GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEE WEGEN,

XXXI.

NOG EENMAAL.

Vier jaren waren voorbijgegaan. Veel was in dien tijd veranderd.

We vinden onzen vriend Gilles weer terug in dezelfde streek waar we hem gelaten hebben, en waar hij tot volle tevredenheid van zijn patroon en van de boeren eveneens de zaken beheert en er orde op stelt. Hij woont thans echter niet meer bij den boer in, maar heeft een lief, eigen huisje, gelijk dii passelijk is nu hij een eigen gezin heeft. Want een jaar geleden is hij getrouwd met Hanna de bakkersdochter, door wie zijn vader zoo vriendelijk is verpleegd • geworden.

Dikwijls was Gilles vader wezen bezoeken, die bij zijn verstand bleef en gedurig sprak van de goedertierenheid des Heeren hem bewezen. Wel kon hij niet meer werken en werd zijn lichaam al zwakker, maar hij had nu den besten troost, namelijk de hoop des eeuwigen levens en daarin kon hij zich verhengen, gelijk ook in de liefde dergenen die voor hem zorgden. Als Gilles kwam, ontmoette hij natuurlijk ook de goede, vriendelijke Hanna. Zoo leerde hij haar kennen en liefhebben, en was zij eindelijk zijn vrouw geworden. Beiden dienden den Heere en waren elkaar tot steun. Het ging hun goed en de man kon in korten tijd zijn oude schuld afdoen aan den Vreeswijkschen boer, met wien hij de vriendschap bleef onderhouden. De boer wilde wel van geen betaling weten, doch wijl Gilles er bepaald op stond, nam hij het geld eindelijk aan en gaf het aan de armen.

Maar waar was vader nu? zult gij vragen. Woonde hij nog lang bij den bakker?

Neen, vrienden, hij had thans geen huis op aarde meer noodig. Kort voor den tijd waarvan we hierboven spraken, was vader plotseling zeer zwak geworden, en nog eer een zijner zonen bij hem zijn kon, was hij in vrede ontslapen. In zijn leven had hij veel zorg en onheil gekend, ook niet altijd op den Heere vertrouwd of zijn weg gereisd met blijdschap, maar, gelijk we zagen, na veel duisternis was hij gekomen tot het Licht, dat schijnt in de harten al dergenen die in Jeius gelooven. Hij had in dat Licht geloofd en als een kind des Lichts ging hij uit dit leven, wetend dat de dood ook voor hem was verslonden tot overwinning.

Bij vaders begrafenis ontmoetten de twee broeders elkaar weder voor het eerst in verscheiden jaren. Ze waren in dien tijd heel wat van elkaar gaan verschillen. Piet zag er uit als een heer uit de stad, van wien hij nu ook alle manieren had. Gilles daarentegen had een ietwat boersch voorkomen en was gekleed gelijk 't bij zijn werk paste. Dat was nu naar 't uiterlijk onderscheid, inwendig was het zeker vrijwat grooter. Althans Pieter gedroeg zich trotsch en siug en liet duidelijk merken, dat hij hoe eer hoe liever maar weer weg was, om niet te zijn onder menschen boven wie hij zich ver verheven ücnite. Gilles daarentegen betoonde zich dank-

baar voor de liefde aan zijn vader bewezen, en vriendelijk jegens iedereen.

’t Werd bij de begrafenis te laat voor Pieter om nog des avonds weer te vertrekken. Zoo 'maakte dan Gilles gebruik van de gastvrijheid hem door den vriendelijken bakker en zijn vrouw geboden, die ook zorgden dat Pieter — er was geen herberg in het gehucht — behoorlijk onder dak kwam. En zoo zaten dan in den laten avond de broeders in de kamer van den jongsten bijeen om het weinigje dat er viel af te doen met elkaar te bespreken. Dat was spoedig verricht en toen zei Gilles:

„Lieve broeder, we hebben wel geen erfenis te deelen, doch de Heere God heeft ons zoo rijkelijk gezegend, dat we ook zonder erfgoed er best komen kunnen.”

„Jawel, " antwoordde Pieter, „maar 't spijt me toch dat het niet anders is geloopen. De diefstal in der tijd heeft alles bedorven en daarbij . . . .”

„Ik begrijp u wel, " zei Gilles, „ik had het anders moeten aanleggen. Maar dat is geschied en ik heb er alles bij verloren. Gelukkig was het nog maar mijn eigen zaak die te gronde ging. De Heere heeft mij door een diepen weg geleid, en ik geloof dat Hij mij verder ook leiden zal, opdat ik niet weer afdwaal.”

„Dat is ook maar te hopen*', hernam Piet, „misschien komen we er allebei mettertijd nog geheel bovenop. Ik zal althans wel zorgen, dat ik niet zoo'n sukkel blijf als vader in onze jeugd was.”

„Hoor eens Piet, " sprak Gilles, „dat staat niet aan ons. Alles ligt in Gods hand. En verder heb ik geleerd dat geld en goed en aardsch voordeel niet het hoogste is. Er staat toch uitdrukkelijk geschreven: Werkt niet om de spijs die vergaat.”

„Maar een mensch moet toch eten.”

„Zeker. De Heere Jezus verbiedt dai ook volstrekt niet, maar wil zeggen: Werkt niet allereerst om die spijs, maar om de betere, die blijft tot in het eeuwige leven. Vader heeft veel verloren in zijn leven, maar zie je, het hoogste heeft hij ten slotte toch verkregen, en daarover mogen we ons immers verblijden. Nu geloof ik, dat we [ook allereerst het koninkrijk Gods moeten zoeken en dan volgen al die andere dingen wel.”

„Natuurlijk ben ik ook blij, " sprak Pieter, „dat vader zalig is afgestorven, en ik hoop dat het eenmaal ons allebei ook zoo gaan mag.”

Het gesprek vlotte niet best. Gilles noodigde zijn broer vriendelijk uit, hem eens te komen bezoeken', doch Piet zei dat hij geen tijd had voor bezoeken, althans vooreerst niet en dat het zoo'n reis was. Gilles begreep terecht daaruit, dat ook hij en zijn vrouw bij Pieter niet welkom zouden wezen. Hij nam afscheid en den vol genden morgen vertrok zijn broer, na een korten afscheidsgroet aan Gilles en diens vrouw.

Toen die beiden weer op den „Uytkijk" waren teruggekeerd — zoo was hun huis genaamd, ter berinnering aan de ons welbekende vroegere woning — gevoelde Gilles zich eenerzij ds blij moedig, anderzijds bedroefd. Hij wist dat bij zijn vader daarginds zou weerzien, doch het griefde hem dat hij bij zijn broeder hier op aarde blijkbaar niet welkom was, en hij begreep ook waaruit dit voortkwam.

In den eersten tijd echter werd zijn hoofd al ras bezig gehouden met andere dingen. Er kwam namelijk een brief, waarin de landheer uit Utrecht berichtte dat hij geruimen tijd zou afwezig zijn en Schravers dus alles in dien tijd maar naar zijn beste weten moest regelen. Weldra echter bleek wat de reden van die afwezig heid was. Wiebold was plotseling gestorven en nu waren zijn ouders op reis gegaan, teneinde daardoor zoo mogelijk hun verdriet te vergeten. Den waren troost kenden ze, helaas, niet.

’t Was begrijpelijk dat Gilles iets naders trachtte te vernemen. Wat hij te hooren kreeg was droevig.

De jonge Wiebold, die tot niets bruikbaars bleek, dan om zijns vaders geld te verbrassen, had zich naar Brussel begeven, waar zijn vader hoopte hem een werkkring te bezorgen, 't Ging echter even als in Den Haag, Wiebold voerde niets uit en verteerde veel geld in 't gezelschap van jonge losbollen en zwierhancn meest uit den hoogen stand. Op zekeren dag had hij meteen dier heeren twist gekregen, die zoo hoog liep, dat men elkaar tot een tweegevecht uitdaagde. Daarin had Wiebold een stoot met een degen bekomen, en 't gevolg was dat hij het na enkele oogenblikken bestierf. Zoo ging hij de eeuwig heid in, onvoorbereid, en ten gevolge van een onnoodigen en goddeloozen strijd, dien men dwaselijk meende dat voor de „eer" werd gevorderd.

Gilles schreide toen hij het hoorde en zei tot zijn vrouw: Vader is arm gestorven; toch was hij rijk. Die Wiebold had naar de wereld veel^ en toch — wat baatte het hem in den dood?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's