GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

UIT KWAAD TOT GOED.

XXI.

OORLOG.

Mijnheer Mollet, nieuwsgierig geworden, was zoo vrij de school, waarvan de deur nog aanstond, binnen te treden. Hij was er maar zelden in geweest, en wat hij nu zag verbaasde hem.

De banken, die anders een heele ruimte van het groote vertrek innamen, waren nu bijna alle opzij geschoven en tegen den muur op elkaar gezet. Ook stoelen en tafels waren in een hoek geschoven. Heel het veld was blijkbaar vrijgelaten voor de jonge jeugd.

En die nam er dien dag de vrijheid van! De meesten der kleine kleuters waren al aanwezig; straks zou het twee uur slaan. Allen waren min of meer uitgedoscht, niet alleen feestelijk maar wat de jongens betreft krijgshaftig tevens. Zij droegen papieren steken van kranten gevouwen of gevormd uit een grooten kruidenierszak, en met een haneveer bestoken. Sommigen hadden Oracjasjerpen om; anderen droegen epauletten van goudpapier geknipt, dat ook in sterren en strepen op de steken prijkte. Bij enkelen ontbrak zelfs de patroontasch niet.

Trouwens heel het mannelijk geslacht scheen gebracht te zijn op voet van oorlog. De een droeg een houten geweer, de ander had een blikken sabel aangegord. Velen waren daarbij of zonder dat voorzien van trommel of trompet. Er waren ook tamboermajoors met versierde stokken, en fluitspelers niet weinige.

Ook de meisjes waren in hun beste pakjes en badden poppen en ander speelgoed meegebracht, benevens touwen om te dienen bij het touw'jespringen en wat verder het vermaak kon bevorderen. Zelfs de kat was niet vergeten, maar had een breed, driekleurig lint om den hals. Poes scheen echter, met al de deftigheid die katten eigen is, van het lawaai niet gediend, en had zich wijselijk geborgen op een kast. Van die veilige hoogte zat de schoolkat nu de benedenwereld te bekijken, net zoo min als mijnheer Mollet begrijpende wat er gaande was.

’t Was in elk geval, gelijk de buren het noemden, een „oordeels leven". De trompet overstemde de flait en daar tusschen door klonk het geroff; : ! der trommen, gepaard aan het schel getier der mondorgels. Daarbij kwam, dat er druk werd gepraat en nog meer geschreeuwd en gejoeld, alsof er markt werd gehouden. Maar overal zag men blijde gezichten, en dus ging het goed.

Zooals ik zei, stond mijnheer Mollet met groote verbazing het alles aan te kijken. Zijn kinderen die nu reeds groot waren, hadden nooit een bewaarschool bezocht. Kinderen uit den gegoeden stand gingen daar destijds nooit heen, a bezochten vaak in het geheel geen school, maar werden thuis door een heer of een

uffrouw onderwezen, „'t Schijnt hier vandaag al bijzonder druk te zijn", sprak hij, zich weudendetot juffrouw Van Leeuwen, die aan de voordeur een oogje hield. „Is er soms feest of is er iemand jarig"?

„Dat niet mijnheer" zei de juffer, „maar het is oorlog".

Daar leek het ongetwijfeld heel veel op, maar at maakte de zaak niet veel duidelijker. En mijnheer Mollet, die als kwaker toch al zeer weinig met oorlog ophad, vroeg verbaasd:

„Oorlog? U laat hen toch nu al niet vechten? Dat komt helaas, vroeg genoeg".

„O gunst, neen mijnheer. Maar ziet u, 't is een oude gewoonte op al de bewaarscholen. a September, als 't Amsterdamsche kermis is, n nog een paar keer in 't jaar, hebben ze oorlog. Al de kindertjes biengen dan speelgoed mee, en ze mogen vrij spelen den heelen middag.

Zoo meteen begint het".

„Dan zult u het wel druk hebben".

„Ja mijnheer, om de waarheid te zeggen, zijn we altijd heel dankbaar als het voorbij is en zonder onheilen afloopt".

Nu dat was te begrijpen. De „oorlog" waar de juffrouw van sprak heette eigenlijk oorlof, d.i. verlof, vrijheid, gelijk we nog zeggen: iets is veroorloofd. De kinderen mochten dan spelen, vrij spelen naar hartelust en daar de jongens liefst soldaatje speelden, was het natuurlijk dat het oude woord oorlof in oorlog werd veranderd.

Op het bepaalde uur kwam er orde en stuur in het feest. Er werd een groote ommegang gehouden, door al de jongens en meisjes. Er werd gezwaaid met vlaggen en sabels — wat soms gevaarlijk bleek te zijn voor de omloopenden — getoeterd en geschreeuwd, gejuicht en gejoeld, dat het een aard had, Aan de spits van bet leger liep de hoofdjuffrouw met een versierde el als bevelsstaf in de hand. Bezijden gingen de beide helpsters als dienstdoende officieren. Nu en dan werd een passend liedje aangeheven, gedanst en gesprongen dat bet een lust was, en heel aardig om aan te zien. Mijnheer Mollet althans had er veel schik in en keek het zaakje lachende aan, terwijl de kleine snuiters den vreemden heer begluurden in zijn lange, zwarte jas, die heel niet paste bij dezen prettigen oorlog.

Toen de omgang ettelijke malen herhaald was — dat _ moest wel, want in twee minutQp liep men heel de school rond — werd er rust

bevolen. Na kregen allen — niet alleen de zoeten — een koekje. Mijnheer Mollet verhoogde de feestvreugde door er nog iets bijconders nit een koekbakkerswinkel bij te laten halen. Daarna werden de heel kleintjes ter ruste gebracht in een paar banken, waar zij dan ook weldra insliepen.

En nu begon het eigenlijke vrije spel. De meisjes gingen touwtje springen en met poppen en kramen spelen. De jongens, voor zoover ze geweren hadden, begonnen te schieten op een appel, die op het randje van de boterhammenplank lag. Deze appel moest men raken met een uit het geweer geschoten pijpensteeltje, wat heel lastig ging. Menig schatter school mis of raakte, net andersom dan indertijd Willem Teil, niet den appel maar het hoofd van zijn naaste. Was de prijs gewonnen, dan werd hij natuurlijk aanstonds smakelijk door den winnaar en diens naaste vriendjes opgegeten.

Wie niet meededen onder de jongens liepen intusschen al juichend en pretmakend rond, elkander bestokend met de blanke sabels om straks weer eens vredig „harevaartje" te spelen, waar eigenlijk geen ruimte voor was omdat ongelukkig voor heel den oorlog een terrein ontbrak, waarbij, zooals ieder weet, een slagveld behoort. De kindertjes verdrongen elkaar en dat had meermalen een botsing ten gevolge, die iemand op een buil of op een bloedenden neus kwam te staan. Zulke gewonden werden echter aanstonds onder de behandeling der helpsters gesteld, die evenals de jaffrouw op zoo'n feestdag de handen vol hadden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 oktober 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 oktober 1910

De Heraut | 4 Pagina's