GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

HET GOEDE DEEL.

XXIV.

ONTMOKTIMOEM.

Toen Otto den volgenden morgen, versterkt door de rust, zijn kamer verliet, vernam hQ met blijdschap, dat het ongeval van gisteren noch voor den vader noch voor de dochter kwade gevolgen had gehad. De heer van Groenheuvel, een bejaard maar nog krachtig man, was zelfs tegen het ontbijt alweer bij de hand, 't Speet Otto dat hij nu 100 weinig gelegenheid had met den vriendelijken wakkeren ouden heer kennis te maken. Gaarne nam hij de hartelijke uitnoodiging aan, om spoedig zijn bezoek te hervatten. Toen besteeg hij zijn paard, en was weldra te Utrecht.

We springen thans een tijdruimte van ettelijke jaren over, en begeven ons nu naar de Boven-Palts naar Rothenfels, waar we onzen vriend Otto terugvinden.

De jaren waarvan we zoo pas spraken, waren voor hem van groote beteekenis geweest, al wai zijn leven, wat het uiterlijke betreft, veel kalmer voorbijgegaan dan vroeger. Toch was er ved gebeurd.

Had hij eerst gemeend, dat zijn verblijf in de Nederlanden maar van korten duur zou zijn, dat kwam anders uit. Wel was Otto, vurig verlangend zijn ouders weder te zien, naar Saksen gereisd en had hen ontmoet, maar bij hen te blijven ging — dat bleek al spoedig — zeer moeilijk, of liever, de oude heer van Rothenfels, die nog altijd groote gedachten had voor de toekomst, vond het beter dat zijn zoon in de Nederlanden dan in Saksen vertoefde.

„Naar de Palts terugkeeren", zoo redeneerde hij tot Otto, „kunt ge op het oogenblik toch niet. Onze vijanden hebben er de overhand en zouden het u en mij te lastig maken. We mogen nog blij zijn, dat de inkomsten uit onze goederen ons nog niet ontnomen worden. We kunnen nu alles door een opziener laten besturen. Onze tegenwoordigheid zou meer kwaad dan goed doen. Jammer, dat ook onze gOede magister niet blijven kan, maar alle protestantsche leeraars worden verjaagd. Toch staat onze zaak ver van hopeloos. De keurvorst heeft nog machtige vrienden, en die zullen hem niet in de steek laten. Eerlang zal hij wel weer te velde trekken. Wie weet wat gij in de Nederlanden nog voor hem doen kunt. Is straks de overwinning aan onze zij, dan treedt ge weer in zijn dienst, en hebt een schitterende toekomst voor u. Hij zal de trouw van ons geslacht niet onbeloond laten".

Hoe weinig Otto nu ook van al die schoone vooruitzichten verwachtte — en 't bleek later terecht — toch voegde hij zich in den wil van zijn vader. Moeilijk was het hem echter ook in diens plannen mee te gaan. Otto, schoon nog ong, had reeds gezien en geleerd, hoe onbestendig alle aardsche grootheid is, en daarbij begrepen, hoe het dwaasheid is deze voorop te stellen. Zijn vader, schoon een godvreezend man en een strijder ook met het zwaard voor de zaak der Gereformeerden, hing toch sterk aan roem en eer, en zou gaarne gezien hebben, dat zijn zoon nog hooger steeg dan hij zelf. De zoon echter dacht over deze Sngen anders dan e vader, en zon liefst rustig en vredig op sijn landgoederen vertoefd hebben. Daarop wai echter thans geen kans. En zoo vertrok hij dan weder naar Utrecht, met de afspraak om bij de eerste de beste gelegenhaid voor goed in het vaderland terug te keeren. Of dat spoedig wezen zou, zullen beide wel betwijfeld hebben.

Ging Otto met een bezwaard hart zijns we^s, toch was er ook iets dat hem opbeurde en bemoedigde.

Zijn eerste bezoek op Groenheuvel was door meerdere gevolgd en weldra mocht hij de bewoners zijn vrienden noemen. Hij vond er als het ware een tweede tehuis, en dat behoedde hem voor veel verleiding, waaraan jongelui van zijn stand in Nederland evengoed bloot stonden als in Bohemen. Ook echter had het veelvuldig verkeer op Groenheuvel van zelf ten gevolge dat Otto jonkvrouw Clara ontmoette. Hoemeer hij haar leerde kennen, hoe grooter zijn achting voor haar werd. Hij moest wel opmerken, hoe liefderijk zij haai ouders, die reeds gevorderd in leeftijd waren, in alles ter zijde stond; hoe zij bemind was bij allen op Groenheuvel, van den heer des huizes af tot den staljongen toe. Het duurde niet lang, of ook Otto voelde zich aat> getrokken tot de jonge bewoonster van Groenheuvel, met wie hij zoo gansch ongedacht en ongezocht in aanraking was gekomen. Haar gezelschap werd hem lief en gaarne zou hij 't nog meer genoten hebben, indien niet de bescheidenheid, die hem, den vreemdelhig, hier vooral paste, zulks had geboden.

Den ouden heer van Groenheuvel en evenmin zijn echtgenoote, was dit ontgaan, en het had hen te meer aanleiding gegeven te doen wat zij toch reeds voornemens waren, namelijk beticht in te winnen, hoe hun nieuwe vriend in zijn vaderland bekend stond. Misschien vindt de lezer, dat ze hierin eenigszins wantrouwig handelden jegens den man, die hun zulk een grooten dienst had bewezen. Maar ge moet weten dat in dien tijd ons land door vreemdelingen overstroomd werd uit hoogeu zoowel als uit lagen stand. Daaronder nu waren vde d^elijke betrouwbare menichen, maat ook andere,

soogenumde gelakzoekers die cich schoon voordeden mur wien het eigenlijk te doen was om ten koste van ainderen te leven. Sommigen deden zich voor als hooge heeren. Anderen wwen dit van afkomst werkelijk, maar door een loszinnig leven aan lager wal geraakt. Zoo was het dan alleszins begrijpelijk, dat de bewoners van Groenheuvel iets naders omtrent han gast wilden te weten komen wat ook in het belang van hun dochter zeer zeker wensche-Ujk was.

Dat we Otto weder op Rothenfeli aantreffen, moge voor den lezer onverwacht zijn, voor hem zelf was zijn komst aldaar dat eveneens.

Wat was er geschied?

Zijn vader was plotseling, terwijl hij zich voorbereidde tot den strijd voor zijn vorst, uit dit leven weggenomen en, gelijk de zoon gelooven mocht, uit den strijd van een nu moeilijk leven overgegaan in de rust des kinderen Grods. Zijn weduwe was naar haar zwager te Neurenberg vertrokken, die Otto dringend had uitge noodigd over te komen en, zoo daartoe gelegen heid was, orde op de zaken te stellen. Dat bleek mogelijk, en zoo zag Otto na jaren het vooriraderlijk slot weder, waar oom Koenraad tot zijn blijdschap hem reeds wachtte.

Dat er, behalve over zaken, nog over velerlei te spreken viel, is begrijpelijk. Vooral wilde Otto gaarne weten, of zijns vaders groote verwachtingen ook door oom gedeeld werden.

„Ik zie het donker in, " was het antwoord „Want wel beschouwd bevindt gij u op het oogenblik zelf niet meer binnen het gebied van keurvorst Frederik. Feitelijk is hertog Maximiliaan van Beieren reeds heer en meester van dit land."

„Maximiliaan 1" riep Otto verschrikt, „maar dat zullen wij toch nooit dulden."

„£r zal op dit oogenblik weinig tegen te doen zijn, " sprak heer Koenraad. „De hertog heeft aan keizer Ferdinand vijftien millioen gulden voor oorlogskosten voorgeschoten. Tot onderpand kreeg hij de Boven-Palts. Na is er geen sprake van, dat dit geld vooreerst terugbetaald wordt; daarom heeft de keizer de Palts als leengoed aan den hertog van Beieren ge< schonken. Bovendien heeft die ook de waardig heid van keurvorst gekregen, en Frederik V, die alles verliest, kan het aanzien, "

BRIEFWISSELING.

J. H. W. te R, Uw vragen hopen we spoedig te beantwoorden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 oktober 1912

De Heraut | 4 Pagina's