GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL.

XXII.

HULP.

’t Was stil en eenzaam op den weg. Alleen eende Otto een oogenblik bet geluid van oetstappen te hooren. Doch hij lette er niet p en haastte zich voort.

Eensklaps vernam hij een luid geschreeuw, at niet ver voor hem uit zich deed hooren. tto luisterde scherp tot hij, aan een kromming an den weg gekomen, ineens begreep, wat er aande was.

Dicht bij bespeurde hij een oud man in eftige kleeding, op den grond liggend en bij eel tegenspartelen vastgehouden door een kerel an ruw uiterlijk, die onder dreigen en vloeken em zijn geld opeischte. Een andere man, die r al even ongunstig uitzag, had een jonge rouw of meisje vastgegrepen, wier uiterlijk anduidde, dat ook zij uit den gegoeden stand oest zijn. Zij gilde en riep luid om hulp, och de aanvaller trachtte blijkbaar haar het chreeuwen te beletten, en Otto hoorde hem itroepen: „Als je niet zwijgt, vermoord ik je". Onze jonker bedacht zich niet lang. Zijn egen trekkende, rende hij op den roover toe us­ ie het dichtst bij was, de aanvaller van den uden heer. „Laat los, schurk!" schreeuwde tto hem toe, en eer dej ander nog recht egreep wat er gebeurde, ontving hij, met het lat van het zwaard, zulk een geweldigen slag p het hoofd, dat hij, zonder één kreet, suizeollend ter aarde stortte.

De tweede aanvaller, ziende wat er gebeurde, iet nu de vrouw los, trok zijn mes, en snelde ijn kameraad te hulp. Doch de jonker wachtte ijn tegenpartij niet af, maar ging hem met den etrokken degen te gemoet. De roover, een orsch gebouwd man, scheen evenwel voor het likkerende wapen niet vervaard en trachtte ich op Otto te werpen. Dit bekwam hem lecht. Want de Duitsche ridderzoon, in den apenhandel wel geoefend, ontweek niet alleen en stoot met het mes, maar bracht meteen ijn aanvaller zulk een diepe wond in den arm e, dat de man met een pijnlijken gil zijn apen liet zakken en op de vlucht sloeg. In en oogenblik was hij achter het hout bezijden en weg verdwenen.

Met een uitroep van blijdschap liep het eisje op haar bevrijder toe, die zich met haar aar den ouden man spoedde, die vergeefs beproefde op te staan. De plotselinge schrik ad hem als 't ware verlamd. Met veel moeite reeg men hem eindelijk op de been, doch hij oest aan den kant van den weg gaan zitten, m tot bedaren te komen. De roover lag nog ltijd bewusteloos op den grond, zoo roerloos lsof hij dood was. Doch de jonge vrouw, die ich even over hem heen boog, hoorde hem waar zuchten.

„Laat hem nog maar liggen", sprak Otto, „we zullen hem straks wel vinden. Waar moest ge heen? "

„We waren tegen het avondeten nog eent d gaan wandelen, vader en ik", was het antwoord. „Nu waren we ongemerkt wat verder gegaan dan eerst ons plan was, en toen het al schemering werd, namen we den naasten weg naar huis. Even vóór we hier waren, zagen we plotseling twee mannen op ons afkomen, die ons staande hielden en ons een kleinigheid vroegen. Vader wilde iets geven, maar onverwacht greep de een hem aan, wierp hem op den grond, en riep: „Je geld of je levenI" Ook ik werd vastgegrepen en bedreigd als ik schreeuwde of wat ik bij mij droeg niet overgaf".

„Hoe het met ons zou afgeloopen zijn weet ik niet. Misschien liep zelfs ons leven gevaar. Maar Gode zij dank dat gij nog ter rechter tijd zijt gekomen en ons hebt ontzet. Gij hebt ons een dienst gedaan die...."

„Daarover later", antwoordde Otto glimlachend. „We moeten nu zien, dat ge zoo spoedig mogelijk t'huis komt. Is het nog ver? " „Geen tien minuten".

Het meisje ging met hem naar haar vader, die intusschen bijgekomen was en, leunende op zijn stok en door de twee anderen gesteund, weer langzaam loopen kon. De aanvaller lag nog altijd op den grond. Zijn kreunen nu en dan bewees, dat de slag hem toegebracht, raak was geweest.

„We zullen hem straks wel vinden", zei de jonker. „Nu eerst naar huis".

Langzaam ging het verder. Hoewel het bijna geheel donker was geworden, had Otto gelegenheid op te merken, dat de oude man een zwaren gouden ring met edelgesteenten droeg en de dochter een halssnoer van parelen met gouden sluiting. Waarschijnlijk had het een en ander de begeerlijkheid der roovers opgewekt, die hen reeds een tijdlang hadden bespied. Dat althans meende het meisje nn te hebben opgemerkt.

De wandeling duurde in deze omstandigheden wel bijna een half uur. Toen stonden zij aan het eind eener korte laan voor een openstaand ijzeren hek, waarachter Otto op een afstand licht bespeurde. Ze gingen binnen en bevonden zich weldra voor een gebouw, dat te oordeelen naar de vele verlichte vensters vrij groot moest zijn. Op 't geluid der bel werd de deur geopend door een bediende, die zeer beleefd het drietal ontving en binnenliet.

„We zijn wat laat Frederik", zei het meisje. „Vraag of mevrouw even in de huiskamer wil komen. Wij hebben een gast meegebracht". De knecht vertrok, en het drietal ging de huiskamer binnen, waar de oude heer die nog wat versuft scheen, op een rustbank werd neergezet. Otto merkte op dat bij hier bij welgestelde lieden moest zijn. Het hooge, ruime vertrek was fraai, jakostbaar gemeubeld. Aan de wanden hingen een aantal portretten, die ridders en edelvrouwen schenen voor te stellen, en onze jonker aanstonds herinnerden aan de ridderzaal op zijn eigen slot Rothenfels.

Doch er was niet veel tijd tot rondzien. Want de vrouw des huizes, een dame van defdg voorkomen, trad binnen. Haar dochter deed nu in korte woorden een verhaal van hetgeen er was voorgevallen, waarbij zij wijselijk velerlei verzweeg dat de toehoorster had kunnen doen ontstellen. Zij zegde Otto hartelijk dank voor de geboden hulp, en hield zich intusschen bezig met haar zorg te wijden aan haar echtgenoot, die zich met de behulp van den bediende zoo dra mogelijk ter' ruste begaf.

Terwijl de huisvrouw even de kamer uitwas, om naar haar man te zien, herinnerde de dochter zich plotseling dat men nog iemand, daar ginds op den weg had achtergelaten. Otto, die haast maakte, ging met een knecht en een paar arbeiders, van lantaarns voorzien, naar den weg. Wel was het stikdonker, maar toch viel wel zoo ongeveer te bepalen, waar de overval had plaats gevonden. Toen men echter bij het lantaarnlicht op die plek ging zoeken, was nergens de persoon dien het betrof, te vinden. Na een uur waren allen teruggekeerd.

HOOOINBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 september 1912

De Heraut | 4 Pagina's