GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Gekomen om vuur op de aarde te werpen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Gekomen om vuur op de aarde te werpen.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben gekomen, om vuur op de aarde te werpen; en wat wil ik, indien het aireede ontstoken is. Meent gij, dat ik gekomen ben, om vrede te geven op de aarde ? Neen, zeg ik u, maar veeleer verdeeldheid. Lucas 12 : 49 en 51.

Naar vrede dorst elks hart.

Niet altoos, maar wel zoodra het bange wee van twist en twsedracht, van strijd en kamp weer schrik en angst in 't hart sloeg. £erst trekt die schrik van de worsteling dan aan. Ër kan nergens onder dieren of menschen gevochten worden, of wie kan, loopt uit, om 't aan te zien. Hanengevechten, stierengevechten, trekken de menigte en men betaalt er geld voor. Als twee mannen die ruzie kregeo, elkaar in het haar vliegen, loopt heel de buurt uit. Zelfs is de vechtlust aanstekelijk. Ia de achterbuurten merkt men vaak, hoe, als het tusschen twee begon, straks heel de buurt partij trekt en mee vecht. Wat dan aantrekt is de op 't hoogst gespannen kracht, bet hachelijke wie het wmnen'zal, de moed die alles aandurft, de gevatheid die zichzelf overtreft. Ia sport bootst men de worstfling, om 't genot dat er in steekt, na. Ën als het van een enkel persoon op een heel voik gaat, en waar ook in Europa oorlog uitbreekt, dan staat heel Europa overeind, om het waar te nemen, en verslindt de bladen, waarin het bericht van den veldslag of van het zeegevecht boeit. Zelfs werkt die lust in het zien van strijd tot op geestelijk terrein door. Er is een worstelen ook in het woord, met de pen, en tot met de teekenstift. En ook het volgen van zulk een strijd tusschen mannen van naam spant, boeit en wordt met gretigheid gevolgd. Dit ligt in onze natuur, en het is juist uit dezen ttek in onze natuur, dat de dorst naar vrede opkomt. Waar geen strijd was of dreigt, kan geea gebed om den vrede opgaan. Eerst

als het ontzettende van den krijg'geleden werd, en de wonde die de krijg sloeg, nabloedt, wordt vrede de heilschat waar heel een volk om roept. Ia het eerste aangaan van de worsteling schittert het heroïsme, maar de hartverscheurende ellende die onmiddellijk volgt, ontnuchtert. En dan klimt uit de ellende vanden krijg de bede om vrede op tot Hem, van wien alleen de vrede kan afdalen.

En daarom geen valsche voorstelling. In het paradijs, vóór het opkomen der zonde, kon geen dorst naar vrede op de lippen branden. Toen uit de zonde de strijd opkwam, bleek zekere trek in onze natuur door de spanning van elke worsteling geboeid te worden. En eerst toen achter het heroïsme van de worsteling, dat op zichzelf schoon is, de verschrikkelijkheid der ellende opdook, poogde het menschelijk gevoel zich aan die ellende te ontwringen. En het is uit die poging dat de liefde voor den vrede opkwam, ds zucht om den vrede te bestendigen, geboren werd, en de dorst naar vrede een drijfveer van ons menschelijk leven werd. Eerst spant en boeit de worsteling, maar alras vermoeit ze, ergert en wekt afschuw, en de zucht om door den vrede aan den jammer van twist en strijd te ontkomen, krijgt de over hand in 't gemoed.

Zoo was het in de historie aller eeuwen, zoo is het nog, en de machtige beweging die ook nu tegen den oorlog, en om bestendigen vrede roept, en hierin volhardt of al alle volk zich tot de tanden toe wapent, kwam op uit dien zelfden trek van ons in tweestrijd worstelend hart, dat de spanning van den strijd bewondert, en toch naar de ongestoorde rust, die alleen de vrede brengen kan, smacht.

Niets is dan ook natuurlijker en spreekt meer . vanzelf, dan dat het Woord van onzen God ons het heil vanden vrede voorspiegelt, en dat als het heilig kindeke te Bethlehem geboren wordt, Gods engelen ons het „Vrede op aarde" toezingen. Vrede, roept Jezus zijn jongeren toe, laat ik u, mijnen vrede geef ik u. En in het Je ruzalem dat van Boven komt, zal eens de eeuwige vred alle uitverkorenen beglanzen. Er is geen waarachtige vrede dan de „vrede door het bloed des Kruises”.

Het is dan ook zoo begrijjjelijk, dat het roepen om het ideaal van eeuwigen vrede ons als eensluidend met den Christennaam in de ooren klinkt. Niets was banger dan de religieoorlog die.vooral de i6a eeuw kenmerkte. Wie ten leven werd ingelijfd, voelt hoe in zijn hart de trek naar de spanning van den krijg gedood is. En het: Zalig zijn ze, die vrede maken! blijft het wachtwoord onder allen die zich onder de banier van het Kruis bijeen vinden.

Dit hoort ook de wereld. Ze beluistert dien lofpsalm op den vrede, die door Gods Woord onder wie voor Christus kiezen, wordt ingezet. En als die Christenen dan toch den moed en de geestdrift toonen, om als trouwe krijgsknechten van Christus tegen de wereld op te treden, en met haar den strijd om de zegepraal wagen aan te binden, dan gaat er een schaterlach als uit de hel op, en dan heet het, spottend en ons belasterend: „Dat zijn nu die lieve Christenen, " die altoos om vrede roepen, en zie wat twist en veideeldheid ze aanrichten!

Schijnheiligen heeten ze dan, die den mond van vrede vol hebben, en toch telkens, van strijdlust gloeiend, den strijd tegen de wereld aanbinden.

Ze verstaan niet, wie aldus lasteren, hoe de vrede met God vóór den vrede onder de menschen gaat. Ze voelen niet hoe de zonde van het paradijs af aan God den oorlog heeft verklaard, en alle eeuwen den krijg tegen God doorzet, doorzet tot in ons eigen hart. En ze zien 't niet in, en kunnen het niet inzien, hoe er dan eerst vrede onder menschen kan komen, als eerst door het bloed des Kruises de vrede, de vrede met God, in ons zondig hart hersteld is.

Maar de Christenen zelven weten beter. Niet uit zich zelf, maar omdat Hij, die onze vrede is, het ons zoo snijdend heeft aangekondigd.

Het wanbegrip, alsof er vrede onder menschen zonder voorafgaanden vrede met God kon zijn, had reeds in Jcius' eigen dagen, tot in het hart van zij a discipelen, post gevat. Dat merkte, dat wist Jeius. En heeft Hij toen hen daarin gestijfd? Neen, omgekeerd, toen heeft Jezus hun die valsche verwachting uit de hand geslagen. En niet lang meer, of de apostelen zelve riepen de Christenheid op, om als goede krijgsknechten van Cnristus zich te wapenen, en van den strijd met de wereld niet af te laten, niet af te laten vooral van den strijd tegen de wereld in hun eigen hart. Zelf maken ze den strijd persoonlijk. De strijd, zoo roepen ze uit, gaat niet tegen menschen, ^aat niet tegen vleesch en bloed, maar tegen de geestelijke boosheden in de lucht, de strijd gaat tegen satan. Voor Christus en tegen satan! moet in al dien strijd het veldgeschrei zijn.

En ze kouden niet anders, zoo ze hun Heere niet wilden verloochenen. Zelf toch had Jezus het met zoo angstigen nadruk en klem hun betuigd: „Gij meent dat ik gekomen ben, om vrede op de aarde te brengen. Neen, zeg iku, maar het zwaard." Zelfs in het geruste gezins leven zou bij verdeeldheid brengen. „Ds vader zal tegen den zoon verdeeld zijn en de zoon tegen den vader; de moeder tegen de dochter, en de dochter tegen de moeder; en ze zullen des menschen vijanden worden, die zijn hnisgenooten zijn." En sterker nog spreekt Jezus het uit, dat dit moei, dat het niet anders kan, want zoo sprak de Heere: „Ik ben gekomen om de men schen tweedrachüg te m& kenP Ja, als om eiken twijfel op te heffen, aarzelt Jezus niet er bij te voegen: Ik ben gekomen om vuur op de aétrd te'^werpen, en wat wil ik zoo 't aireede brandt ?

Ge ijst bij 't hooren van dit woord, en het be klemt u om die twee in harmonie te brengen. Uw Jezus de vrsdevorst, en dezelfde Jezus gekomen om het vuur van tweedracht op aarde te ontsteken. En toch, heel het Evangelie bevestigt het u. Van Jezus optreden bij den Jordaan totdat hij sterft aan zijn Kruis, IK heel zijn leven één strijd, strijd tegen de Joden, strijd tegen de Schriftgeleerden en Pharizeën, strijd tegen de zonde in het hart zijner jongeren. En de wereld neemt dien strijd tegen Jezus op, en het einde is, dat ze hem als een gevloekte bant uit het volk, en geniet als ze hem op Golgotha ten doode wijdt.

Als Jezus na zijn hemelvaart de zalige gewesten binnengaat, is 't daar alles heilige vrede, maar als Jezus uit die zalige gewesten afdaalt op aarde, en op die aarde de macht der zonde tegen God woelende vindt, zou vrede Gsdverzaking zijn, en bindt hij, niet tegen den mensch dien hij redden kwam, maar tegen die onheilige macht, die onder de menschen woelt, den strijd aan. De wereld stond in opstand tegen God, en Hij die als de Gezalfde des Vaders op die aarde nederdaalt, kon niet ander» dan in dien strijd voor God partij kitzen, en, toen de wereld ook no nog van haar strijd tegen God niet afliet, het voor God tegen die wereld opnemen. En wie van Jezus is, doet als hij.

Met drie machten hebben we te doen, met God, met satan en met de menschen-kinderenj en het is onder de kinderen der menschen dat de strijd tusschen God en satan beslecht wordt. Wie vrede met satan heeft, kan geen vrede met God hebben, en wie in het bloed des Kruises den vrede met zijn God vond, wordt vanzelf in den strijd tegen tatan verwikkeld.

Vandaar onzer aller roeping om rusteloos den strijd tegen satan aan te binden en door te zetten. Voor alle dingen in ons eigen hart, en in diepe wegen van zonde verliest zich, wie wel voor Christus tegen de ongeloovigen strijdt, maar in zijn eigen hart met satan en de zonde een wapenstilstand sluit. Het eerst moet het vuur, dat Jezus op aarde wierp, in ons eigen hart opvlammen. In dat hart moet de strijd worden doorgezet tot op onzen laatsten ademtocht. Komt er asch over dit vuur dan moet die asch er afgeschoven, en het vuur weer opgerakeld. Strijd tegen satan en zonde in ons eigen hart blijft de strijdleus tot aan onzen dood.

Maar dan kan het vuur ook niet tot ons eigen hart beperkt blijven. Satan is ook een macht in de wereld, een wereld van leugen en zonde. Een macht die tegen God roepten zijn eere verzaakt en aanrandt. En daarom kunt en moogt ge ook tegen die macht van satan in de wereld nooit één oogenblik met het zwaard in de scheede staan. Ook in de wereld moet het vuur branden. Ook in de wereld moet het zwaard Sikkeren. Gij moet ingaan tegen al wat tegen God ingaat.

Vrede met God is het hoogste. Vrede onder menschen te brengen moet ook uw roeping zijn, mits het nooit in vrede met satan oversla. En wie vrede onder menschen zoekt ook dan, wanneer èn die mensch èn satan den krijg tegen God doorzet, heeft de zake Gods en van zijn Christus prijsgegeven, om te heulen met Gods wederpartijder.

Het vuur van den strijd voor God en tegen satan moet laaie branden, en wie hier bluschwater aandraagt, pleegt verraad aan den Heilige. Het weefsel van Satan ligt gespannen in de harten der menschen. Het vuur dat Jezus op aarde werpt, strekt om dat booze weefsel te verbranden. En daarom kan de strijd veor Christus niet buiten den strijd onder menschen omgaan.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1909

De Heraut | 4 Pagina's

„Gekomen om vuur op de aarde te werpen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 februari 1909

De Heraut | 4 Pagina's