GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Pro hege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro hege.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

DERDE REEKS, (Vijfde gedeelte).

Christnu Koningschap en de Staat.

X.

DE STATEN ONDERLING.

Alzoo zegt de HEERE tot zijnen gezalfde, tot Cores, wiens rechterhand Ik vat, om de volkeren voor zijn aangezicht neder te werpen; en Ik zal de lendenen der koningen ontbinden, om voor zijn aangezicht de deuren te openen, en de poorten zullen niet gesloten worden, Jesaja 45 : i.

Dusver spraken we van het Staats wezen in 't algemeen, izonder te letten op de groote verscheidenheid der Staten en op hun onderling verband. Die verscheidenheid is schier grenzenloos. De drie kleinste Staafjes ia Europa z^n Andorra in de Pyreneën met slechts even 500° inwoners voor heel het land, San Marino in Noord Italië met even 9000, en Monaco aan de Riviera met 19000 inwoners; en niettegenstaande de kleinheid van hun oppervlakte en het uiterst gerisigs aantal van hun bevolking genieten toch alle drie deze Staten zoo goed als volkomen zelfstandigheid, leven ondereen eigen Overheid, en staan een enkele zelfs in consulair verband met het buitenland. Stel daar nu tegenover de reuzen-Staten Rusland, China en de Vereenigde Staten van Amerika, en ge gevoelt, hoe beide reeksen, al vallen ze onder het éene begrip van Staat saam, toch niet in éen adem te noemen zijn. Maar ook al laat ge deze raintatuurstaatjes ter zijde, dan nog is in alle werelddeelen het verschil tusschen wat men de Groote Mogendheden en de Kleine Staten noemt, toongevend voor heel den toestand. Het groote complex van ons eigen werelddeel wordt gevormd door zes groote Staten: Duitschland, Rusland, Oostenrijk, Italië, Frankrijk en Engeland. Het zijn deze zes Staten, die zich als de Groote Mogendheden aandienen, en die zich zoozeer van hun overmacht bewust zijn, dat ze er aanspraak op maken geheel den toestand van Europa te beheerschen, en niet gedogen, dat er tegen hun wil en buiten hun goedvinden eenige verstoring in de bestaande verhoudingen van Europa zou plaats grijpen. Doch om en naast deze zes groote Staten slingert zich een geheele reeks van kleinere Staten, drie in het Noorden, \.'^& Si op het Iberisch Schiereiland, vijf in den Balkan, Zwitserland in het hart van Europa, en ons land met België ten Westen. Reeds door dit groot verschil nu in uitgestrektheid en in bevolking vormen deze grootere en deze kleinere Staten, ook afgezien van allerlei ander onderscheid, een geheel verschillend beeld, waarvan de beteekenis nog nader bepaald wordt door hun wederzijdsche ligging, hun Wrband met de zee, hun hulpbronnen en hun sterkte van leger en vloot. Nu heeft men met het oog hierop Europa wei bg een legkaart vergeleken, uit zooveel blokjens en Wokken gevormd als er kleinere en grootere Staten zijn, maar natuurlijk gaat deze vergelijking slechts in zeer oppervlakkigen zin door, en is integendeel de nu in Europa Instaande toestand de uitkomst van een verleden van eeuwen en is het een geheel complex van oorzaken dat tot de tegenwoordige gesteldheid van ons werelddeel geleid heef t; oorzaken deels van stoffelijken, deels van geestelijken aard, waarin al te zaam zich een kooger bestel geopenbaard heeft. Reeds op 2'ch zelf hebben de kleine Staten een eigen roeping te vervullen en verschilt deze roeping schier in elk opzicht van de taak, die voor °e groote Mogendheden is weggelegd. Een ^•ogelsch Staatsman heeft eens de kleine ^Jaten het zout der natiën genoemd, en de «storie toont, dat - meer dan één kleine ^taat voor onze hoogere ontwikkeling meer 'Ot stand bracht, dan een veel minder onty'kkeld land van veel grooter afmetingen. 'Mer weet dit van Zwitserland, en nog ^'erker zelfs trad oudtijds ons eigen land "P < ^6" voorgrond. Juist de kleinheid van 'k een Staat is oorzaak, dat er zich een geheel ander volksleven vormt; dat er meer ^"96 ontwikkeling kan zijn; en dat het ationale leven er een sterker aaneengesloten '«nheid kon bewaren.

Juist dank zij die ongelijkheid en verj^tteidenheid leenen nu deze groote en J'"^ Staten zich, veel beter dan anders « geval zou zijn, tot ineenschakeling. De in 1, ""°* "'* '° ^** ^'^ *"^'''' ™'®*' J"'®* nun ongelqkheid vullen ze elkander aan passen ze in elkaar, en wel zoo, dat bij f m de toestanden ook deze wederzijd-JH ^'^'•houdingen zich wijzigen, en Europa gs een geheel andere gedaante gaat vertoonen. Zelfs in de ééne negentiende eeuw is die gedaante op tal van punten geheel gewijzigd. Duitschland en Italië hebben zich aaneengesloten in een Duitsche en Italiaansche nationale eenheid, gelijk die vroeger nimmer zoo sterk uitkwam. Op het Balkan-schiereiland daarentegen zijn tal van kleine Staten van het eens zoo machtige Turkije afgebrokkeld; België is van Nederland; ^ nog niet lang geleden Noorwegen van Zweden gescheiden. Zoo heeft in den loop der eeuwen de samenstelling van ons werelddeel schier nooit gerust. Gedurig treedt wijziging van den eerst bestaanden toestand in, en gevolg hiervan is \'olstrekt niet enkel een wijziging in grondgebied, maar in sterker zin nog een wijziging van den invloed, die van den éenen Staat op den anderen en van eiken in macht toenemenden Staat op den toestand van heel Europa uitgaat. Nu lijkt dit óns louter geschiedenis, omdat wij van de feiten eerst kennis krijgen ais ze plaats grijpen, en omdat wij eerst van achteren de uitwerking van die wijzigingen kunnen waarnemen. Geschiedkundig zien we dus een hoogst belangrijk proces plaatsgrijpen, dat op de algeheele ontwikkeling van het menschelljk leven van ver reikenden invloed is. Maar al zien wij de dingen eerst van achteren, nadat ze geschied zijn, toch ligt achter die gestadige wijzigingen uiteraard een plan, een raadslag, een Goddelijk voornemen en bestel, dat zich in den loop der historie verwezenlijkt. De historie loopt niet naar toeval of gril, maar beweegt zich te midden der volken en natiën voort in een vooruit afgepaalde en uitgediepte bedding, waarin ze haar wateren voortstuwt. En niet dat alleen van Hooger hand de richting wordt aangegeven, waarin de voortstuwing zal plaats hebben, maar ook de beekjes, die het water aanvoeren, en de winddruk, die deze wateren voortstuwt, komt van Hoogef, Het is onae God die in de historie der volken zijn raad uitvoert, en alle gegevens schept, waardoor die raad zal kunnen worden voleind. Het is heel de historie door gelijk deHeerehet in Jesaja 45 van Perzië en Babyion uitspreekt: Ik heb Cores verwekt in gerechtigheid en al zijn wegen zal ik recht maken, want Ik heb de aarde gemaakt, en Ik heb de menschen daarop geschapen. Ik ben het. Mijn handen hebben den hemel uitgebreid, en aan al huii heJr bevelen gegeven, " (vs, 12 : 13.)

Schijnbaar geschiedt het al, wat de historie ons toont, enkel door menschen, maar feitelijk is heel het wereldtooneel Gods machtige werkplaats, en sijn de vorsten, raadslieden en veldheeren, die de uitkomsten van die veranderingen tot stand brengen, slechts instrumenten in Zijn hand. Niet alleen van de hemelen, maar ook van de aarde geldt, dat „God aan al hun heir bevel heeft gegeven". Dit nu komt daarin te duidelijker uit, dat hetgeen plaats grijpt, zoo telkens het logisch gevolg is van wat in een verafliggend verleden plaats greep, en wat alzoo de Vorsten en hun raadslieden, dia toen handelden, niet in hun macht hadden. Er is in de historie één altoos voortgaande stuwkracht, waarin geheel een reeks van rassen, groepen en geslachten, zonder van elkaar af te weten, de dingen die nu komen, heeft voorbereid. Natuurlijk wie thans leven en aan de historie der volken en Staten arbeiden, kunnen rekening houden met het verleden en zich daaraan aansluiten; en hoe juister ze dit doen, hoe bstsr hun plannen en voornemesss slagen zuilen. De mannen daarentegen, die twee, drie en meer eeuwen* geleden de dingen hebben voorbereid die nu uitkomen, hebben wel hun verleden en hun eigen tijd gekend, maar niet de toekomst. Die was voor hen omsluierd. En toch, al zagen zij den band niet die hun eigen doen met den toekomstigen stand van zaken verbond, die band bestond toch, en hij bestond niet alleen, maar werd met voorbedachten rade door God gelegd, ten einde er een door Hem gewilde toekomst uit te doen voortkomen. En al mag nu een enkel verziend man zekere profetische gave hebben bezeten, om iets van die toekomst te gissen, de wetenschap van wat de toekomst brengen zou, was toch alleen bij den Heere onzen God, Geheel de profetie van Israël ontleent hieraan haar hooge beteekenis. Juist door vooraf den loop dien de dingen nemen zouden, door Zijn profeten aan Israël te lattn aanzeggen, heeft God de Heere op geheel den loop der historie beslag gelegd, „Verkondigt en treedt hier toe, alzoo sprak Jehova tot de volken, ja beraadslaagt samen: ie heeft dat laten hooren van oudsher? Wie heeft dat van toen af verkondigd.' Ben ik het niet, de Heere? en er is geen God behalve Mij, een rechtvaardig God, een Heiland, en niemand is er dan Ik", De heidenen „weten niets". En het is alleen in Israël dat die God zich openbaart, die zeggen kan: Ik ben de Hetie die gerechtigheid spreek, die rechtmatige dingen verkondig." (Jes. 45 : 19, 21). Voorzefer, de mensch maakt de historie, maar hij doel dit alken in den dienst des Heeren, en, bewust of onbewust, in dien dienst des Heeren werkende en handelende naar Gods vaststaanden raadslag. De Heere rsKze God neemt geen bfisSt van de historie der volken, maar Hij kent ook die historie eer ze kwam. omdat ze komt en komen moet naar zijn Goddelijken raadslag. Heeft nu de Vader den Zoon verheerlijkt, en onzen Koning gezet aan ZKn rechterhand, ver boven alle overheid en macht en heerschappij, zoodat hem ólle dingen zqn overgegeven en alle macht ^n den hemel en op de aarde door hem wordt uitgeoefend, dan volgt hieruit, dat ook onze Koning de historie kent, eer ze komt, en ze naatk^ Gods raadslag helpt tot stand brengen. Van God Drieëenig is de raadslag der historie, het zijn menschen, die als instrumenten Gods haar helpen voortzetten, maar dit alles geschiedt door vorsten en volken onder de leiding van onzen van God gezalfden Koning, aan wiens voeten het alies onderworpen is, en steeds meer onderworpen wordt.

Vragende naar het Koningschap van Christus in verband met den Staat, hebben wij derhalve niet enkel te letten op de macht die Christus over Vorsten en Staatslieden persoonlijk heeft, noch ook enkel op den geest dien hij in de wet doet opkomen, noch ook uitsluitend op de tegenstellingen die hij door het partijwezen in het hart der volken doet opkomen, en ook niet alleen op den invloed dien hij oefent door het Koloniaal bezit der Christenmogendheden en door ds opwaking van het internationaal bev/ustzijn, maar ook wel ter dege op de «'erhoudlsg waarin de Staten onderling tot elkander worden geplaatst, en op de «istorische uitkomst waartoe deze onderlinge verhouding van Staten, zoo groote als kleine, leidt. Er worden tusschen die Staten onderling banden gevlochten van Hooger hand. Juist deze gevlochten, dan weer losgemaakte, en straks op andere wijze gevlochten banden, geven wat we noemen de historie der volken. En dit alles gaat toe niet buiten den Christus, maar door zijn toedoen, naar Gods bestel. Zoo is sinds de Hemelvaart van Christus geheel de historie der volken het schouwtooneel van zijn Koninklijke werkzaamheid. Iets wat nooit uit het oog mag worden verloren, of de belijdenis van Jezus eigeiï woord, dat alle dingen hem overgegeven zijn, en dat hij alle macht in den hemel en op deze aarde bezit, gaat geheel te loor. Opmerkelijk is het dan ook, dat Jezus, i waar hij het laatste oordeel aankondigde, [ uitdrukkelijk zegt: „En wanneer de Zooaj des menschen zal komen in zijn heerlijk-1 heid, en al de heilige engelen met hem, \ zoo zal hij zitten op zijn troon en voorJ hem zullen al de volkeren vergaderd wor den, en hij zal ze vaneenscheiden".

Recht diep . gevoelt men déze hooge leiding in de historie der volken vooral, zoo men let op het rasverschil, dat nog steeds zoo machtig in de historie werkt. Niets springt meer in het oog, dan de groote tegenstelling die nog altoos in Europa bestaat tusschen de dusgenaamde Latijnsche, Germaansche en Slavische volken. Elk dezer drie groepen van volken leeft een eigen leven, bezit een eigen karakter, een eigen aard en eigen aanleg, een eigen bestaanswijze, die op heel hun bestaan een eigen stempel drukt. Een Zweed en een Spanjaard, een Dultscher en een Rus zijn, men zou bijna zeggen, een geheel ander soort van menschen. Ze verschillen in hun huiselijk leven, in hun religie, la hun levensopvatting, In hun idealen, in hun wijze van doen. Het Zuiden en het Noorden van Europa, het Westen en het Oosten van ons werelddeel vertoonden daardoor steeds een geheel ander levensbeeld, en heel de historie van deze drie groepen, ja, de historie van geheel Europa werd eeuw na eeuw door deze rasverschillen beheerscht. Nu nog werkt dit onverflauwd na, en bij alle groote gebeurtenissen ziet ge telkens weer dit machtig rasverschil uitkomen. Iets wat te sterker spreekt, daar deze drie groepen van natiën, zoo men dieper in de historie teruggaat, toch weef hun opkomst uit eenzelfden oorsprong afleiden, zoodat de rasverschillen in Europa veel, veel zwakker zijn, dan de rasverschillen in Azië tusschen de Chineezen en de Indianen, en de rasverschillen in Afrika tusschen de Negers en de Berbers. We hebben alzoo in dit rasverschil met een factor der historie te doen, die naar alle zijden invloed oefent, en zelfs in dezelfde groepen weer historische variatiën schiep, b. v. tusschen de Spanjaarden en Italianen, tusschen de Franschea en Portugeezen, en zoo ook tusschen de Scandinavische Volkea en de volken van Germaansche herkomst ia enger zin. Nu hebben deze rasverschillen zich vastgezet in overoude tijden, en vaak is het historisch zelfs niet meer vast te stellen, wanneer dit rasverschil is ingetreden, vooral niet zoo men ook met de kleine variatiën rekening houdt. Toch werd reeds in die over oude tijden, toen deze rasversciiliien en variatiën pas begonnen te werken, de grond gelegd voor de historie der volken, die eerst na eeuwen zich verwezenlijken zou. Niemand der thans levende vorsten of raadslieden heeft hier iets aan toegebracht. Ze vonden dien bestaanden toestand bij hun optreden. Zelve met hun volken zgn ze levenslang beheerscht, en worden ze nog beheerscht door toestanden, aan wier tot standkomlng ze zelven niets hoegenaamd hebben toegebracht. Het raakt hier het bloed, en van dat bloed geldt het alle eeuwen door, dat blood is thicker than water, d.w.z. het bloed spreekt sterker dan de grootste afstanden die de oceaan schept. Toch is ook dit bloed-en rasverschil niet bij geval of zonder oorzaak opgekomen. Ook dit diepgaande verschil rust in Gods bestel. Het Is God de Heere die het alzoo gewild heeft, die het alzoo verwezenlijkt heeft, en die het alzoo onder de volken deed opkomen, beginnende bij de spraakverwarring van Babel. Hiermee hangt nu wederom saam, dat elk ras, en elke variatie, in zijn eigenaardigheid een eigen roeping ontving, waarin het geheel ons menschelljk leven heeft te dienen. Ten gevolge hiervan is het ééne volk meer practlsch aangelegd, het andere meer intellectueel, een derde meer sentimenteel, een vierde meer aesthetlsch, een vijfde meer technisch, een zesde meer actief, een zevende meer mystiek. De Oosterling is meer mystiek van aard, dé Dultscher meer intellectueel, de Brit meer practlsch, en zoo is ook onder de volken geen eenheid van talent en gave, maar heerscht er een allerwegen zich openbarend verschil en onderscheid. Zoo was het vroeger tusschen de Grieken en Romeinen, tusschen de Phoeniclërs en Egyptenaren, en zoo Is het nog steeds tusschen de volken die in Europa en Amerika den toon aangeven. Naarmate nu deze zoo onderscheidene elementen krachtiger of zwakker op geheel het Europeeschc leven inwerken, vertoont zich de historie van dit leven in de onderscheidene perioden In een zeer verschillend beeld. Geheel anders was de toestand, toen Spanje den toon aangaf, weer anders toen onder Lodewrjk XIV Frankrijk den loop der historie bepaalde, hij werd weer anders toen Engeland zijn stempel op ons leven drukte, en opnieuw namen alle dingen een keer, toen Duitschland zich tot macht verhief en een al doordringender invloed op heel ons Europeesch leven begon uit te oefenen. Alles hing en hangt alzoo van den loop der historie af, welk volk, met welk talent begaafd, in een bepaalde periode der geschiedenis vooraan staat en zijn hoog gezag in de weegschaal werpt. De Fransche geest werkt geheel anders dan de Spaansche, de Engelschen oefenen een geheel anderen invloed dan de Franschec, en nii weer is't de Duitsche geest die toongevend werd, op een geheel ander register spelend. En nu werkt zeer zeker ook hier de mensch in mede, maar toch ook hier nooit anders dan als instrument, en wel als instrument in den dienst van een Hoogere Macht, die ongezien alle dingen leidt en beheerscht. Steeds is derhalve de eigenlijke werker van de historie niet hier beneden, maar daarboven, en het groote werk, dat van Hooger hand op aarde gewrocht wordt, is niet een telkens nieuwe opzet, maar éen doorloopend werken, dat reeds voor eeuwen voorbereidde, wat nu uitkomt.

Nog sterker spreekt dit, zoo ge rekient met de machtige gebeurtenissen, die in Europa's historie den grootsten keer tot stand brachten. Denk slechts aan de Volksverhuizing, die den val van het aloude Roraeinsche Keizerrijk tengevolge had, en den grond gelegd heeft voor de opkomst der meeste Staten in ons werelddeel. Onder de volken die toentertijd uit Azië Europa binnentrokken, was een algemeene beweging ontstaan, om het werelddeel, waarin ze geboren waren, te verlaten, en naar het ongekende Europa heen te trekken. Wie nu heeft deze volken daartoe gebracht, niet éen volk, maar heel een groep van volkeren, zoo dat het éene achter het andere optoog? Wat wisten die volkeren van Europa af? wat schonk hun waarborg dat ze niet door de Romeinsche legioenen zouden verpletterd worden? Er moest onder die volkeren een nieuwe geest zijn opgekomen, die hun vroeger vreemd was, die geest moet allen tegelijk hebben aangegrepen, en in hen tot een onweerstaanbaren drang zijn geworden, waaraan ten slotte geen enkele stam meer weerstand kon biedeE, Waar se juist heen zouden trekken, ze wisten h^ niet. Het eene volk schoof achter het andere op, en 'm. Europa binnengetrokken, hebben ze zich tot diep in Spanje en tot hoog ió het Noorden verbreid en verspreid, zonder te weten waar ze zich duurzaam vestigea aouden. Er moei dus wel van Hooger hand een geest in deze volkeren zijn uitgezonden, om ze tot dien tocht naar het ongekende land te prikkelen; en toont nu de uitkomst, dat deze Volksverhuizing tot in verre toekomst over het lot van Europa besh'st heeft, dan moet ook hierin hooger raadslag zijn uitgevoerd en een stuk uit het Goddelijk plan der historie zijn volvoerd. Van den strijd met den Islam en de daaruit opgekomen Kruistochten kan hetzelfde gezegd. Waren de Turken bij hun Inval in Europa niet gestuit en de Islam niet uit Spanje weer teruggedrongen, heel Christus' Kerk zou gebaar hebben geloopen om uitgeroeid te worden, gelijk ze in West-Azië en op de Noord-kust van Afrika, waar" ze eens zoo machtig bloeide, feitelijk uitgeroeid is. Vooral nu de Kruistochten ook al mislukten ze wat den uitslag betreft, hebben onder de Christenheid van die dagen dat besef van eenheid en van plicht tot saamwerking doen opleven, dat aan Christus Kerk in Europa den triomf over den Islam verzekerd heeft. Maar ook weer in die Kruistochten sprak een algemeen élan, dat op schier onverklaarbare wijze, op eenmaal de Christenheid in het grooter deel van Europa. aangreep; iets wat wederom zonder inwerking van een hoogeren geest voor ons niet te verklaren is.

Ook in de dagen der Reformatie trekt het onwillekeurig de aandacht, hoe de Reformatie juist het meest gereeden ingang vond in die landen en staten, op wie juist in die tijden de machtspositie in Europa overging. Spanje, dat fel tegen de Reformatie gekant was, begon juist in die dagen van zija hooge macht af te dalen, terwijl omgekeerd ons land en Engeland, die gunstig aan de Reformatie gezind waren, den toon begonnen aan te geven. In het algemeen kan men zeggen, dat aan het einde der Middeneeuwen de hegemonie zich van het Zuiden van Europa naar het Noorden verplaatst, en r, : j trekt het toch vanadf ds aandacht dat het Zuiden tegen de Reformatie gekant was, terwijl juist de volken van het Noorden, die in macht wiesen, zich voor den geest der Reformatie ontsloten. Alleen in Frankrijk, rfat gemengd was uit Latijnsche en Germaansche stammen, hield de oude macht nog stand, en de Bartholomeusnacht zegt ons, wat van die zijde te duchten was. Maar al hJeld Frankrijk tot in de dagen van Napoleon zijn gezag over Europa nog staande, thans ziet toch ieder hoe ook voor Frankrijk de ure der decadentie geslagen heeft, en hoe het de noordelijke Staten van Europa zijn, dJe met de Amerikaansche Unie over het lot der volken beschikken. In dit alles nu zijn schikkingen, regeüngen, ordeningen voor het verloop der historie, die ons van achter zoo duidelijk toonen, hoe dit alles door een Hooger Macht geleid is. Het moest alles zoo loopen als het metterdaad geloopen is, om ons tot de uitkomst te doen geraken, die we thans voor ons zien. Het is thans éen complex van prachtige kristallen, die naar vaste ordening uit de wateren gelijk ze vloeiden, geschoten zijn. Zie nu hoe bij en onder dit alles het heel de historie van Europa door steeds Christus Kerk is, waarom de worsteling gaat; hoe de Volksverhuizing het groote middel was om al de volken die Europa binnentrokken, eeuw na eeuw, Ulfilas, de bisschop der Visi-Goten vooraan, onder het Sacrament van den Doop te brengen; hoe de Kruistochten en heel de strijd tegen den Islam en voor den triomf van het Kruis ging, en boe in de 162 eeuw de zuivering van Christus Kerk geheel déii politieken toestand beheerschte; ja hoe ook thans weer de tegenstelling tusschen de Christelijke en de humanistische beginselen onder alle volken de geesten splitst; en ge kunt u niet onttrekken aan de vaste conclusie, dat het Christus onze Koning is, die in dit alles de voorbereiding van het Koninkrijk der hemelen steeds verder heeft voorfgcsot. Wij «ouden dit uit ons zelf niet weten, en zonder meer zouden wij tot geen andere conclusie kunnen geraken, dan dat Gods voorzienig bestel dit alles dot historie heeft gemaakt. Het hoe? zou voor ons verborgen zijn gebleven. Nu daarentegen Jezus zelf zich over den loop der toekomstige historie heeft uitgesproken, en de groote lijnen ervan ons uitstippelde, door zgn apostelen deze lijnen nog scherper liet insnijden, en nu het op grond hiervaa onder ons vast staat, dat de Vader alle dingen door Christus onzen Koning regeert, — nu zou het tegen het Woord van God iadruischen, zoo we het Koningschap van Christus alleen tot zijn Kerk

wilden bepalen, en er het oog niet voor l ontsloten, hoe de Koninklijke macht van ot Christus ook over het lot der volken gaat, en gestadig op het lot der volken inwerkt. Zijn Koninkrijk is niet van deze wereld. Wat hij bezig is te verwezenlijken is en blijft het Koninkrijk der hemelen, maar aan de komst van dit Koninkrijk moet de historie van de Koninkrijken der wereld dienstbaar worden gemaakt, en die ze daaraan dienstbaar maakt is onze Koning zelf. Z^n Kerk is in de wereld, en niet van die wereld afgescheiden. Het lot en de toekomst van zijn Kerk zou daarom afhankelijk zijn van een hem vreemde macht, zoo de Koningen der aarde den loop der historie in het leven der wereld bepaalden. En dan alleen is er garantie van den Christus voor zijn Kerk op aarde, zoo ook de historie der wereld, te midden waarvan zqn Kerk leven en worstelen moet, in de hand van hem rust, aan wien alle macht in hetnel en op aarde gegeven is.

Verbetering. In het Pinksterstuk van oos vorig nummer zijn in de eerste kolom, regel 34 en 35 van onderen, eenige woorden door elkander geloopen, waardoor er een onbegrijpelijke zin ontstond. Men leze dien aldus: »En daarom was er... de gewaarwording van iets dat geweldig dreef. Zoo waakte aller geest op. Ieder die in de zaal zat, voelde op eens«, enz.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1910

De Heraut | 6 Pagina's

Pro hege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 mei 1910

De Heraut | 6 Pagina's