtgestemd gemoed kan in dit opzicht heel een gezin, heel een kring tot zegen zijn; maar ook éen bittere gal kan voor heel een gezin en heel een kring toon en geest bederven en de godsvrucht in dat gezin en in dien kring bitterlijk schade doen lijden.

Van elk onvertogen en onheiUg woord, maar ook van elke bittere, opvliegende gemoeds stemming zullen we Gode eens rekenschap moeten geven.

Want vergeet niet, niets werkt op toon en geest zoo sterk als de gewoonte en de hebbelijkheid, die den toestand en de stemming • an ons gemoed vormen en beheerschen.

Hebt ge u eenmaal gewend, u in te houden en te bedwingen, en waar satan u het gil in handen speelt, aanstonds naar ds nardusflesch met zachte balsem te grijpen, dan wordt de strijd u gaandeweg al lichter, de poging om te stillen al bekoorlijker, en het ge not van vrede en liefde gekweekt te hebben, gaandeweg al rijker.

Maar ook, geeft ge eenmaal aan uw scherpheid, aan uw opvliegendheid, aan uw bitteren zin toe, dan verUest ge steeds meer het be dwang over u zelven, en sticht ge voor u zei ven en voor uw omgeving zoo nameloos veel kwaad.

Met zoetsappigheid, met niet durven spre ken, met alles maar door de vingers zien, heeft de vrede, dien de apostel wil, niets te maken.

Zoetsappigheid is geen heilige kunst, miar lafheid.

Maar dit is de heilige kunst, om kloek en moedig in alle ding te staan, en toch alle ding zóo aan te vatten, zóó te behandelen en zóo ten einde te brengen, dat in uw eigen gemoed geen onheilige vonk vuur geeft en ge in het gemoed van wie met u zijn, geen oogenbUk den innerlijken vrede verstoort.

Wiens godsvrucht nu meer schijn dan wezen is, die stoort zich hier niet aan. Maar hij die worstelt tot den einde toe, om op alle maniei zijn verborgen omgang met zijn God te be waren, en gedurig nabij zijn God te zijn, die kan aan den drang van het apostolisch woord geen weerstand bieden.

Hij toch voelt het aan zijn ziel, dat de atmosfeer van liefde en vrede hem nabij zijn God doet verkeeren, en vlucht daarom uit een sfeer van onvrede en onrust, omdat ze hem van zijn God aftrekt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 maart 1906

De Heraut | 4 Pagina's

„Leeft in vrede.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 maart 1906

De Heraut | 4 Pagina's