GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Ga weg achter mij, satanas”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ga weg achter mij, satanas”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar hij, zich omkeerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter mij, sdtanas, gij zijt mij een aanstoot; want gij bedenkt niet de dingen, die Gods zijn, maar die der menschen zijn. Matth. 16: 23.

„Al de dagen zijns levens op aarde" is het één lijden voor den Heilige geweest, onder niet dan onheiligen te moeten verkeeren, de uitwaseming der zonde van allen kant uit het menschenhart op zich te voelen aandringen, en drie en dertig jaren lacg, door eigen zelfvernietiging, in de? .e vernedering te moeten stand houden.

Slechts ééa lichtzijde was er. De zoude had op Jezus geen vat, ze had voor Jezus geen verlokking, geen verleiding, geen verzoeking. Hij, die geen zonde gekend heeft, kon door den prikkel der zonde niet worden gewond. Er was in Jezus een gruwen van de zonde, een in zichzelf terugkrimpen voor de zonde, een pijnlijk door de aanraking van het zond'ge om hem heen ia bet diepst zijner ziel getroffen worden. Maar juist dit pijnlijke bij de aanrakiog stootte afea trok niet aan. De zonde tegen hem, ea hij tegen de zoade, en daarom nooit werking vaa die magnetische kracht, waavmeê de zonde ons zoo dikwijls trekt.

De zondige omgeving had voor den Heilige al het benauwende en drukkende, waarmee ons een met stikstof beiwangerde atmosfeer aandoet. Die zondige dampkring drukte op de vrije geestelijke ademhaliag van zija innerlijk leven. Ea Jezus leed daaronder, ea leed daaronder om oazentwil. Maar gevaar stak er voor Jezus zelf niet in. Da zonde wekte walging, en nimmer had ze voor Jezus bekoring. Hij was ontrefbaar. Hij kon niet door giftige beet gewond worden. De zoade om hem heen dted slechts dienst als de donkere schaduw, om zija innerlijke heiligheid te zuiverder ts doen uitkomen. En die vol|itrekte onbskwetsbaarheid gold tegenover elke speciale zonde. Zelfs strijd kostte het reine, zuivere, hoogheilige leven den Heiland nooit.

Slechts op één punt scheen het anders. Gelhsemané toont het. In dien hof der olijven is strijd geweest, is in bangen strijd geworsteld. Nooit anders, maar hier wel, is een ondeelbaar oogenblik van een „mijn wil" en „Uiv wil" gehoord. En al was ook hier vaa gewond worden geen sprake; beduchtheid van gekwetst te worden, komt hier toch ia zija smeeking uit. Eea beduchtheid, die terstond weer wijkt door het „niet mijn wil", dat uit zijn ziel wordt geperst. Maar zooveel blijkt dan toch, dat

Jezus op dit ééne punt gevoeld heeft, dat de zonde niet zonder een aandoening te wekken, langs hem schrijnde.

Immers het in den dood gaan asou voor hem, die het leven in zichzelven droeg, de volstrekte tegennatuurlijkheid wezen, waartegen 't alles in zijn gemoed opdrong. Gewisselijk, ook dien drinkbeker, dien bitteren drinkbeker zou hij drinken, en willig drinken als het moest. Maar moest het metterdaad? WAS er geen uitweg? Was er geen ontkomen aan?

Die vraag was in Jezus opgekomen. Er was geen aarzelen, maar er was een huiveren voor dat in den dood verzinken, en uit die huivering kwam de worsteling.

Niet pas in Gethsémané, maar lang voor Gethsémané. De verheerlijking op Tfaabor verzachtte ze, toen de twee hemelsche getuigen met hem spraken van zijn uittocht te Jerusalem.

Maar ook reeds in Caesarea-Philippi beefde, er bij de gedachte aan het ingaan in den dood, iets in 't hart van uw Heiland. Niet om de smarts van den dood, niet om 't pijnlijke voor vleesch en bloed. Maar omdat de dood zelf zondig, onheilig, verstoring van het leven, en daarom tegen-goddelijk is.

Toen in Caesarea Philippi zijn jongeren, bij monde van Petrus, dan toch eindelijk hem als huj Messias beleden, en als dan Christus Gods erkend hadden, toen trad op eeomaal dat ingaan in den dood in al zijn ontzetting voor Jezus geest.

Nu begon het. Nu kwam de eerste ontsluiering het mysterie des doods voor zijn jongeren, Van toen aan èe^on hij, zoo staat er, zijn jongeren het aan te zeggen, dat hij naar Jerusa lem moest, om er veel te Jijden, en gedood te worden.

Zoo was het bange woord er uit: om gedood te worden, en Jezus ziel beefde er onder terwijl hij 't uitsprak.

En hoor nu, juist op dat oogenblik komt diezelfde Patrus, die hem pas zoo geestdriftig beleden had en dien hij zalig had gesproken, die golviogin lijn hart aanzetten doordien hij Jezus bestraft, en hem toeroept: Heer e 7vees u genadig, dat zal geenszins geschieden.

Eo op dit zeggen is het, dat Jezus, eer Petrus een woord meer uiten kan, zoö heftig reagee.'i, door hem met toornenden blik af te wijzen en hem toe te voegen: Ga weg achter mij', satanas !"

Jezus kende de mecschelijke behoefte aan steun. Zijn roerende klacht in Gethsémané: „Kunt gij niet één uur met mij waken ? " deed die behoefte uitkomen, en alleen v< in zijn jongeren kon hij dien steun verwachi-en.

Nu had Jesus dusver die beduchtheid voor het ingaan in den dood, d. i. in den dood als uitdrukking van. den toorn Gods, alléén doorworsteld. Zelfs zijn jongeren wisten er niets van. Maar nu, na de belijdenis te Caesarea-Philippi, nu zijn jongeren het bekend hebben, dat hij de Messias is, nu kon hij hen deelgenoot van zijn innerliike worsteling maken, en zoo kondigde hij hun zijn lijden en zijn sterven aan. Ei nu, nu is het eerste wat hem van zijn jongeren toekomt, geen steun en geen vertroosting, maar iritegendeel een ergernis, een aanstoot, een verzwaring van zijn lijden, een zooveel banger voor l'.em maken wat hij inneilijk doorzwoegde.

Vandaar dat plotseling zoo heftig opwaken van Jeius geest tegen den geest zijner jongeren, Petrns bezwoer hem om dien hangen dood te ontga-nP, en al de anderen zwegen. Niet ééa, die een woord van heilige vertroosting sprak. Zoo mo3st het wel voor Jezus zijn of een storm tegen hem opstak, en het is uit dit fel bewogen zijn van zijn gemoed, dat 't harde, 't heftige, woord tegen Petrus opkwam: „Ga weg achter mij, satanas ! Gij zijt mij een aanstoot."

Neen, dat kwam niet uit Petrus. Daar zat een ander achter. Die dit ééne zwakke, ge voelige punt kende, was niet Petrus, maar was satan. En nu werd een van zijn eigen jongeren door satan gebruikt, om, ware het mogelijk, Jezus op die plek den giftigen stoot, de vergiftigde wonde toe te brengen.

Op hem zelf had satan geen vat. In de worsteling tegen den verzoeker werd dit pleit be slecht. Maar zijn jingeren waren nog tref baar. En m-tt die jongeren was Jezus op 't innigst verbondsn. En alzoo door die jongeren kon nog een aanval op Jezus gewaagd.

Dat voelt, dat speurt, dat ziet Jezus als voor oogen. De satan grijpt Petrus als instrument aan, om zijn Heiland te wonden. Zoo is het of Petrus en satan één zijn geworden. En daarom heftig moest hier 't woord, alle verleiding te niet doend het verweer zijn.

Jezus vroeg niet, of er geen liefde voor hem in Petrus woord sprak; of het menschelijk medf gevoel, dat hem dit woord ingaf, niet aanspraak op waardeering had. Geen oogenblik zwakheid, geen oogenblik aarzelen. Die liefde was valsch, dat menschelijk gevoel ging tegen Gods eere in. Petrus begreep niet wien hij voor zich had. Hij verstond niet dat de Christus Gods, dien hij zoo pas beleed, heel iets anders te doen had, dan op eigen lijfsbehoud bedacht te zijn, want dat tiet ging om het eeuwig behoud van Gods uitverkorenen, en om den triomf van de eere Gods over satans sluwheid. „Ga weg achter mij, satanas, gij zijt mij een aanstoot, gij bedenkt niet de dingen die Godes zijn, maar die der menschen zijn !“

En Petrus deinsde terstond. Die geweldige uit roep vsn Jezus overmande hem en drong hem terug. De triomf van Jezus was volkomen. Maar vraag niet, wat lijden ook in deze korte woorden verwisseling met zijn discipelen voor Jezus school.

Uit die wereld, die hij redden zou, die kleine groep van zijn jongeren dusver zijn eenig bezit. En nu deze jongeren zelf door satan aange grepen en misbruikt, om, kon het, hem innerlijk te verzwakken op 't eenige punt waarop tref kans aan satan gegund scheen. Open strijc met satan, als in de woestijn, leidde aanstonds tot satans nederlaag. Zoo week de satan vav hem voor een tijd. Maar nu komt diezelfde aanvaller terug, de verzoeking herhaalt zich. Een laatste pogen van satan, om Jezus heilige wils kracht te breken. En daartoe wordt nu Petrus misbruikt, diezelfde Petrus, die zoo pas hem in naam van al zijn jongeren beleden hid. Ea Petrus ontwaart het niet, en merkt het niet, en waant niets dan liefde voor zijn Heiland te uiten, onderwiji hij als instrument van satan Jezus met bangheid in de ziel slaat.

En toch, ook dit nieuwe lijden moest Jezus overkomen. Ook in den kring der zijnen zou de zonde blijven voortwoekeren. Wel niet meer heerschen, maar toch nog blijven nagisten. Reeds de zonde in de wereld om zich heen te ontwaren, was zoo hard. Ze in den kring der zijnen ta voelen werken, was nog zooveel banger. En 't bangst van alles was, ze in de zijnen als een werking van satan te gevoelen.

Zoo wa-het in Petrus. Zoo was het later zoo telkens in zijn heilige gemeente. Zoo is het nog zoo gedurig belijdt. onder wie anders hem trouw

Eu daarom moest de eerste maal de beste, het zoo geweldige en harde woord tegen al het demonische, dat nu of ooit in de zijnen mocht sluipen, als in heiligen toorn geslingerd worden: „Ga weg achter mij, satanas! Gij zijt mij een aanstoot 1"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 maart 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Ga weg achter mij, satanas”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 29 maart 1908

De Heraut | 4 Pagina's