GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een nieuwe Schriftverklaring.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een nieuwe Schriftverklaring.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De reuzenarbeid dien Ds. Sikkel met enkele andere Dienaren des Woords op zich nam om een goede Gereformeerde Schriftuitlegging aan ons volk te bieden, heeft aanspraak op waardeering. Al weten we niet welke medearbeiders Ds. Sikkel heeft gevraagd, we twijfelen niet of hij zal zorgen daarvoor mannen te kiezen, die de beginselen in de Inleiding ontwikkeld, van harte deelen. Naar dat program van beginselen en de eerste proeve in de verklaring van Genisis I en 2 geleverd, mag het werk dus beoordeeld worden. En dan aarzelen we geen oogenblik, onze hartelijke sympathie met dit werk uit te spreken. Ds. Sikkel doet geen enkele transactie tegenover de nieuwere critiek en het verwaterd inspiratiebegrip der ethische theologie. Kloek en en fier mainteneert hij de heerlijke belijdenis van de Kerk aller eeuwen, dat de Schrift het Woord Gods is, aan de gemeente geschonken als openbaring van den vollen raad Gods. Voor het gezag van dat Woord buigt hij ootmoedig het hoofd; in dat Woord heeft hij het leven voor zijn eigen ziel gevonden; en de schatten van dat Woord uit te stallen, is de liefde en lust van zijn hart.

Op de principieele lijnen, in de Inleiding getrokken, hebben we dan ook geen de minste aanmerking temaken. Ds. Sikkel heeft hier in hoofdzaak zich aangesloten aan hetgeen door Dr. A. Kuyper in zijn Encyclopaedic en door Dr. Bavinck in zijn Dogmatiek ontwikkeld was. Hij geeft diezelfde beginselen weer in eigen taal, voegt ze saam tot een geheel, werkt ze om in meer populairen vorm en heeft in deze Inleiding metterdaad een uitnemend hulpmiddel geboden voor ieder, die de beteekenis der Schrift, het karakter der inspiratie, haar eigenaardige vormen enz. beter wil verstaan. Op dit terrein was uitnemende vóorarbeid geschied, en Ds. Sikkel heeft daarvan dankbaar gebruik gemaakt, wat zijn werk tot eere strekt. Want niet in het najagen van schitterende nieuwe denkbeelden, die vaak den toets van Gods Woord niet kunnen doorstaan, maar in het bevestigen en handhaven van wat de Heilige Geest aan de gemeente geleerd heeft, ligt de waarde van zulk een arbeid.

Ook de eerste proeve van Schriftverklaring, die in het Boek der Geboorten voor ons ligt, verdient in menig opzicht lof. De arbeid was hier moeilijker, omdat de gebaande weg ontbrak en vaak pionniersarbeid moest verricht worden. Dat Ds. Sikkel daarbij niet inging op de bezwaren der nieuwere critiek en met name de hypothese van Wellhausen-Kuenen omtrent het ontstaan der vijf boeken van Mozes slechts kort aanduidde, achten we een verdienste. Een populaire Schriftverklaring kan en mag geen apologetisch standpunt innemen. Wie het Woord Gods verklaren wil voor de gemeente, heeft dat Woord Gods niet eerst te verdedigen tegenover eiken, aanval. Het was voldoende, gelijk Ds. Sikkel doet, de onjuiste beginselen aan te wijzen, waaruit deze critiek voortkomt, om de gemeente tegen haar te waarschuwen en te wapenen. Het geschil loopt niet over zekere historische oorkonden en feiten, maar raakt de geheele wereld-en levensbeschouwing van Gods kind. En de beste apologie voor de Schrift ligt altoos hierin, dat haar rijke inhoud, haar heerlijke eenheid, haar Goddelijk karakter klaar en helder voor de gemeente wordt uiteengezet. Dat Ds. Sikkel daarbij dankbaar gebruik maakte, van de ontdekkingen in het verre oosten, waardoor over de oudste geschiedenis der menschheid, na den zondvloed, zooveel nieuw licht verspreid werd, en vaak op zoo verrassende wijze de korte aanduidingen der Schrift werden aangevuld en bevestigd, was uit apologetisch oogpunt uitnemend gezien. Niet in het najagen van den vijand, maar in het versterken van eigen positie ligt de groote kracht der Christelijke apologetiek.

In bijzonderheden op de geleverde exegese in te gaan, gedoogt noch de aard noch de omvang van ons blad. Slechts enkele opmerkingen veroorloven we ons, die aan den verderen gang van het werk ten goede mogen komen.

De eerste opmerking is, dat Ds. Sikkel ook bij deze exegese toont een rijken en vruchtbaren geest te hebben, die vaak in schitterende woorden zijn denkbeelden weet in te kleeden, maar dat deze woordenstroom zich wel eens te zeer vermenigvuldigt, De thans geleverde exegese van Genesis I en 2 kon, zonder dat de werkelijke inhoud hierdoor eenigszins schade leed, op minstens de helft worden teruggebracht, De veelheid der woorden doét bovendien aan de helderheid der gedachten afbreuk en vermoeit den lezer. Bij een vluchtig geschreven persartikel of meditatie moge dit te verontschuldigen zijn, maar bij een Schriftverklaring komt het vóór lle dingen aan op klaarheid van geachte, scherpheid van uitdrukking, be-

lijndheid van voorstelling. Calvijn's exegese is in dat opzicht een Musterbild. En al behoeft men nu niet tot Groen's lapidair stijl te vervallen, toch zal Ds. Sikkel wel doen met het snoeimes in handen te nemen en de al te welige ranken af te snijden. Ook omdat, op deze wijze voortgaande, het geheele werk een uitbreiding zou verkrijgen, die de koopkracht der lezers verre zou te boven gaan. We wagen ons niet eens aan de berekening van den prijs van het geheele werk, wanneer we zien, dat voor de uitlegging van anderhalf hoofdstuk uit Genesis reeds een boekdeel noodig is.

Die meerdere beknoptheid van uitdrukking kon dan in de tweede plaats gepaard gaan met nog dieper indringen in de beteekenis, die elk bijbelboek voor het geheel der Schrift heeft. In de inleiding op Genesis heeft Ds. Sikkel een in menig opzicht voortreffelijke studie geleverd van de beteekenis, die het Boek der Geboorten voor de geheele ontwikkeling der Openbaring heeft. Hoeveel juiste opmerkingen Ds. Sikkel hier ook gemaakt heeft, toch kan volstrekt niet gezegd worden, dat de eigenaardige positie, die Genesis volgens de Schrift zelf inneemt, hier genoegzaam in het licht gesteld is. Met name het allesbeheerschende feit, waarop de Schrift telkens terugkomt, dat op de schepping rust het souvereine recht Gods op den mensch, komt hier niet voldoende tot zijn recht. Vooral in een Gereformeerde Schriftverklaring had deze gedachte niet mogen ontbreken.

En een derde opmerking is, dat de dogmatische voorstellingen van Ds. Sikkel met name omtrent het beeld Gods, waarnaar de mensch geschapen is, niet scherp genoeg belijnd en ook niet zonder bedenking zijn. Op bladzijde 148 wordt van dat beeld Gods gezegd:

Met „beeld" wordt hier door den zin van het woord aangegeven de schaduwomtrek, de afteekening, de belijning, het figuur, de uitdrukking, de afdruk. In Gods raadslag zegt het: het beeld, dat God als God en Schepper bij Zichzelf van Zichzelf heeft; hetzij daarbij te denken is aan het Besluit, waarin God zijn mensch als zijn beeld van eeuwigheid kent; hetzij te denken is aan de type van mensch in God zelf; in elk geval-is dit „beeld" Gods model, zijn ontwerp naar God zelf door Hem genomen en bij Hem vaststaande, dat Hij vóór Zich stelt bij zijn scheppen van „menschen”.

Reeds deze woorden zijn vrij raadselachtig. Wat bedoeld wordt met „het type van den mensch in God zelf" is zeker niet overduidelijk. Maar nog bedenkelijker is de verklaring op blz. I5I:

In het midden kan hierbij gelaten worden of Gods beeld, waarnaar Hij den mensch schept, zijn menschheid, de gemeenschap zijner kinderen is, gelijk Hij die van eeuwigheid kent in zijn Voornemen, in zijn Besluit; of wel, dat dit beeld de Zoon is, Gods beeld in Gods Wezen, wiens beeld de menschen als kinderen Gods gelijkvormig zullen zijn. Het één hangt met het ander naar de Schrift ongetwijfeld samen.

Het beeld, waarnaar Adam geschapen is, heet hier dus de menschheid of de Zoon als het beeld des Vaders. Ieder, die op dogmatisch gebied thuis is, weet dat deze voorstelling wel door vele dwaalleeraars verdedigd is en met de Platonische ideeënleer in verband staat, maar door de rechtzinnige theologen steeds is bestreden, omdat ze lijnrecht in strijd is met Gods eigen Woord. Er staat niet: Laat ons menschen maken naar het beeld van de menschheid of naar het beeld van den Zoon, maar naar ons beeld. Het beeld, waarnaar de mensch geschapen is, is het beeld des Drieëenigen Gods. En dat beeld is niet anders dan de zelfkennisse Gods, de afspiegeling van het wezen Gods in zijn eigen bewustzijn. Zoo is het door alle Gereformeerden op grond van Gods Woord beleden, en we twijfelen niet of Ds. Sikkel zal zich haasten, nu we op deze onjuiste uitdrukking wezen, haar in een volgende aflevering terug te nemen, opdat niet door een overigens zoo uitnemende Schriftverklaring minder zuivere dogmatische voorstellingen bij ons volk worden ingedragen.

Overigens bevelen we dit werk gaarne aan. De breede plaats, die we aan de recensie van dit eerste deel hebben gewijd, moge aan Ds. Sikkel ten bewijze strekken, hoezeer we deze poging om ons volk een goede Schriftverklaring te geven, waardeeren. Moge de zegen Gods op dezen arbeid rusten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Een nieuwe Schriftverklaring.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's