GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Pro Hege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro Hege.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

DERDE REEKS. (Vierde gedeelte).

Christus Koningschap en de Maatschappij.

XI.

Zij zetten hunnen mond tegen den hemel, en hunne tong wandelt op de aarde. Psalm 73 : 9.

Veert alzoo de zegekar, waarop de Maatschappij zich in haar ontwikkeling voortspoedde, in de macht der Gewoonte, in een rijk vertakt Vereenigingsleven, en in de aantrekkingskracht door rijk begaafde Personen uitgeoefend, thans moeten hier nog de vier raderen aan worden toegevoegd, waarop ze zich in haar triomfwagen steeds voortbeweegt, t. w. de macht van het Woord, van het Geld, van den invloed van het Spel en van de Vrouw,

Het gesproken, gedachte, geschreven of gedrukte Woord is vooral voor de hoogere zijde van het maatschappelijk leven van allesbeheerschende beteekenis, vooral zoo men het in vollen omvang neemt als het gesprek in den omgang en in het verkeer, als toespraak en r^«^tf ia vergaderingen en bijeenkomsten, als correspondentie door post, telephoon of telegraaf, als lied en zang, als nationale letterkunde, als geschrift van allerlei aard, in boek, vlugschrift, tractaat of strooibiljet, ea vooral ten slotte als periodiek uitgaand woord in Pers en Tijdschrift. Zelfs het in beeld gebracht woord kan hieraan worden toegevoegd, en alle teekening of gravure, die uitsluitend dient om het geschrevene te iliustreeren, is en blijit slechts midd( 1 om wat door den één gevoeld of gedacht is. ook in het denken van den ander te doan opkomen. In dien breeden omvang nu genomen, is hei woord de polsslag van heel ons Maatschappelijk leven. Ontstaat de Maatschappij zoodra en doordien meerderen uit hun Gezin uitgaan, en op publiek erf met elkander in aanraking komen, het eerst wat men over en weer bq die ontmoeting doet, is spreken, en niet in het Gezin, maar in het maatschappelijk leven dat aan allen gemeen is, heeft zich dan ook de 'taal in hooger zin gevormd. In afgelegen streken, waar het maatschappelijk leven nog nauwelijks meetelt, en eigenlijk niet anders dan Gezinsleven gevonden wordt, is ook wel een taal, maar o, zoo arm. Het getal woorden, waarmee men zich nu nog op een afgelegen stuk heigrond in een arbeidersgezin behelpt, is zoo ongelooflijk klein, en gaat het getal van vier, vijf honderd niet licht te boven, terwijl een woordenboek als van Dalen uitgaf, den Nederlandschen woordenschat in duizenden en nogmaals duizenden woerden uitstalt. Dit verklaart zich daaruit, dat het aantal zaken, die uitsluitend het Gezinsleven raken, vooral in geïsoleerden toestand, 200 uiterst beperkt is, maar ook daaruit, dat men in een Gezin elkander, ook zonder veel woorden te gebruiken, zoo spoedig verstaat en begrijpt. Gedragen door de gewoonte, weet men aan een enkel woord wat de ander bedoelt. Men generaliseert niet, en spreekt niet van rundvee, maar geeft elke koe een eigen naam. Menwqst met den vinger naar iets heen, en ieder verstaat wat dit zeggen wil. Men spreekt met zijn gelaatstrekken, ook al komt er geen woord over ó.c lippsn. Men redeneert weinig, maar zint en peinst en uit zich met een uitroep. Nooit zou dan ook de taal van welk volk ook tot hooger ontplooiing zijn gekomen, zoo niet het uitgaan uit het Gedn in de Maatschappij den drang hiertoe vanzelf gegeven had. Ontmoet men een vreemde, dan moeten wij hem en moet hij ons alles uitleggen, toestanden worden wet toestanden vergeleken, van het bgzondere klimt men tot het algemeene op, er komt gedachtenwisseling en redengeving, en uit "^it alles bloeit de taal in veel grooter rijkdom op. Ook spreekt men op maatschappelijk lerrein vollediger en beter en welluideader, dan in den kleinen kring van het Gezin. In het Gezin verstaat men elk Woord bij afkorting en af knotting, op maatschappelijk terrein met anderen verkeerend, moet men duidelijk, moet mea Werluid spreken, en poogt men gemeenlijk 'ets vriendelijks in zijn toon en uitspraak te leggen. Zoo zijn Taal en Maatschappij op het innigst verbonden, en naarmate het maatschappelijk leven ruimer omvang verteeg, heeft ook de Taal zich uitgezet.

Het woord is niet maar een klank, maar de uiting van een gedachte of van een wils-«eiging, die in ons innerlijk wezen rijpte, voor anderen moet bij de uiting de klank ^Okomen, maar de eigenlijke essentie van "«t woord ligt in ons gemoedsleven. Vooral de Schrift heeft ons deze beteekenis van het woord verklaard. Keer op keer wordt in de Schrift van een woord gesproken, als v^ij van een zaak, ding of gebeurtenis zouden spreken. Als er staat, dat er een woord gevallen is in Israel, ïs niet bedoeld een klank, maar een daad Gods, die het volk toesprak. Vandaar dat we zoo dikwijls lezen, dat de Heere zija volk een woord niet heeft doen kooren, maar heeft doen zien. Zoo heet het in Jeremia 23 : 18: Wie heeft zijn Woord gezien of gehoord? " met het zien nog wel voorop. Als er gezegd wordt dat de stormwind Gods Woord doet, is er geen sprake van een betuiging in woorden, maar van een feit dat plaats grgpt en gedachten opwekt. Maar het machtigst openbaart de Schrift ons de eigenlijke beteekenis van het vroord, doordien de tweede Persoon in de Diieëeaheid zelf het Woord genoemd wordt, als inbegrip van alle zelfbewuste en doorgedachte mogendheid. Hij was het Woord van eeuwigheid, nog eer Hij ooit ia onze menschelijke taal den mensch had toegesproken. En dit Woord is alzoo niet een klank, maar, kracht, gelijk er dan ook staat, dat het Woord alle dingen schiep, en dat de Heere alle dingen draagt door het Woord ziener kracht. En zoo ook is in ons het woord, eer het naar buiten treedt. Als een veldheer het bevel zal uitroepen om aan te vallen, is al wat hiermee saamhangt ia zijn geest doordacht, en tot rijpheid gekomen, en als eindelijk het commando uitgaat, is dit slechts de kondgeving aan zijn troepen van wat in hem reeds vaststond. De dingen komen uit ons woord op, niet ons woord uit de difigen, en de eigenlijke kracht, waardoor de dingen tot stand komen, is niet het woord, in klank uitgesproketj, maar het woord dat in ons schuilt, en in ons inwendig v/ezen tot stand kwam. In ons woord is ons bewuste leven, en dat bewuste leven is er, eer de klank uitgaat, of ook uitgaan kan.

Het uitgaan van het in ons gerijpte woord en de klank, die het tot anderen overbrengt, heeft daarom wel een zeer wezenlijk meetellende beteekenis, maar die klank blijft altoos de uiting van onze innerlijk gevormde denk-of wilskracht, en is nooit die kracht zelve. De Maatschappij leeft, en ze leeft in het leven der personen, die in die Maatschappij met eikander in aanraking komen, en als er gesproken wordt is het dit leven der Maatschappij dat ia het gesproken woord opborrelt, en zijn kracht naar buiten doet werken. Het spreken komt maar niet bij ons handelen, maar is zelf een daad, die zich in het leven der Maatschappij als macht openbaart. Li een nog zwak ontwikkeld maatschappelijk leven spreekt men weinig, in hooger ontwikkeling staat bij ontmoeting de tong nooit stil. De een moge zwrijgzamer van aard zijn, de ander tot uifflappen overhellend, maar over het algemeen genomen, kan gezegd, dat in de Maatschappij het spreken veel sterker en drukker is, dan in het Gezinsleven. Ia een groot geselschap, dat bijeen is, is er soms geen woord tusschen te krijgen en valt de een den ander gedurig in de rede. Eu dit spraakzame komt daaruit voort, dat het gemoed in rustelooze beweging is, en dat dit leven van binnen, naar buiten een uitweg zoekt. Veilig kan dan ook gezegd, dat het spreken een der machtigste factoren is, die het gezelschappelijk en maatschappelijk saamleven bevorderen. Wie geen conversatie heeft, laat men alleen, wie rijk aan conversatie is, wordt van aile kanten gezocht. Het gewone gesprek, of wat men met een bastaardwoord conversatie noemt, is dan ook een der meest uitwerkende uitingen van het woord. In die conversatie vermengt zich het innerlijk leven van den éen met dat van een ander. Geest ontmoet geest en wisselt zijn schat uit. Na een vertrouwelijk, innig en langdurig gesprek valt daarom het scheiden zoo vaak moeilijk, In dit saamleven in dsj conversatie voelde men zijn eigen leven verrijkt, en men scheidt onder den indruk, dat het afbreken van die gemoedsuiting de gedachtenuitwisseling verarmt.

Jammer slechts, dat in die conversatie maar al te dikwijls eea afwezige het gelag moet betalen, In de gewone conversatie voelt men zich vrij en ongebonden, en werkt dus eigen zondige natuur vrij op. De booze trekken in ons van nijd, haat, afgunst, zucht tot oordeelen en veroordeelen hebben daarbij vrij spel. Zoo ontstaat er een lust en drang tot belasteren en kwaadspreken, die vooral in de lagere conversatie zich zoo onbeteugeld uiten kan. Vandaar dat de conversatie aan den éénen kant mensch en mensch verbindt, maar ook anderzijds schifting en scheiding en vijandschap te weeg brengt, en zeer booze hartstochten in actie zet. Juist dit nu heeft op de vorming van het maatschappelijk leven zoo ongemeenea invloed. Het plaatst aan & tn éénen kant vertrouwen, maar wekt aasi'^i> n anderen kant wantrouwen; de beide factoren die op de formatie van het maatschappelijk leven zoo sterk inwerken. Gelukkig intusschrn, dat de conversatie ook zeer dikwijls aan dezen boozen hartstocht gespeei^d blijft, zich op het goede en edele richt, wederkeerig opbouwt en sterkt. Vooral zoo het een geestelijke conversatie tusschen twee vrome personen zijn mag, neemt die conversatie vaak zeer hooge vlucht en liet vaak kennelijk zegen achter. Het is niet te zeggen, hoevele edele daden, grootsche ondernemingen, sn veelzeggende voornemens in : iulk een vrije, vertrouwelijke en hoogstaande conversatie gerijpt zijn. De conversatie geeft den toon ia het leven aan. Reeds bij knapen en josgedochters vormt zich in den omgang en de daarbij gevoerde gesprekken, de toon en grondslag van het toekomstig leven, en wie in zijn eigen leven of in het leven van interessante personen teruggaat, zal schier altoos vinden, dat het herhaaldelijk zulk een degelijk en vertrouwelijk gesprek is geweest, dat den gang van het leven bepaald heeft. Ook hier dus goed en kwaad, licht en schaduw, degelijkheid en ijdelheid. Ook de conversatie is op zichzelf een neutraal instrument van ons leven. Ze kan ten vloek, maar ze kan ook ten zegen zijn, maar onder wat vorm ook, ze is en blijft EÜtoos een der machtigste factoren van het maatschappelijk leven. Een volk dat nog edel in zijn gesprek is, staat hoog en is tot groote dingen bekwaam; een volk daarentegen dat zijn conversatie in het booze, lasterlijke, gemeene en vuile verloopen laat, is rijp voor het verderf. Het blijft bij het apostolisch woord: „kwade saamsprekingen bederven goede ze'I^n"; iets waaruit vanzelf bij tegenslag voïj^l, oat'goede saatnsprekingen de zeden die goed zijn, in stand houden. Het is.daarom zoo zaak; ia den huiselijken kring, bij het familiaire gesprek, altoos de uiterste kisschheid in taal en woorden te handhaven. De ellendige gewoonte, om vuile dingen in het gesprek te mengen, en zich allerlei schunnige uitdrukkingen • te veroorloven, wordt een kanker die aan den welstand van het gezin knaagt en straks ook den maatschappelijken levensstandaard verlaagt.

Op den invloed van de gewone conversatie, waarmee de correspondentie per post en telegraaf of telephoon, onder één hoofd samenvalt, moest daarom met zekeren nadruk gewezen, omdat men gemeenlijk dezen factor van het maatschappelijk leven onderschat, en schier uitsluitend op het openbare woord de aandacht vestigt. Als de profeten en psalmisten klagen, dat „der boozen tong over ds aarde v/andelt; " dat men „een bitter woord aanlegt als een pijl, " datdesmaders roepen: „onze lippen zijn onzer, dat ze vleien met hun tong en liegen met hun mond", en dat ze „met hun tong de lieden verslinden", ja, „hun mond tegen den hemel zetten", is in hoofdzaak gedoeld op wat in de onderlinge gesprekken gezondigd en gelasterd wordt. Het openbaar v/oord was ia die dagen bijna nog tot geen ontwikkeling gekomen. Geschriften kwamen weinig uit. Meetings kende men nog niet dan bij uitzondering, en een periodieke pers bestond nog niet. Alleen de profeten zijn een verschijnsel van meer openlijk optreden, die gelijk Jesaia zelfs met aanpiakborden soms een woord tot heel ds stad, of heel het volk, deden uitgaan. Maar al moet daarom op de conversatie meer dan dusver nadruk worden gelegd, de rede of openbare toespraak is toch zoo oud als er maatschappelijk samenleven geweest is, en vooral in öet oosten deed men de openbare rede schitteren in oosterschen gloed. Voor die rede nu vormde men een geheel andere, veel verhevener taal, men zocht naar beeldspraak, men koos zijn woorden nauwkeurig uit, en legde zich vooral toe op een welluidend spreken ia boeiende taal. Zoo kwam de welbespraaktheid eerst, toen de welsprekendheid op; en het is niet te zeggen wat macht deze vorm van hfet woord op den loop der dingen ea op den gang van het maatschappelijk leven heeft uitgeoefe.'^.d. Hiermede toch kwam een geheel ander element op, hei toespreken van velen tegelijk „In zulk een bijeenkomst nu heeft wie spreekt vanzelf een groot overwicht. Hij alleen is actief, de anderen zijn allen saam passief. Ze ondergaan den invloed van zijn taai en woordkunst, van den gloed van zijn woord en van zijn bezieling, en al spoedig blijkt dan hoe de zielkundige gesteldheid van de menigte alom van dien aard is, dat ze plotseling ontgioeien kan en tot groote dingen te bewegen is, 't zij in 't goede 'tzij in het kwade.

Komt daar nu bij het schrift, zoodat men niet alleen de lieden van één plaats, maar van heel een land, ja tot over de grenzen, in zijn geschreven woord kan toespreken, ea komt straks dfe< /; r«/è/^»'j door vermenigvuldiging het woord verduizendvoüdigen, dan leert de historie, hoe één enkel woord van dien aard, dat onder de schare uitging, de menigte geheel kaa omzetten, de geesten kan wakker maken, in actie brengen, en op een doel richten, en aldus een geheelen ommekeer in de maatschappelijke saamleving kan tot stand brengen. Natuurlijk lokte dit ook tegenspraak uit, gelijk op de bijeenkomsten vaak redenaar tegen redenaar optrad, en dit gaf dan vaczelf aanleiding, om den maatschappelijken kring in tweeën of drieën te splitsen, groote vraagstukken bij het publiek aanhangig te maken, en alzoo heel het leven voor soms meerdere jaren te beheerschen. Dit scheelt in het eene land bij het andere. In het Oosten was elk spreker een bezieler der menigte, en zijn welsprekendheid en gloed van taal vaak onweerstaanbaar. Wij, Westerlingen, kennen dien gloed van taal niet dan zeer zelden, soms daalt in het publiek debat de taal zelfs beneden peil. Maar hoog of laag staande, zulk een toespreken en bezweren van de schare door het gesproken woord heeft altoos zijn stille nawerking, en het maatschappelijke saamleven ondergaat er den invloed van.

De zang en het lied kwam in het Oosten op uit dezelfde aandrift. Het was de drang om wat in het gemoed gevoeld en doorleefd werd, uit te zingen; iets waardoor het innerlijk doorleefde bij zijn uiting vanzelf een vorm kreeg die zich gemakkelijk in het geheugen prentte. Vooral toen er noch'schrift noch druk was, om het woord in breeder kring te verspreiden, was het lied de aangewezen vorm, om zijn innerlijk leven in veler ziel over te storten. Het gesproken woord bleef er door hangen, en zoo is het niet het minst door deze nationale volkspoëzie, dat lango eeuwen het maatschappelijk leven beheerscht werd. Het kon een liefdeiied, het kon een historisch epos, het kon een gewijde zang, het kon een lied der wrake zijn, maar in wat sfeer van het leven ook indringende, het lied werkte, gelijk het thans onder ons niet meer werken kan. De groote verandering dis het woord onderging, toen het niet meer gezongen, maar gedrukt werd, heeft van lieverlede zelfs geheel de gemoedsstemming van de volken omgezet. Men spreekt minder poëtisch, meer prozaïsch, en dit heeft ook het kunstlied zijn invloed doen inboeten. Als kunstproduct heeft het lied zelfs hooger rang ingenomen dan weleer, maar als factor in het maatschappelijk leven daalde het in beteekenis.

Daarentegen wist het woord zic\i een nieuwe toekomst te verzekeren, door het vlugschrift, het pamflet en hst boek. Men zong niet meer een lied na, maar ging lezen. Dit gaf aan de letterkunde de mogelijkheid, om op breede schaal haar vleugelen te ontplooien in allerlei verzinning, waarin het maatschappelijk leven zich uitsprak zooals het doorleefd werd, of als ideaal voor oogcn zweefde. Doch ook hier kon de afglijding in het onheilige niet uitblijven. De eerst hoogstaande en veredelende letterkunde streefde steeds meer naar het realisme, verviel dan ook al spoedig in het grijpen naar het zondige en onreine leven', en nu reeds zijn we zoover, dat een boek, om opgang te maken, vooral de slechte, zondige zijde van het menschelijk leven naar den voorgrond moet trekken, bij voorkeur de zonde van het geslachtsleven moet onderstellen, eea zwakker of sterker pornographisch karakter moet dragen, om wat anders schuilen bleef voor een ieder in levend beeld te doen zien, liefst met een afbeelding en dusgenaamde illustratie er bij. Niet alsof de letterkunde reeds geheel hierin verzonk; gelukkig weet zich ook nu nog een nobeler, zelfs een beslist Christelijke letterkunde te handhaven; maar ontkend kan niet, dat de smaak in het maatschappelijk leven reeds veelszins bedorven is, zoodat een uitgever veel beter kans ziet, om een vuil boek, dan om een nobel product van onze letterkunde aan den man te brengen. Maar hetzij dan in kwaden, 'tzij in goeden zin genomen, de letterkunde oefent op de verwording van het maatschappelijk leven een steeds scherper geteekenden invloed, en het is niet 't minst door de letterkunde dat thans het woord onder de schare uitgaat, om haar gemoedsleven te steunen.

Naast de letterkunde staat ook de ongemeen groote litteratuur over alle vakken van kunst, wetenschap en practisch belang. In die rijke litteratuur ligt het denken der menschheid voor een ieder bloot. Er gaat bijna niets meer in hoofd of hart of in het leven om, of het is gephotografeerd in boekdeelen. Bijna kan men zich uit het leven ferugtrekken en zich in zijn bibliotheek opsluiten, zonder iets van de actualiteit van het leven te verliezen.

Maar bovenal werd het woord tot eea alles overheerschende maatschappelijke macht in de periodieke litteratuur van dagbladpers en maandschrift. Vooral de invloed der gewone dagbladpers is toongevend geworden, en ge kunt ze bij duizenden en duizenden vinden, die zoo goed als nooit iets anders lezen dan hun courant. Voor eiken dag krijgt men zijn bete broods. Over alles vindt men mededeeling van feiten en een oordeel over die feiten. Men raakt in heel de wereld thuis, is van alles op de hoogte, weet over alles meê te spreken, en heeft over alles een opinie, die men dan uit zijn dagblad heeft overgenomen. Nu-heeft die Pers dit eigenaardige, dat men anders voor alle vakken wordt opgeleid, maar bij de Pers zich kan aanmelden zonder eenig diploma. Vooral vlugschrijvers zijn in de Pers aan het woord, die dan nog meestal, doordat ze niet met hun naam uitkomen, schrijven kunnen wat ze willen, gedekt als ze zijn door het schild der anonymiteit. Die Pers nu is opgekomen toen het Liberalisme op elk terrein den toon aangaf, en vandaar dat de invloed van de Pers in schier alle landen, Engeland alleen uitgezonderd, bijna geheel op éen hand was, en hierdoor in het maatschappelijk leven, dat we de wereld noemen, tooagevend voor de denkwijze, de levenswijze en de wijze van saamleven werd. Ook dit betert en verandert wel, maar het heeft toch lang geduurd eer ook een Christelijke Pers van eenige beduidenis zich naast de Liberale Pers een plaats wist te veroveren; en doordien de Pers In zoo groote mate afhangt van de gunst van den handel en het notariaat, staan ook nu nog de krachten van beide zijden in zeer ongelijke evenredigheid tegenover elkander. En wat het opmerkelijkst is, veel vrome, vermogende Christenen, die waarlijk hun Koning liefhebben, zien nog maar altoos niet in, hoe het een stellige eisch van het Koningschap van Christus over de Maatschappij is, dat, nu eenmaal de dagbladpers een der machtigste instrumenten geworden is om het maatschappelijk denken te beheerschen, dit Koningschap van Christus schade moet lijden, zoolang ook op dit gebied de wapens niet gelijk zijn, en de Christelijke Pers niet even welgewapend kan optreden, als de Liberale Pers dit sinds meer dan een eeuw deed.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 november 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Pro Hege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 november 1909

De Heraut | 4 Pagina's