GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE SPEELMAN.

VIII.

EEN LEVENSLOOP.

«Ge speelt zeker het liefst zulke Mederen als vandaag hier* ? zei de tuinman. «Dat komt t anders niet zoo veel voor en verbaasde mij wel een weinig*.

«Het^is bij mij ook niet altijd zoo geweest*, antwoordde de speelman. «Vroeger speelde ik Kever kermisdeuntjes of muziek, waarbij men in de herberg dansen kon. Maar dat is nu geheel veranderd*.

«En hoe.? «

«'tis een heele geschiedenis om u dat te vertellen. Maar als gij en uw vrouw het wilt aanhooren zal ik het toch gaarne doen, opdat de naam des Heeren er door geprezen worde.*.

. «Heel gaarne. Blijf vanavond bij ons eten en vertel uw geschiedenis. Maar eerst moet ge mij toch eens zeggen waar ge geleerd hebt zoo

mooi te zingen en op de fluit te spelen. Iedereen had er hier den mond vol van.«

»Dat zult ge meteen hoeren als ik u vertel hoe ik geworden wat gij mij thans ziet. Ik ben geboren dicht bij Lent in de Betuwe, en werd door mijn ouders vroom opgevoed. Zij hadden den boozen tijd meegemaakt toen de Franschen in 1672 ons land binnendrongen om dat te veroveren, maar hadden ook gezien hoe de Heere ons wonderlijk heeft bevrijd. Zij spraken daar dikwijls van, en ik heb het altijd onthouden.

Al heel jong had ik veel smaak voor muziek en zang. Ik had een goede stem en was, zei de meester, de beste zanger die hij ooit op school had gehad. Als er speeUieden door het dorp trokken die van Nijmegen naar Arnhem gingen, volgde ik hen soms een uur ver om te luisteren als zij speelden, en gaf wel eens mijn laatste duit aan hen weg. Ik plaagde mijn goede ouders zoo lang tot zij een mooie fluit voor mij kochten, waar zij in het eerst zeker berouw van gehad hebben, want ik gebruikte elk vrij oogenblik om op mijn instrument te spelen, en verveelde iedereen in huis en schuur, zoodat mijn vader wel eens zei: sWerp dat ding toch weg. Gij kunt er immers nooit uw brood mee verdienen.«

Al spoedig echter kreeg ik van het spelen den slag beet, en het duurde niet lang of ik kon op mijn fluit allerlei wijsjes doen hooren. Een leermeester had ik niet, en ook later heb ik in spelen en zingen geen onderwijs gehad. Wat ik daarvan weet en kan, is louter een gave die de Heere mij geschonken heeft.

Had ik nu die gave maar tot eer des Heeren besteed, doch daar ontbrak veel aan. Ik speelde wel psalmen, maar meer omdat mijn ouders dat graag wilden. Voor mij zelf verkoos ik liever allerlei vroolijke deuntjes. Onze schoolmeester die ook het orgel in de kerk bespeelde, beproefde mij als zijn helper te gebruiken. WeUicht had ik het orgelspelen zoo kunnen leeren, maar het lachte mij niet aan eiken Zondag zoo veel uren in de kerk te zitten, en ik gaf het spoedig op.

Op mijn zeventiende jaar kwam ik in dienst op een groote boerderij, waar mijn ouders mij geplaatst hadden om allerlei dingen te leeren die op ons klein boerderijtje zoo niet voorkwamen. Ik was met die verandering zeer ingenomen. Want wel had ik mijn ouders zeer lief en speet het mij dat ik hen nu maar om de veertien dagen zou zien, maar ik verlangde naar vrijer en vroplijker leven dan ik thuis hebben kon, zooals ik in mijn dwaasheid meende. Ik wilde uitgaan, in de herberg zingen en spelen gelijk mijn hart mij dat ingaf. En ik wist zeer goed dat mijn vrome ouders zoo iets nooit zouden dulden.

»Ja« zei de tuinmansvrouw die opmerkzaam geluisterd had, »zulke dingen heb ook ik meer gezien. Er zijn er genoeg die het voorbeeld van den verloren zoon volgen, en evenals hij verkeerd uitkomen.«

»Als het einde dan nog maar is dat ze tot het huis van hun vader wederkeerens voegde de tuinman er bij.«

»Ook bij mij Uep het verkeerds vervolgde de speelman, »al was het ook op andere wijs dan bij den verloren zoon. Ik was nu, zooals ik zei, op een groote boerderij in dienst, waar verscheiden meiden en knechts waren, en daarbij nog een aantal arbeiders. Ook werkten de boer met zijn vier zoons wakker mee. Ik had hier een schoone gelegenheid om alles te leeren wat tot mijn vak behoorde, en durf zeggen dat ik daar ook een goed gebruik van maakte. De boer merkte dit zeer goed op; weldra was ik hem van dienst en kreeg een goed loon. Ook werd ik gelijk trouwens de anderen zoo goed behandeld als ik wenschen kon.

May wat ik op de boerderij niet leerde was juist wat ik t'huis nooit gemist had, de vreeze des Heeren. Dat was iets waar de baas en de zijnen zich vv'einig of niet om bekommerden. Wel hadden ze in de dorpskerk hun eigen plaatsen, maar die waren zelden bezet. Ook werd er in huis aan tafel nog wel gebeden en gedankt maar 't was meer uit sleur en oude gewoonte dan uit behoefte des harten. In de week werd er hard gewerkt. Des Zondags gingen we uit, maakten pleizier en besloten den dag des Heeren veelal in de herberg. De boer zei daar nooit iets van, als wij maar zorgden des avonds op tijd t'huis te wezen en des Maandags weer klaar voor ons werk«.

Zoover was de speelman met zijn verhaal gekomen, toen de huisvrouw voorstelde eerst het avondeten te gebruiken, waarvoor de gewone tijd al pratende reeds lang verstreken was. Daartegen had niemand bezwaar.

Het was hem reeds duidelijk geworden dat ze alle drie door hetzelfde geloof vereenigd waren en elkaar verstonden. Zoo was er weer overvloedig stof tot spreken. Maar juist was de maaltijd geëindigd, toen de groote buisklok tien sloeg, een ongewoon laat uur voor dien tijd.

't Zal niet gaan mijn verhaal uit te vertellens, zei de speelman. Ik moet weg maar ik kom spoedig terug«.

»Eerst moet ge ons nog het slot van het lied laten hoorens zei de tuinman, sdat hebt ge beloofd.«

BRIEFWISSELING.

M. L. te L. Tot ons leedwezen kunnen ook wij dit niet uitmaken. Dat zal ook moeilijk gaan. Wel pleit er veel voor om hier te denken aan den ridderlijken graaf Floris IV die op jeugdigen leeftijd zoo droevig aan zijn einde kwam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 mei 1914

De Heraut | 4 Pagina's