GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Snellijk zal tot zijnen Tempel komen die Heere.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Snellijk zal tot zijnen Tempel komen die Heere.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zie, Ik zende mijnen engel, die voor mijn aangezichte den weg bereiden zal; en snellijk zal tot zijnen Tempel komen die Heere, dien gijlieden zoekt, te weten, de Engel des verbonds, aan denwelken gij lust hebt; zie, hij komt, zegt de HEERE der heirscharen. Maleachi 3 : I.

Aan den opgang der zon gaat de morgenschemering, aan het neerslaan van den donder het donker van het zwerk vooraf, en wie kent ook in zijn persoonlijk leven niet de macht van het voorgevoel?

Het doen onzes Gods, al schijnt 't soms anders, is nooit plotseling mechanisch. Zelfs aan de Schepping gaat het spelen voor Gods aangezicht van de eeuwige Wijsheid vooraf (Spr. 8:23—30), en deze kon uitroepen: De Heere bezat mij in het beginsel zijns wegs, van toen aan, vóór %^ne werken.”

Het is altoos eerst de korrel, dan de aire, en durna eerst het koren in den halm. Of, op het

doen Gods overgebracht, eerst de rasidslag, dan de profetie, en daarna de vervulling. Een vaste gang in het doen onzes Gods, iets wat vooral bet naderend Kerstfeest ons weer in al de schittering der heilige historie verkondt.

Zelfs voor de Wijzen diein het Oosten Christus Bter zagen, ging die ster niet in een plotselinge lichttoovering op. Tot diep in de Heidenwereld sprak in de dagen vóór Bethlehem een nood der ziele, uit dien nood een drang naar redding, en die drang gaf het voorgevoel, bewust som zelfs uitgesproken, dat er een Redder komende was.

Maar toch geeft alleen in Israel de profetie aan öat heimwee naar den Redder vollen toon en klank. Het is in die profetie van ouds, dat het Gode behaagde een afschaduwing van zijnraadslag in beeld te brengen. Voluit staat Immanuel in de profetiegeteekend, juist zoo als hij zou komen. En dit beeld was zoo sprekend, dat de vromen in Israel, die stierven eer het Kindeke in Setblehem geboren was, zich, hun ziele ter vertroosting, „met dit beeld hebben vermaakt." Messias was er nog niet, en toch ^ai/ïff^» ze hem. Dat Messias zou komen, en zóó zou komen, was voor de heiligen onder het oude Verbond nog pas belofte; maar een belofte, mits ze ons hart toespreekt, en zeker is, geeft in het voorgevoel reeds de weelde van het bezit. Zie het aan uw kinderen maar, hoe ze in een toegezegd genot dagen vooruit genieten. Soms meer zelfs dan in de genieting van het genot zelf.

Dat zalig voorgevoelen en voorweten en voorgenieten sprak, met Kerstmis in het zicht, de Kerk van Christus uit in \ass. Advent. Adventstijd is het kennen van het heimwee, de onrust van het inwachten, de zekerheid dat 't nu komt, én vlak op 't komen staat. Een weer doorleven van de profetie van den laatste der profeten: „Snellijk zal tot zijn tempel komen die Heere dien gijlieden zoekt!”

En zeg nu niet, dat dit nadat Jezus kwam, niet kan. Of doorleeft een moeder, als de geboortedag van haar lieveling weer nadert, niet nogmaals die laatste weken van het blij verwachten, die zorge, die angst die voorafging, en toen dat eerste indrinken van de zalige moederweelde ? Of ook, als 't zilveren bruiloft zal zijn, en het hooge feest komt nabij, doorleven man en vrouw dan niet saam weer die ure van de eerste ontmoeting, die weelde van het eerste liefdeleven? En zou Christus' kerk, als weet het Kerstfeest nabij komt, dan niet in de dagen die voorafgaan, iets van een Simeonsverwachting in het hart kennen, en niet weer die golving van het heimwee doorleven, waardoor de glans van Bethlehem zoo machtig wordt verhoogd? Neen, het zijn de teedere minnaars van Immanuel niet, die eerst als 't Kerstfeest er is, zich herinneren dat nu de weelde van Bethlehem weer staat gevierd te worden. Wie lief heeft, leeit in alles, vooral in het heilige, vooruit.

Vooral nu de Christus weer opvoer, en nu troont waar hij te voren was, is er in ons bezitten van den Middelaar steeds een dubbele gestalte. Eenerzijds het beeld van wat ons hart nu reeds in hem roemt, maar anderzijds ook het beeld van wat we eerst bij zijn wederkomst verwachten. „Het is nu nog niet geopenbaard wat we zijn zullen, maar dan zullen we Hem zien gelijk Hij is". Bezit en profetie van wat nog te komen staat, zijn daarom onafscheidelijk. Dank voor de weelde die ons hart reeds ontving, en heimwee naar de vervulling die nog toeft, ze strengelen zich in het hart van Gods kind dooreen.

Om weer ten volle straks de Kerstvreugde te smaken, moet daarom ook nu wie Jezus mint, in den zieletoestand der Simeon's en der Anna's terug leven. AUeen door zich terug te denken in wat de wereld was, eer de Engelen hun hemelsch lied in Efrata's velden zongen, vatten we den rijkdom dien Bethlehem ons bracht. De gewoonte van het rijk bezit maakt voor den schat van het bezit zoo vaak ongevoelig. Wie kerngezond is, waardeert den schat van het krachtig welzijn bijna nimmer. Eerst als krankheid intrad en zwakheid volgde, en men eindelijk weer van het langdurig ziekbed kon opstaan, en men zich weer geiond gaat voelen, komt er gloed in de aanbidding waarmee we onzen God voor die herwonnen gezondheid dank zeggen, en eerst van die ure ai keert die dank voor het gezond-zijn telkens in onze bede terug. Immers juist het terugdenken aan wat we op ons krankbed geleden hebben, doet ons telkens opnieuw het rijke welzijn genieten.

En zoo nu ook is het met onzen schat in Immanuel, die onuitsprekelijke gave. Ook daaraan went iielaas ons zoo vaak ingeslapen zielsbesef. Doch keert dan in de ziel het heimwee der profetie terug, en voelt ze weer wat deze wereld zonder Immanuel was, dan maakt de Advent ook haar weer wakker, en het Kerstfeest dat nadert, brengt haar dan Immanuel opnieuw, maar nu met verrijkt besef voor wat ze in Immanuel ontving.

Doch niet enkel in het terugleven der verbeelding leeft die Advent. Of zijn er niet, soms tot zelfs in uw eigen huis om u heen, die, ja, gedoopt zijn en van Jezus hoorden en van Jezus zongen, maar in wier hart hij nog niet inging? En wat vader, wat moeder, bespiedt dan niet met innig zielsverlangen het opwaken van het zielsleven in zijn kind ? Of de dag niet nadert, dat ook in dat kinderhart het licht begint te schemeren. Of de ure nog niet komende is, dat Immanuel ook dat hart van uw kind tot zijn tempel zal kiezen. En of ook aan uw kind welhaast de profetie staat vervuld te worden: Snellijk zal tot zijn tempel komen, die Heere, dien gij zoekt.

Dat gaat ook bij uw kind niet op eens. Niet plotseling, al schijnt 't soms te komen met een straal als van den bliksem. Ook aan het uitschieten van de bliksemstraal toch gaat de zwoelheid, gaat het donker worden, gaat het saampakken van het zwerk vooraf. En zoo gaat het ook bij wie zijn Heiland staat te worden toegebracht. Ook hier die heilige voorteekenen, ook hier die kleine, hoopgevende aanduidingen, ook hier een zich donker sjuimpakken van den levensernst om 't hart. En komen dan de worstelingen in het gemoed, en voelt, ziet, merkt ge, dat het bij uw lieveling op bet komen staat, en eindelijk, eindelijk het heerlijke woord over de lippen komt, en ge 't siet en hoort dat Jezus ook tot dezen zijn tempel is ingegaan, hoe rijk is dan uw oudervreugde niet juist, omdat ge die worsteling, dat heimwee, dat wachten, die profetie, die Advent in het hart van uw kind hebt meegemaakt.

En keert ge dan van uw kind tot uzelf in, en is het besef niet te onderdrukken, dat uw kind uzelf in die blijde ure beschaamt, omdat ge wel weet, en wel voelt, hoe veelszins uw Jezus van den tempel in uw eigen hart was geweken, — wat is er dan heerlijker dan aan wat ge bij uw kind ziet, de profetie voor uw eigen hart te ontleenen, dat de Christus ook bij n weer snellijk tot rijn tempel zal komen, - . k w m m b z S dan met nög voller, met nóg rijker weelde voor uw hart.

Neen, de tempel op Sion was de van God voor Immanuel bestemde tempel niet. JDie tempel werd welhaast weggebroken. De tempel van Immanuel zou zijn in ons menschelijk hart. In ons, in onze ziel, in ons binnenste is de woonstede, die God in zijn raad voor den s Zoon zijner liefde geheiligd heeft.

Alleen maar, in den tempel van ons menschelijk hart staat onze zonde nog gedurig aan zijn volle inwoning in den weg. Alleen in het heilige is zijn ruste. Nooit één oogenblik kan hij zich met de zonde in uw hart verzoenen. En vaiidaar, tot aan ons sterven, die innerlijke worsteling, dat nu eens komen en dan weer weggaan van Jezus, dat wiegelen van de golven daarbinnen, en nooit ongestoord het duurzame besef van den eeuwigen vrede in ons hart.

En daarom, niet alleen houdt het heimwee aan naar het volle komen van Jezus bij zijn wederkomst, „als we hem zullen zien gelijk hij is", maar wat ook aanhoudt is in het teedere ge moed dat heimwee, dat verlangen om ontbonden te worden, ais eens de laatste vezel die ons aan de zonde bindt, zal worden afgesneden, en heel ons hart, onverdeeld en onverdonkerd, een tempel van Immanuel in den Geest zal zijn.

En ook hiervan spreekt de Adventsgedachte. In hem nu reeds zoo rijk. Maar wat zal 't dan zijn, als er eens niets meer in ons hart woelt, dat hem bant en ons innerlijk van hem scheidt? En ook bij die vraag klinkt ons zoo zaliglijk Maleachi's profetie door de ziel: Als uw weg ten einde zal zijn, dan ja, zal eerst in volle glorie ook bij u tot zijn tempel komen die Heere, dien ge al de dagen uws levens sinds uw toebrenging gezocht hebt.

Maar merk dan ook hierbij op het snellijk. Of kon 't ook niet voor u zijn, dat snelljjk tot zijn tempel zal komen die Heere, naar wien uw heimwee uitgaat?

Het sterven kan zoo plotseling intreden. De dood komt zoo vaak ongedacht en zonder voorbereiding.

Wel u, indien, mocht dit ook u zijn beschoren, in dat sterven zelf Immanuel in vollen glans mocht komen tot zijn tempel in uw hart.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Snellijk zal tot zijnen Tempel komen die Heere.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's