GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Vreeze kwam over alle ziel.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Vreeze kwam over alle ziel.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PINKSTEREN.]

En eene vreeze kwam over alle ziele; en vele wonderenen teekenen geschiedden door de Apostelen. Handelingen 2 : 43.

De algemeene indruk, dien het Pinksteren der Uitstorting te Jeruzalem achterliet, geeft Lukas ons met deze woorden: „Vreeze kwam over alle ziel”.

Aan vrees in den zin van angst, is hier niet te denken. Vreeze is hier genomen in den zin van God te vreezen, en het afgeleide woord Godsvrucht vertolkt ons klaarlijk, wat de Schrift onder het vreezen van den Heere onzen God verstaat. Vrees heet bij onze Oostelijke naburen nu nog Furcht, 't zelfde wat in on se taal vrucht heette, maar bij ons alleen in de saamvoeging Godsvrucht overbleef. Godsvrucht en vreeze Gods is geheel 't zelfde, en de telkens in het oud Verbond terugkeerende uitdrukking: den Heere vreezen, wijst niet op een bepaald oogenblik, waarin beduchtheid voor Gods heiligen toorn het volk aangreep, maar drukt bijna hetzelfde uit als „den Heere dienen". De Heidenen vreezen de af goden, maar Israel vreest den Heere zijn God, en dit zegt 't zelfde als wat wij zouden uitdrukken, door te zeggen dat de Heidenen de afgoden vereeren en dienen, terwijl wij onze vereering en dienst wijden aan den Drie-

eenigen God, De vraag van satan: Is het om niet dat Job God vreest ? wijst niet op angst voor Godes straf, maar hierop dat Job in den dienst van Jehovah volhardde. Alleen dit ligt in de „vreeze Gods", dat men God niet maar hut te dienen, maar dat men werkelijk zijn heiligen dienst ernstig opneemt; dat men niet alleen een Jehovaha anbidder heet, maar het ook is. „Godsvrucht" beduidt nog onder ons ditzelfde. £en Godviuchtig man is iemand, die, 't zij dat hij met anderen, 't zij dat hij alleen is, in heiligen ernst voor Gods aangezicht wandelt. God te vreezen beduidt bij Israel ongeveer hetzelfde als wat men onder ons noemt: „tot de fijnen behooren". Vreeze voor God te voelen is, den indruk van zijn hooge majesteit ondergaan, zijn toenadering en zijn heilige tegenwoordigheid ontwaren, en nu door de grootheid en verhevenheid van het Heilige zoo getroffen zija, dat men meer om zijn God dan om zich zelven denkt en gereed staat de roepitem van zijn God te volgen.

Die „vreeze" kan in ons menschelijk hart op allerlei manier worden gewekt. Een geweldig onweder dat losbreekt, ingeleid door de schitterend lichtende pijlen die het luchtruim doorklieven, kan vooral in een eenzame natuur zoo machtig heel ons wezen aangrijpen, dat we ganschelijk ontzetten. Nog geweldiger is die indruk bij een aardbeving, die den bodem onder den voet trillen en golven doet. Ëen schipbreuk bij orkaan op zee kan even machtig de ziel overmeesteren. Een plotseling steifgeval, waar we bij staan, kan evenzoo aangrijpen. Op 't slagveld of bij moordtooneel heeft soms even geweldige siddering der gemoederen aangegrepen. En bij dit alles was het altijd weer de gewaarwording, dat men, ongedacht en plotseling, voor de openbaring van een hoogere macht stond, die boven het gewone leven uit ging, en dat in dit aangrijpende feit God zelf ons in het hart greep, en voor zijn ongedachte tegenwoordigheid als deed terugdeinzen.

Dit nu meldt Lukas ons ook van het Pinksteren in de Opperzaal.

De schare die voor en om de - Opperzaal stond, was ontzet, aangegrepen en overmeesterd, Ze voelde met den Heere God te doen te hebben. Zi deinsde als terug voor zijn Majes teit. Ze geraakte onder den indruk van de verheven openbaring die had plaats gegrepen. Eerbiedenis en aanbidding gevoelde behoefte om zich te uiten.

En dit nu is het, wat in het verhaal aldus ver meld staat: En er kwam vreeze, d, i. vreeze voor God, over alle ziel..

Toch wa» deze ontzetting en aangrijping een geheel andere bij de apostelen en een geheel andere bij de schare die voor de poorte der opperzaal stond.

Voor de apostelen was het een in de ziel ontroerd en octïet worden, doordat de heilige tegenwoordigheid Gods door de Uitstorting van den Heiligen Geest in hun innerlijk wezen binnendrong en zich in het verborgene van het ge moed aan hen openbaarde. De apostelen hoorden i-iet alleen het onweder klateren, maar voelden hoe U insloeg in hun eigen hart, en heel bun hart in gloed zette. Voor de apostelen «-as de aangrijping veel geweldiger, maar deed iegelijk een overstelpend gevoel van innerlijke gelukzaligheid in hun hart uitvloeien. Ook bij hen was het de schrik des Heeren, maar met dien schrik tegelijk de vrede des Heeren. Hv; t was de Trooster die hen innerlijk met Goddelijke liefde omving, en de rijkste gemeenschap met het léven Gods in hen tot stand braciit. Vreeze des Heeren, maar met vrede en vreugde, eerst uit den Hooge, en toen in den tempel van hun eigen hart, verzeld.

En juist die in de ziel ingaande werking gevoelde die schare die buiten stond, niet. Ze zag eii hoorde de teekenen, ze werd aangegrepen door het besef dat er iets geweldigs, iets ontzettends plaats greep, en dat in dit ontzettende de heilige tegenwoordigheid Gods zich openbaarde; maar ze stond er voor, het bleef buiten haar, en de aangegrepen ziel dronk geen vrede in. Voor die schare bleef het een sidderen voor de Majesteit de Heeren HEEKEN. Een niet weten wat haar overkwam. Ëen niet verstaan van het machtig feit waarvan ze getuige was. Er was ook bij haar eerbiedenis en aanbidding, maar als van een God die haar overstelpte met zijn mogendheid.

Bij de apostelen een heilig beven van heel hun wezen, maar Iegelijk een innerlijk vertroost worden door den Heiligen Geest, en wel een vertroost worden door den Geest in een mate en op een wijze, zooals zij het dusver nog nimmer gekend noch ooit genoten hadden.

Bij die schare daarentegen een vreeze die over alle z'el kwam, maar als vreeze voor een God die van verre bleef en haar niet nabij kwam, veel min inging in haar eigen zielsleven.

Zoo was het toen, en zoo is het nog, zoo dikwijls de gedachtenisviering van het Pinkste ren in de Opperzaal terugkeert.

Te Jeruzalem splitste zich de menigte in drie groepen : Ten eerste de apostelen met de geloovigen in de Opperzaal; ten tweede de Godvruchtige Joden uit alle landen, die voor 6R Opperzaal stonden; en ten derde de spotters zoo uit het deftige publiek als uit het lage gepeupel. In die Opperzaal werd er zalig genoten; vóór die Opperzaal viel vreeze Gods over de schare; en de spotters, anderen naar zichzelf afmetend, wisten van geen Heiligen Geest en dachten alleen aan den geest die in den wijn gloeit.

En zoo zijn er ook nu nog op Pinksteren drieërlei feestgangers. Feestgangers die een dag vrijaf nemen, twee, soms drie dagen zelfs. Feestgan gers die de dauw gaan trappen, die flesch na flesch ledigen, en 's avonds als brooddronkenen over de straten zwieren. Ergerlijke verschijningen op zoo heiligen dag, die niet weten wat oordeel ze over zich halen, en hoe ze God den Heiligen Geest, beleedigen.

Dan is er een tweede groep, die althans voor heilige indrukken nog vatbaar is en voelt dat er iets heiligs herdacht wordt, en hoort van het Pinksterwonder, en voor 't minst in het morgenuur, als de dag wordt ingeluid, zich vreeze Gods over de ziel voelt trekken, maar zonder zelf in het heerlijke van den Pinksterdag in te leven. Ze willen mee doen, en ze willen het heilige feest mee vieren, maar ze bedroeven den Heiligen Geest, door Hem niet persoonlijk te ontvangen in hun eigen hart.

En dan is er een derde groep.. Een groep niet zoo talrijk. Klein veeleer, bij de twee andere groepen vergeleken. Maar een groep die jubelen mag en jubelen kan, omdat ze de nawerking en de uitwerking van de uitstorting des Heiligen Geestes in het eigen hart ontwaart. Veel te zwak, veel te flauw veelal, o, we weten het allen uit eigen ervaring, maar zoo dan toch, dat men weet en gevoelt met God den Heiligen Geest in zijn eigen zielsbestaan te doen te hebben. Zijn God ontmoetend, de inwoning van zijn God in den tempel van zijn eigen hart ervarend, en volop genietend van den verborgen omgang dien God de Heilige Geest met ons vernieuwt.

In de Gemeente Gods, bij haar saamkomsten, wordt èn door het samenzijn, èn door de prediking van het Pinksterwonder, en dank zij de werking van den Heiligen Geest, die daarna plaats grijpt, de indruk van bet Heilige verhoogd. De kunst der prediking is dan, om bet groote feit van voor twintig seuwen te doen herleven, gedachtenis en verbeelding wakker te maken, en ons onder de prediking een oogenblik alzoo te doen verkeeren, alsof we in de Dpperzaal van Jeruzalem zelven getuigen waren van de groote daden Gods.

Vooral zoo eigen ontvankelijkheid, en eigen meeleven in het gebeurde, daarbij de prediking steunt en draagt, kan die indruk ook nu nog een heel de ziel overmeesterende indruk zijn. En zoo is die indruk metterdaad, voor zooveel alle ziel die opkwam, weet, ervaart en voelt dat ze met den Heiligen God te doen heeft, en verstaat wat in de belijdenis van het Drieëenig Wezen de belijdenis van God den Heiligen Geest is.

Niet maar een kracht Gods, en niet maar een werking Gods, maar God zelf, die in zijn Gemeente leeft, bij zijn Gemeente inwoont, zijn Gemeente innerlijk troost, ze opheft en dOet voorgenieten van het hemelsche leven.

En zij 't dan al, dat ook in de Gemeente Gods nog velen alleen hun God van verre kennen, en van een inwoning van hun God in hun eigen ziel het zalig ritselen nog nimmer gespeurd hebben, dan blijft toch ook hier het heerlijke, dat er vreeze over alle ziel komt, en dat die vreeze Gods, die ons op den Pinksterdag overmeestert, het middel in Gods 'hand kan worden, om telkens weer enkelen die iK> g van verre stonden, persoonlijk meer nabij en tot Gods heilige gemeenschap in te leiden.

Pinksteren moet ook .onder ons altoos weer een dag der toebrenging zijn. Elk Pinksterfeest moet zijn eerstelingen des Geestes afwerpen. Drie duizend werden toegebracht te Jeruzalem. Hoe velen zullen de toegebrschten op het nu komende Pinksterfeest ook onder ons zijn?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Vreeze kwam over alle ziel.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1908

De Heraut | 4 Pagina's