GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ook het referaat,

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ook het referaat,

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 5 Juni 1908.

Ook het referaat, dat Dr, C. E. Hooykaas voor de Moderne Theologen hield over de vraag: welke plaats in onze godsdienstige levens-en wereldbeschouwing toekomt aan de eschatologische verwachtingen, gaf tot een niet onbelangrijk debat aanleiding, dat in hoofdzaak liep over de vraag, of de modernen terecht de „prediking van hemel en hel" hadden prijsgegeven.

Dr. Hooykaas nam nog het ouderwetsche moderne standpunt in. Bij alle volken en bij alle religies, zeide hij, vindt men verwachtingen omtrent een leven na dit leven, allerlei bonte toekomstdroomen van een zinnelijk Paradijs en een rijk der heerlijkheid, dat endoor den individueelen mensch en voor de menscheid als geheel eenmaal komen zal. Dat geloof verklaart hij psychologisch uit het gevoel van onbevredigd-zijn met het vergankelijke en onvolmaakte menschenbestaan; op zichzelf draagt het nog geen godsdienstig karakter, kan het zelfs grof-zinnelijk optreden en in wraarheid tegengodsdienstig zija. Eerst als dat geloof, dat bij alle volkeren voorkomt, bevrucht wrordt doof de geestelijke waarneming van Gods oneindig wezen en onze verwantschap* met Hem, ontvangt het een godsdienstigen grondslag en wordt da sluitsteen van onze godsdienstige levens-en wereldbeschouwing. Wel verre van aan deze „toekomstverwachtingen" alle realiteit te ontzeggen en ze als loutere droombeelden der fantasie te beschouwen, heeft de moderne vast te houden aan twee waarheden : vooreerst dat het leven van den mensch slechts een onderdeel van zijn bestaan in de eeuwigheid is.en ten tweede dat het leven van de menscheid slechts een benadering of afwachting is van Gods volle heerschappij.

Alleen, dat geloof aan de toekomst, dat de sluitsteen is, moet zoo abstract mogelijk blijven. Het moet onze trots zijn, onze onkunde te belijden over het wat en het hoe. Het toekomstgeloof mag daarom nooit als propagandamiddel in de prediking worden gebruikt: want dan vervalt men weer tot de fout der orthodoxie, die de menigte paait met „bewierookte beelden' en de fantasie in plaats van het geloof laat werken, We weten allen, dat God, die eeuwig is, ons deelgenooten van die eeuwig heid maakte en dat Hij die Almachtig is, de waarheid en het recht op zijn tijd zal doen zegevieren.

Waar voor nog niet zoo langen tijd ge klaagd werd, dat onder de modernen het geloof ia de onsterfelijkheio der ziel en het leven hiernamaals steeds meer wegsleet, daar hseft dit referaat reeds daarom betekenis, omdat Dr. Hooykaas, zij het dan ook in Kantiaanschen zin, toch opkomt voor de zekerheid, dat er een eeuwig leven is en die zekerheid een vasten grondslag wil geven is onze godsdienstige levens-en wereldbeschouwing. En al blijkt ook hier weer, hoe de verwerping van de Openbaring Gods tot gevolg heeft, dat dit geloof een zeer vaag, onbestemd en niet nader te omschrijven toeko.mstideaal najaagt, toch heeft zelfs dit vage geloof nog waarde, omdat het tegenover de materialistische wereldbeschouwing protest aanteekent.

Opmerkelijk is echter, dat dit referaat blijkbaar in de oogen van vele modernen niet ver genoeg ging. Met name kwam men op tegen de voorstelling alsof deze toekomstverwachting geen propagandamiddel mocht zijn. De heer Bruining van Olst weigerde daarom met de conclusie van Dr. Hooykaas mee te gaan. „Wanneer ik sta, zeide hij, voor onze eenvoudige gemeenteleden, met hun tobben en zwoegen, laat het me onbevredigd hen enkel te mogen wijzen op het heerlijke van te leven in de gemeenschap met God en al wat dies meer zij; ik moet hen tevens kunnen spreken over de toekomst, waarin de moeilijkheden des levens zijn opgelost".

En nog sterker liet de heer Wartena van Zutphen zich uit, die in deze toekomstverwachtingen blijkbaar meer nadruk v/ilde gelegd zien op de helgedachten.

De heer Wartena, va, n Zutphen, betoogt dat het niet juist is onder eschatologische verwachv o tingen alken te verstaan: de hoop op een toekomstige heerlijkheid en de voorstellingen van niet-heerlijkheid (bv. helgedachten) als begeleidend, secundair te beschouwen. Ook die som bere voorstellingen zijn uitingen van onbevre digdheid; doch van het onbevredigde rechtsgevoel. Bij anderen, maar vooral bij zichzelf, vindt de ernstige mensch niet die noodlottige gevolgen die het gekwetste rechtsgevoel verwacht. Dies zoekt hij ook dat in de toekomst. Dit is b.v. vrij duidelijk in de voorstelling van theosophen en spiritisten. Bij hen hooren we van toekomstig lei'en, doch minder van heerlijkaeid dan wel van: „maaien wat men gezaaid" heeft. M. a. w. de eschatologische verwachtingen zijn die van eene volledige openbaring der liefde, ja maar ook der gerechtigheid Gods; al zie ik voor mij die gerechtigheid in het licht-der liefde, d.i. als een opvoedende; kastijdende tot bestwil.

Ook de volgende spreker, de heer Erckelens, bracht hetzelfde bezwaar in, maar stelde zich de toekomst meer voor in den vorm van een vagevuur.

Wat nu onze voorstelling van het hiernamaals betreft, te veel wordt gedacht aan een plotselinge gelukzaligheid terstond na den dood, een leven in heerlijkheid na het aardsche tranendal. Ligt het niet veelmeer voor de hand, dat wij dan ook nog een ontwikkeling zullen doormaken, met ook nog strijd, maar anders dan in het aardsche bestaan, omdat de omstandigheden zoo geheel verschillen ? Toen Jezus de woorden sprak: Wees dan volmaakt, gelijk uw Vader in de hemelen volmaakt is, heeft hij het fundament gelegd, waarop wij onze voorstellingen van het hiernamaals moeten bouwen: een aanhoudende ontwikkeling, onder strijd, tot een verre toe komstiga volmaking, en niet een toestand van rust, volkomen geluk of iets dergelijks.

Het is te begrijpen, dat deze opmerkingen eenige senéatie verwekken. Dr. H. L. Oort van Utrecht, zegt het verslag, komt op tegen het gebruik van het woord „hel", dat bij enkele sprekers valt op te merken. „Dit geloof aan hel is onder ons overwonnen als een onwaardig geloof. Wij geloovcn aan vergelding, maar eenmaal zal God vergeven, omdat Hij liefde is”.

Een dergelijk protest toont, dat het zuivere modernisme onraad Jn eigen kring bespeurt. Er wordt allengs gevoeld, gelijk Dr. Hooykaas het openlijk uitsprak, dat hetnojdlot van de moderne prediking is, dat ze niet populair is, de menigte niet pakt. Wel ten deele is daaruit te verklaren, dat er een omkeer in de geesten kwam. We bedoelen dat niet in vulgairen zin, alsof bij deze j mgere modernen jacht zou gemaakt worden op een valsche populariteit. Maar ze voelden als predikers, hoever hun koud intellectualisme afstaat van het warme religieuze leven van het volk en trachten daarom de klove te overbruggen. Waartoe deze beweging leiden zal, kan niet vooruit geprofeteerd. Maar belangrijk is deze beweging zeker en het behoort tot de teekenen des tijds, waarop acht moet gegeven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Ook het referaat,

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's