GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

uit de Pers.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de Classis Middelburg heeft zich het geval voorgedaan, dat voor een kind, dat te krank was om naar de kerk gedragen te worden, door de ouders de huisdoop is aangevraagd. De Classis Middelburg, die in deze zaak om advies was gevraagd, droeg aan een Commissie op haar hierin van voorlichting te dienen. Het uitstekend rapport door deze Commissie opgesteld, luidt aldus:

W. B.

Uwe Commissie in een vorige vergadering van Febr, aangewezen om een antwoord te geven op een vraag, door de kerk van Serooskerke te uwer kennis gebracht, hoe er geoordeeld moet worden over den zoogenaamden huisdoop, heeft de eer U het resultaat harer overwegingen bij dezen aan te bieden.

Zij begint met een kort overzicht te geven van het oordeel, door de Geref. kerken in ons land over deze zaak ten beste is gegeven, vangedachte, dat het niet noodig was om aan te toonen, wat gelijksoortige kerken in andere landen daarover besloten hebben, aangezien daarover voor zoover zij weet nooit eenig principieel verschil ontstaan is. Dit laatste is dadelijk duidelijk, als zij herinnert aan het standpunt, dat de geestelijke vader Calvijn van meetaf ingenomen beeft. Hij toch heeft bij meer dan een gelegenheid onbewimpeld uitgesproken, dat de bediening van de sacramenten niet losgemaakt mocht worden van die des Woords, aangezien de sacramenten teekenen en zegelen van de belofte des verbonds waren. Deze beide bedieningen dus waren toevertrouwd aan de kerk en konden van haar niet gescheiden worden. Daarmede was meteen de weg aangewezen, waarlangs de kerken badden te wandelen, en dit leidde als van zelf tot dien regel, dat de bediening des doops plaats moest hebben in een vergadering der ge loovigen.

De kerken van Nederland hebben deze gedachte opgenomen en dan ook van den beginne aan dezen regel gesteld en zich daaraan gehouden.

In hoofdstuk VI art. II van het Convent van Wezel lezen we: «Men zal den doop bedienen na het gewone formulier uitgedrukt in de kerkelijke ordonnantiën en dat niet anders noch ergens dan in de kerk onder de Predicaties en den catechismus; tenzij misschien in de aankomende gemeenten in acht genomen worden sommiger zwakheid, welken ten gevalle en om ergernis te vermijden de kinderen in huis mogen gedoopt worden. < Doch dit wordt ook niet toegestaan, tenzij in tegenwoordigheid van minstens vier of vijf geloovigen en dat tot anders door de Synode zal besloten zijn. De vaders van dit convent hebben alzoo helder uitgesproken, dat als regel geldt om den doop in 't midden van de gemeentelijke samenkomst te bedienen. Doch zij lieten den huisdoop toe in bepaalde gevallen, met dien verstande evenwel, dat er alsdan enkele geloovigen tegenwoordig zouden zijn. Wij weten ook, waarom zg deze concessie deden, want er waren velen in die dagen, welke met oog op de vervol­ ging niet graag een dnd wilden reizen voor de bediening des doops van een hunner kinderen en openlijk uitkomen voor de »nije leers, zooals dit destijds genoemd werd. Zij waren wel overtuigd, det de Roomsche kerk niet deugde, maar niet vast genoeg in 't geloof om er alles aan te wagen. Om hun tegemoet te komen in hun bezwaren, werd toegestaan om den doop in huis te bedienen. Gij beluistert alzoo in dit artikel den zuiveren toon der Geref. belijdenis en ge ziet, hoe die mannen het juiste wit in 't oog hielden, maar zij hadden tevens deernis met de zwakgeloovigen, wijl zij konden inkomen in hun voorstellingen, en zij wilden deze kleinen niet ergeren. Het is het beginsel, dat hier hoog gehouden wordt en er spreekt de zucht uit om al het onzuivere van de kerkelijke erve te verwijderen, maar dit gaat gepaard met de oprechte begeerte om geen enkele schade te berokkenen.

Op de Synode van Embden in 1571 werd over deze zaak niets besloten. Doch in 1574 sprak de Dordtsche Synode in art. 50 kort en bondig: Men zal den doop niet toedienen dan alleen in een openbare vergadering der kerken bij de verkondiging des Goddelgken Woords. Een gelijk geluid gaf de Synode van Dordtrecht in 1578 : Men zal den doop niet bedienen dan in de predikatie. Ook Middelburgs Synode van 1581 oordeelde niet anders: Het verbond Gods zal aan de kinderen der gedoopte christenen met den doop verzegeld worden en dat in de openbare verzameling, wanneer Gods Woord gepredikt wordt. Precies zoo bepaalde de Synode van 's-Gravenhage art. jo: Het verbond Gods zal aan de kkderen der christenen met den doop verzegeld worden en dat in de openbare verzameling, wanneer Gods Woord gepredikt wordt.

Uit deze bepalingen blijkt, dat het streven was om den doop enkel te bedienen in de openbare samenkomsten der gemeente. Zelfs wordt er in de acte van deze laatste Synode niet meer over de uitzondering gehandeld, ofschoon zij ook niet verklaarde dat er geen uitzondering toegelaten kon worden.

De Nationale Synode van Dordrecht in de jaren 1618 en '19 plaatste naast de bepaling, dat de doop bediend moest worden in de gemeentelijke samenkomsten, - ook nog, dat de huisdoop in gevallen van grooten nood kon toegestaan worden. Doch er werd nu bijgevoegd, dat zulk een doop plaats moet hebben in tegenwoordigheid van den kerkeraad. Was het vroeger minstens vier of vijf geloovigen, nu kon, omdat de ambten schier overal reeds ingesteld waren, het veranderd worden in tegenwoordigheid van den kerkeraad. Opmerkelijk is echter, dat daarvan niets te vinden is in de acte zelf. Waarschijnlijk achten velen het, dat deze weglating toegeschreven moet worden aan voorzichtigheid, wijl er nog vreeze bestond, dat er anders misbruik van gemaakt kon worden.

Zooals bekend is, werd er daarna geen Generale .Synode meer gehouden. Wij hebben alzoo onze toevlucht te nemen tot de bepalingen van de Particuliere Synode. Uwe Commissie heeft dan ook de acte van verschillende Particuliere Synodes geraadpleegd, maar zij vond overal, waar deze zaak ter sprake gekomen was, een herhaling van den regel door de Generale Synode gesteld. Enkele voorbeelden mogen volstaan: De Groninger Synodes van 1607, 1608 en 1610 wilden den regel houden. Zij achtten huisdoop niet goed. Maar moest men haast genoodzaakt worden, dan moest men er toe overgaan. De vinger echter werd opgeheven en de waarschuwing er bij gedaan, dat men voorzichtig moest wezen. De Geldersche Synode van 1620 stond ook den huisdoop in gevallen van grooten nood toe. De Synode van Gouda in 1620 wilde blijkens art. 71 niet van den huisdoop weten, zelfs niet, als het gevaar dreigde, dat de kinderen door papen werden gedoopt. Dergelijke bepalingen zouden nog vermenigvuldigd kunnen worden, maar het zou gelijk staan met water te dragen naar de zee. Wij besluiten dan ook met nog melding te maken van een uitspraak der Utrecbtsche Synode van 1629 Zij zegt: vroeger was bij gevaarlijke ziekte de huisdoop geoorloofd in tegenwoordigheid van den kerkeraad, maar voortaan zou het niet meer gelden voor de kerken van haar ressort.

De eenstemmigheid op dit punt heeft voor de practijk gunstige vruchten opgeleverd. Zelden is het voorgekomen, dat de doop aan huis bediend werd. Het meest nog in de dagen der vervolging, wat licht begrijpelijk was Zoodra echter de vervolging verminderde en in de kerken overal de ambten ingesteld werden, kwam de regel nog beter tot zijn recht. Een enkele maal kwam het nog wel voor. Zoo werd b.v. in het jaar 16$ t een Indische vrouw, die doodelijk ziek was nadat zij belijdenis des geloofs afgelegd had, aan huis gedoopt. Er is zelfs een geval uit veel lateren tijd bekend. Te Putten toch werd den 30 Oct. van 't jaar 1753 door Ds. Smitt een kind gedoopt in tegenwoordigheid van de ouderlingen en van de diakenen en van den koster. En waarschijnlijk zijn er nog wel meer dergelijke gevallen te vinden.

Na dit overzicht kan er nog herinnerd worden aan de theorie en de praktijk van de Geref. kerken in de 19e en 203te eeuw. In de kerken der scheiding zijn allerlei vragen aangaande den doop gerezen, welke soms aanleiding gaven tot een hevigen strijd, maar over den huisdoop zijn nooit moeielijkheden voorgekomen. Het is wel gebeurd, dat er kinderen gedoopt werden in kamers, in stallen, in schuren en op zolders, maar dit kwam, omdat men geen betere lokalen had en altijd in tegenwoordigheid van de leden der gemeente. Aan huisdoop in den gewonen zhi werd niet gedacht. Een enkele maal is het voorgekomen in de kerken van de Graafschap en Oost-Friesland, maar die liggen buiten onze grenzen, en het is dan ook te beschouwen als een vrucht van Luthersche inwerking.

Ook kan hetzelfde gezegd worden van de kerken der Doleantie, zoodat er zelfs bij de vereeniging tusschen de beide genoemde kerkengroepen geen woord van gerept is. Dit bevreemde dan ook niet, want zoodra men terugkeerde tot de leer, den dienst en de tucht der vaderen, stond voor allen vast, dat de bediening des doops plaats moest hebben in de openbare gemeentelijke samenkomsten. De kerken hebben zich aan dezen regel gehouden, zonder te ontkennen, dat in hoogst exceptioneele gevallen huisdoop geoorloofd kan zijn. Zooals ieder weten kan, gaat ook Prof. Bavinck in zijn dogmatiek hiermee accoord.

Welk gewicht kan de bedenking hebben welke wel eens geopperd werd? De voorstanders van den huisdoop hebben zich beroepen, op het exempel der Apostelen. Zij vroegen: hebben Petrus en Paulus den doop niet bediend in de woningen van den hoofdman Cornelius, van Lydia, de purperverkoopster, en van den stokbewaarder te Philippi. Zeker kan men antwoorden, maar deze voorbeelden, welke met andere te vermenigvuldigen zijn, geven geen grond om voor den huisdoop te pleiten. Toen waren er nog geen kerken op die plaatsen en misdien konden er ook geen gemeentelijke samenkomsten gehouden worden. Er was nog geen bediening des woords en der sacramenten, welke aan een plaatselijke kerk verbonden was. Naar deze voorbeelden mogen en moeten die mannen handelen, die in 't midden eener nog niet-christelijke bevolking de Banier des heils planten juist om te komen tot het planten van de kerk Christus in die oorden. Doch voor een Christenland geven zij geen enkele aanwijzing. Zoolang dan ook het uitgangspunt onaangevochten blijft, zoolang zal ook geoordeeld moet worden, dat de regel door de kerken van alle tijden in ons Vaderland gesteld, in navolging van Calvijns leer gehandhaafd moet worden.

Uwe Commissie resumeert het gevondene op deze wijze:

I. Naar Gereformeerde belijdenis moet de doop steeds bediend worden in de openbare vergadering der geloovigen.

II. Onze vaderen hebben alleen in geval van de uiterste noodzakelijkheid den huisdoop toegestaan, doch daarbij bepaald, dat bij zulk een doop de kerkeraad tegenwoordig zou zijn, terwijl zij er tevens op aandrongen, dat de geloovigen uitgenoodigd zouden worden om zulk een samenkomst bij te wonen.

III. In de eerste tijden waren er soms motieven, ontleend aan de moeilijke tijden en de zwakheid der geloovigen, die tot toegeeflijkheid noopten, doch deze zijn door de veranderde tijdsomstandigheden thans geheel vervallen.

IV. Hoewel uwe Commissie het ongeraden acht de bestaande bepalingen te verscherpen, toch oordeelt zij, dat zich thans bijna nooit het geval kan voordoen, 't welk huisdoop gewenscht kan maken.

Uwe Commissie:

S. DE JAGER. W. MELIS PZ.

L, BOUMA, Rapporteur.

Met deze conclusies kunnen we ons volkomen vereenigen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's

uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's