GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Vervloekt” !

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Vervloekt” !

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want zoovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgene geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. Gal. 3 : 10.

De vloek, nu in den zin van vervloeing genomen, heeft iets bangs, zelfs als hij an menschenlippen over ons uitgaat. De ervloeking vooral van een vader of moeder ver een kind, gold, waar ze ernstig geaeend n bedoeld was, onder alle volk als rampreigend voor heel het volgend leven. Zegen of loek, vooral op de lippen , van een stervend ader, scheen meer dan profetie, scheen zelfs erkende oorzaak van heil en verderf te zijn. n dat niet enkel, waar, gelijk bij Jacob, sprake on zijn van hoogere inspiratie, maar ook in ansch gewone gezinnen. Als een kind, op verren fstand van het ouderlijk huis dolend, onveroeds van het sterven van zijn vader te hooren omt, maar hij hoort er bij, dat zijn vader nog tervend gelast heeft, hem zijn zegen te zenen, dan doet dat goed en verzacht dit de onde even sterk, als 't onthutsen en benauwen ou, indien hem gemeld werd van zijn 's vaderg loek.

Maar welke ernstige beteekenis ook onder alle volk en in alle eeuw gehecht zij aan de vervloeking door een mensch, toch komt dit van verre zelfs niet in vergelijking met de vervloeking die God, de Hcere, uitspreekt. Bij de vervloekingen Gods nu ging het zoo toe, dat eerst vervloekt is de slang, toen de aarde, daarna Kaïn, en ten slotte de wetsoirertreder.

Noch op Adam, noch op Eva daalt de vloek neer, maar wel heet 't tot de slang: „Dewijlgij dit gedaan hebt, zoo zijt gij vervloekt boven al 't vee, " en evenzoo wordt alleen van de aarde tot Adam gezegd: „Zoo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt, met smart zult ge daarvan eten al de dagen uws levens.”

Toch is in geen van deze beide gevallen de vervloeking volstrekt. „Vervloekt boven al 't vee, " is nog altoos bij vergelijking gesproken. En het „vervloeken" van den aardbodem' sluit niet uit, dat die aardbodem, mits de mensch in 't zweet zijns aanschijns getrouwelijk arbeidt, hem naast de distelen en doornen, toch ook zijn brood voortbrengt. Iets wat bij een volstrekte vervloeking niet zou kunnen.

Bij Kaïn vernemen we iets dergelijks. Hier treft de vloek wel voor het eerst den persoon des mecschen zelf, maar met de bijvoeging: „Van den aardbodem, " Er staat: „En nu zijt gij vervloekt van den aardbodem, die zijn mond open doet, om uws broeders bloed van uw hand te eischen." Ook hier dus een beperking. Een vervloeking, maar alleen in zoover Kala's leven van den aardbodem afhankelijk is.

Zelfs van den vloek van Ebal ( ie Deut. 37 : 15 v.v.) kan men nog zeggen, dat hij slechts doelt op de overtreding van, enkele hoog ernstige geboden, hoezeer hier reeds de opsomming der enkele geboden wel ter dege bedoelt uitputterd te zijn en alles te omvatten.

Geheel volstrekt daarentegen wordt de kracht der vervloeking in deaposcolischeresumptie, als er in Gal. 3 : 10 staat: oovelen als er onder de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek, want er is geschreven: ervloekt is een iegelijk die niet blijft in alles wat geschreven is in het boek der wet, om dat te doen.

Scherper, volstrekter kan het niet worden uitgedrukt : Vervloekt is een ieder. Vervloekt is een ieder, die niet al de wet volbrengt. En vervloekt is een ieder die niet al de wet «//yV volbrengt; want er staat: die er niet in blijft.

Want al poogde men ook dit te verzwakken door de opmerking, dat dit tot Joden Christenen van Joden en van de wet aan Israël werd gezegd, er spreekt dan toch uit deze veelomvattende, deze ontzettende waarheid, dat de vloek zich naar ons toe beweegt, zoolang we niet in alles en altijd des Heeren heilige ordinantiën volbrengen.

Wat is die vervloeking? Wat Is onder dien vloek te verstaan?

Dit volgt uit de schepping door het Woord. Uit het: God sprak en het was er.

Een vloek is een woord. Een vervloeking is het uitstreken van een woord dat verderf brengt. En de beteekenis van zegen en vloek hangt daarom rechtstreeks saam met het grondfeit van alle creatuurlijk bestaan, hiermee namelijk, dat niets geschapen is uit iets dat reeds bestond buiten God om; dat evenmin iets, wat ook, geschapen is door uitvloeiing uit het Wezen Gods; maar dat alles wat is of leeft, zijn oorsprong daaraan dankt, dat God sprak, dat Hij gebood, en dat het er toen stond.

Het Woord, het spreken van het woord, is daarom bij God uitgaande Almachtigheid. Het is niet een klank, niet een toon, niet een daverend geluid, maar het is kracht met wil gemengd en in wijsheid uitgaande.

Het spreken doet het, het woord schept.

Maar dat scheppen, dat spreken, is geen daad die afljopt zoodra het creatuur er is.

Terstond zou het geschapene in het niet terugzinken, indien het Woord enkel schiep en daarna het geschapene losliet. Om het creatuur te doen worden niet alleen, maar om 't te doen zijn en te doen blijven, en alzoo in stand te houden, moet datzelfde Woord Gods het creatuur blijven houden, vasthouden, in stand hou den en doen voortbestaan.

Het is derhalve de volle Almachtigheid Gods, die van het Woord uitgaande, niet een enkel oogenblik, maar steeds en aldoor dit heelal der dingen, heel deze wereld, heel deze aarde, en op die aarde u en alle schepsel het aanzijn en hel leven geeft en dat leven van u als mensch tot in alle eeuwigheid bestendigt. Eu hierin nu is de zegen, en hierin is de vloek Gaat de Almachtigheid u ten gunste, over u in welbehagen uit, dan brengt 't u heil, dan brengt het u geluk, dan brengt het u in het eind zaligheid. En dat is zegen.

Maar ook, gaat die Almachtigheid van het Woord over u uit in onvrede, in afkeuring, in toorn en verbolgenheid, dan. keert de Almachtigheid Gods zich tegen u ten verd«rve, ter ontwrichting van uw bestaan, en overstort u eeuffiglijk met rampzaligheid. En dat is de vloek.

Wat worstelt hierin nu anders dan de Souvereiniteit, de Majesteit Gods met het van Hem geheel afhankelijk schepsel. Juist omdat ge ontstondt door het Woord, en nooit anders bestaat dan door het Woord, waarvan Gods Almachtigheid uitgaat, kan God u nergens in of buiten zijn schepping op u zelf in veiligheid stellen.

Er is geen plek, geen plaats in hemel of op aarde, noch buiten den hemel en de aarde, waarheen God u kan uitbannen, om u aan uzelf over te laten, en u verder ongemoeid te doen voortleven, onttrokken aan zijn toorn, beveiligd tegen zijn Aln achtigheid.

Zijn Almachtigheid werkt aldoor, werkt rusteloos over u, op u in, in u. In uw lot, in uw lijf, in uw innerlijk bestaan Nu en na uw dood. Er is geen ontkomen aan. Er is geen vluchten. Er is geen uitwijken. Voor niet één oogenblik kan Gods Almachtigheid de inwerking van zijn zegen of zijn vloek op u werkeloos stellen. Zijn Almachtigheid werkt altoos.

En om het heilig karakter van zijn Souvereiniteit en hooge Majesteit kan die inwerking nooit neutraal zijn. Hst is een Almachtigheid die uitgaat in Goddelijke sympathie of in heilige antipathie. Ze werkt altoos, 't zij als de macht van een vriend u ten goede, of als de macht van een vijand u ten kwade.

En daarom kunt ge nooit anders dan alzóó in de hand van uw Schepper zijn, dat die Almachtigheid zich ten zegen, of wel dat ze zich als een vloek naar u toekeert.

En eerst hierdoor "ontvangt de gehoorzaamheid, die ge uw God schuldig zijt, de onderworpenheid aan zijn ordinsntie, de dienst dien ge aan uw God schuldig zijt, 't onuitwischbaar zegel. In de onbezielde schepping zit dit zegel van zelf onuitwischbaar vast. Alle kracht in de natuur volbrengt Gods wil. Ze kan niet anders. Tenzij God zelf ze in het wonder stuit cf ombuigt, werkt in de natuur alle kracht nsar de wet door God voor haar gesteld.

Evenzoo zit dit zegel vast in de wereld der engelen, na de eens gevallen beslissing. Vast als vloek onder de gevallen engelen. Vast als zegen onder de goede engelen. En zoo ook vast ten goede en ten zegen onder de gezaligden in het Vaderhuis. Bij de engelen en de gezaligden is strijd geweest, maar die strijd heeft uit. Het zegel is onherroepelijk.

Maar voor ons op deze aarde, op onze pelgrimsreize, is dat zegel nog onvast. Het kan ten zegen, hst kan ten vloek zijn. En dit nu hangt eeniglijk aan de vraag, of we God God laten, zijn souvereiniteit eeren, en aan zijn heiligen wil ons onderwerpen en dien doen, ofwel dat wij tegen God ingaan, zijn souvereiniteit weerstaan, zijn gebod op zij zetten, en ónjen wil doorzetten tegen zijn heiligen wil in.

En al naar gelang dit in ons leven toegaat, komt onmiddellijk de uitwerking. De Almach tigheid kan niet niet werken. Ze kan niet neutraal zijn. Ze moet altoos in sympathie of in antipathie zich naar u toe keeren. En daarom, gehoorzamen is den zegen inhalen. Ongehoorzaamheid is den vloek naar u toe trekken.

Een tusschenlerrein is er niet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1906

De Heraut | 4 Pagina's

„Vervloekt” !

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 november 1906

De Heraut | 4 Pagina's