GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Niet een iegelijk”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Niet een iegelijk”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Niet een iegelijk, die tot mij zegt: Heere, Heere! zal ingaan in het koninkrijk der hemelen, maar die daar doet den wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Matth, 7 : 21,

Ge zult moeilijk een uitspraak van Jezus vinden, waarop de wederpartijders van's Heeren volk zich zoo gretig beroepen, als op zijn oordeel over het zeggen van „Heere, Heere!" Liefst hebben ze, dat ge ganschelijk over uw religie zwijgt. Uw spreken over den Heere hindert hen. Over het „Hoogste Wezen", of over „den Oneindige", dat mag neg. Maar wee u, zoo ge in hun bijzijn durft gewagen van „den Heere". En nauwelijks hebben ze u daarop betrapt, of aanstonds halen ze, met leedvermaak, Jezus eigen woord tegen u aan. „Dat zeggen van Heere, Heere! doet 't 'em niet. Goed leven en hooger wil doen, is de hoofdzaak! De Christus zelf beeft 't immers gezegd: „Niet een iegelijk die zegt Heere, Heere, " en wat er volgt weet ge wel!

Daardoor zijn die woorden van Jezus voor de kinderen der wereld een echte lievelingstekst geworden. Er is nog zoo'n lievelingstekst van „den schijn van lang te bidden". Of liever nog, die heele rede die Jezus hield, om de huichelarij der Farizeën te ontmaskeren, met dat telkens herhaalde: Wee u, gij Farizeën en Schfiftgekerden\ is het stuk uit heel de Schrift, waar ze 't best in thuis zijn. Het snijdt zoo hout, om al dat gepraat over het „Caristelijke" met een uitspraak van Christus zelf tot zwijgen te brengen.

Nu is dit, hoe hard ook, op zichzelf kostelijk,

De neiging om in den vromen schijn in te groeien, ontkiemt zoo licht in het vroomst gemoed. De zonde zit ons zoo diep tot in de fijnste vezelen van ons hart, dat het schier niet anders kan, of ook de vroomheid, hoe oprecht ook bedoeld, wordt er maar al te dikwijls door aangetast. Het gevaar van te gaan huichelen, schuilt in eiken vromen vorm. £n daarom is het ZGO goed, dat onze God zelfs de vijanden van zijn volk gebruikt, om zijn lieve volk van die zonde af te manen. Het is een wel wat harde, maar toch hoogst profijtelijke ontsmet tingsdienst, dien zij, zonder het te bedoelen, toch feitelijk ons ten behoeve op zich nemen, En wie ook in zijn eigen hart niet den vromen schijn, maar het vrome wezen liefheeft, zal ook voor die wacht, die onze God ons tegen het gevaar van de huichelarij besteld heeft, zijn trouwen Vader kunnen danken.

De Farizeër kon niet onder de heidenen, hij kon alleen onder Israël opkomen, en onder Israël verkeerende, heeft de Christus geen zonde met scherper vlijm aangetast dan juist de zonde der geveinsde vroomhetd. En ook onder het Israel des nieuwen Verbonds dreigt gedurig weer hetzelfde kwaad.

Wat daarentegen steeds ernstig bestreden moet worden is het misbruik, dat van dit woord van Jezus over het sHeere, Heere", niet zelden tot zelfs door belijders van zijn Naam, gemaakt wordt.

Veelal begint dit misbruik daarmee, dat men het zeggen van Jezus niet goed leest. Er staat niet: r, Niet een iegelijk die zegt Heere, Heere /" maar er staat: „Niet een iegelijk die tot mij zegt Heere, Heere!”

Er is alzoo geen sprake van een aanroeping van den Heere God. Van een algemeene vroomheidsuiting staat er geen woord. „Heere, Heere" beteekent hier niet anders dau Rabbi, Rabbi, het gewone woord waarmee in Israel een leeraar zich door zijn volgelingen hoorde aanspreken. Alle kundige uitleggers zijn het er dan ook over eens, dat aan de latere beteekenis van „Heere en Koning" hier nog niet mag gedacht worden. Er staat dan ook niets van een „roepen van Heere, Heere", maar alleen, „die tot mij zegt'\ dat is die mij aanspreekt als Heere, Heere; of wilt ge: „Niet een iegelijk die mij als Rabbi erkent of zich als leerling bü mij aansluit, zal daatom nog in het Koninkrijk der Hemelen ingaan. Dat voorrecht valt alleen aan hem te beurt, die zich niet alleen aan mij aansluit, maar dan ook zóó zich aanstelt, en zich zóó gedraagt, als dit, naar de openbaring die ik u breng, in het Koninkrijk der hemelen eisch is.

Aan een formeele erkenning als Leeraar heeft Jezus niets; wie zich bij hem aansluit, moet dau ook óe openbaring aannemen, die hij brengt, en zich naar den aldus geopenbaarden wil van „mijn Vader die in de hemelen is”, voegen.

Daarom zegt Jezus niet: „die daar doet den wil van den Vader die in de hemelen is", maar „den wil van mijn Vader die in de hemelen is, " Tegenover hen die hem alleen als een Rabbi willen aannemen, plaats hij zich als de Zoon van God, en eischt nu als de Zoon onderwerping aan den wil van zijn Vader!

Van een algemeene bestraffing der huichelarij is hier alzoo niet eens sprake. Jezus zuivert door dit zeggen de napraters van zijn echte volgelingea uit. Hij heelt er niets aan, of die velen hem al als Rabbi naloopen. Hij is niet een Rabbi naast de andere Rabbi's. Hij is de Zone Godi die de verloren menschheid tot onderwerpinp aan den wil, zijns Vaders komt terug roepen. Eu daarom zijn alleen zij zijn echte leerlingen en volgelingen, die tot die onderwerping bereid zijn.

Zijn veldtocht tegen de Farizeeën heeft Jezus eerst veel later, aan het einde van zijn leven, te Jeruzalem geopend. Toen Jeius dit woord in Galilea sprak, begon hij zijn aardsche loopbaan pas, en hield hij zich bezig met het om zich verzamelen van een kleine schare van echte discipelen. En daarom sprak Jezus het hier zoo ernstig uit, wat geëischt werd om wel 'waarlijk zijn discipel te zijn.

Keurt Jïzus nu met dit zeggen het af, dat zijn echte discipelen hem als Leeraar erkennen en hem met den eerenaam van Heere, Heere, zullen aanspreken?

In het minst niet. Elders sprak Jezus het met nadruk uit: ij hset mij meester en Heere, en gij zegt wel, want ik ben hei, (Joh. 13:13). Jezus verbiedt dus dit zeggen V3.u Heere, Heere in het minst niet. Integendeel, hij keurt het goed. Alieen maar, niemand mag zich inbeel den, dat dit op zichzelf genoeg is. Er moet heel iets acders mee gepaard gaan, en dan eerst kon blijkt n, of dat erkennen van Jezus als Heere en Meester van het echte allooi was.

Allen moeten tot hem zeggen: Heere en Meester, want hij is het. Alleen maar, niet een iegelijk die dit doet, is daarom reeds een waarachtig discipel. Dat zal hij zich dan eerst betoonen, zoo hij Jezus ook als Zone Gods eert, en om dit zij a hoog gezag, zich nu ook onderwerpt aan den wil van zijn Vader.

Er is al zoo geen sprake van, dat Jezus hier een zwijgend Christendom verdedigt of aanbeveelt. Hoe zou hij dit hebben kunnen doen, diezelfde Jezus die het zoo snijdend ernstig had uitgesproken: „Wie mij belijden zal voor de menschen, dien zal ik belijden voor mijn Vader die in de hemelen is"; maar dan ook: wie mij zal verloochenen voor do menschen, dien zal ook ik verloochenen in den dag des oordeels.

Allen moeten voor hem* uitkomen, hem belijden, van ïem getuigen, niet in de binnenkamer alleen en niet alleen onder de vrienden, maar ook ia het openbaar, ook „voor de menschen". Edoch, niet een iegelijk die dat doet, wane daarom reeds het hoogste gegrepen te hebben. De eisch aan zijn echten discipel gesteld, gaat veel verder. Op onderwerping aan den wil van zijn Vader komt het aan, omdat hij Gods Zoon is.

Brengt ge dit nu over op onze toestanden, dan houdt dit wooid van Jezus voor ons in, dat we niet van Jezus zwijgen zullen; dat we veeleer, dapper en moedig, er voor zullen uitkomen, dat we in hem onzen Meester en onzen Heere eeren ; maar ook, dat we klaarlijk zullen inzien, hoe dit niet genoeg is. Niet een iegelijk, die dit doet, ontvangt daarom reeds de kroon. Om die kroon te ontvangen, moet er nog iets heel anders bijkomen, moet hij voor OES ook de Zone Gods zijn, die ons den wil van zijn Vader heeft geopenbaard, en moeten we, op zijn gezag, ons aan den wil van zijn Vader onderwerpen.

De dure plicht wordt hiermee op ons ge legd, 'dat we in alles de openbaring, de leer, de beginselen van Christus zulten toepassen op al wat ons vooikomt. Dat hij in alles ons tot een Meester en Heere zijn zal. En dat we alzi'lks niet alleen aan anderen zullen prediken, msar ook, en allereerst, in eigen leven en in cigcu persoon iu practijk zullen brengen.

Jezus staat zoo hoog. Wie zeggen kan en mag: Mijn Meester is Jezus! neemt daarmee plaats in de hoogste school onder alle scholen der wijzen op aarde. Maar dan mag het ook bij dit erkennen van Jezus als Meester niet blijven. Dan moet hij in alles onze Meester zijn, die onze gedachten en overleggingen beheerscht. Dan moeten we ook in alles en op alles zijn heilige openbaring toepassen. En dit niet alleen door het alzoo te prediken, maar door het ook in eigen daad en handeling alzoo te toonen.

Een iegelijk moet Jezus als Meester eeren, belijden, voor hem uitkomen, en van hem getuigen, maar niet een iegelijk, die dit doet, is er daarmee reeds. Om Jezus' echte discipel te zijn, moet ook in uw hart en in heel uw optreden en in heel uw leven de onderwerwerping spreken aan den wille Gods, gelijk hij, als de Zoon, ons dien wil van zijn Vader geopenbaEtfd heeft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Niet een iegelijk”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 november 1908

De Heraut | 4 Pagina's