GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vijf-en-dertigste Jaarlijksche Samenkomst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vijf-en-dertigste Jaarlijksche Samenkomst

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

der Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag,

gehouden te BRONINGEN op 7 en 8 Juli 1915.

Reeds Woensdagavond was het weer minder gunstig geworden, maar Donderdagmorgen behoorde er bepaald moed toe om er door te komen. Er stond een halve storm; stortbuien sloegen neer, maar niemand liet zich weerhouden. Mannen en vrouwen, sommigen doornat, verschenen in de iHarmonie", en toen te 10 uur in den morgen de Voorzitter der vergadering. Prof. Dr. J. Woltjer, het samenzijn opende, was het een breede schare waarvoor hij optrad.

Nadat gezongen was Psalm 27 : 7, las de Voorzitter het laatste gedeelte van Matth. 24 en ging daarna voor in gebed. Vervolgens sprak hij de aanwezigen toe:

't Zij mij vergund, aldus de Voorzitter, enkele opmerkingen te maken betreffende de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag en den staat en den stand van hare school, de Vrije Universiteit, in het jaar 1914—15. Het was een jaar van spanning en angst aan­ gaande de dingen, die over ons komen zouden. Het lot van de Vrije Universiteit is ten nauwste met het lot van ons land en ons volk verbonden. Zonder ons vrije land en ons vrije volk is onze Vrije Universiteit nauwlijks denkbaar. Tot hiertoe heeft ons de Heeii» geholpen : dit woord van Samuel mag ook het onze zijn.

Wij beleven, zij het ook op een afstand, den schrikkelijksten oorlog, dien de geschiedenis kent. Waar het den volken niet goed gedacht heeft Gods wil en recht in erkentenis te houden, heeft Hij hen overgelaten aan hun eigen ongebreidelden lust naar macht, heerschappij en rijkdom; die lust wekt concurrenrie, waaruit broodnijd en allerlei ongerechtigheid geboren wordt. Van de oudste tijden af is reeds het spreekwoord bekend: Elk is een dief in zijne nering, en ieder tracht door booze aanslagen zijns naasten goed aan zich te brengen. Zoo gaat het ook met de Staten onderling. De hooge financieele, handels-en nijverheidszaken vormen een machtig organisme, dat zich van den uitgebreiden invloed der groote pers bedient om zijne oogmerken uit te voeren. Op zich zelf is dat geen kwaad, het kan ten goede werken, wanneer een goed doel voor oogen staat, bijv. zich te wapenen tegen wat men noemt het gele gevaar, dat voor Europa uit het Oosten, voor Amerika uit het Westen dreigt.

Wie echter de menschelijke natuur kent, zooals zij in waarheid is, kan niet blind zijn voor het gevaar dat enkele eerzuchtige en heerséhzuchtige, door geen vreeze Gods gebreidelde karakters van die machten der financieele en der handelswereld, van de nijverheid en de pers gebruik maken tot bereiking van hunne eerzuchtige en revolutionaire bedoelingen. Wat men beschaving en cultuur noemt, kan daartegen geen dam opwerpen, daar zij niet in staat zijn het menschelijke hart, de bron van alle boosheid en ongerechtigheid te bekeeren. Dat kan God alleen door Zijne genade en Hij kan daartoe ook de wetenschap als middel gebruiken door haar weder te stellen op den grondslag van Zijn woord en van de zuivere religie. Daarom is de zegen, dien Hij ons in de Vrije Universiteit gegeven heeft, zoo groot, van zooveel beteekenis. We! is zij niet wat zij naar hare beginselen zijn moet; de wereld en de beginselen van ongeloot oefenen ook op haar somtijds een verzwakkenden invloed, maar toch blijft haar grondslag, en tracht zij op het gebied der wetenschap Jezus' Woord in toepassing te brengen: Zoekt eerst het Koninkrijk Gods en Gods gerechtigheid en al deze dingen, waar de natuurlijke mensch in de eerste plaats naar streeft, zullen u toegeworpen worden. Wie waarlijk het woord van Jezus aanneemt en betracht, kan geen schade lij Jen ten opzichte der wetenschap. Maar men vergete niet dat het gevaar van geveinsdheid steeds dreigt, dat men zoo licht zich zelven kan misleiden en men zij daarom wakende en biddend. Niet onwaarschijnlijk zal na den vrede het Vrije Hooger Onderwijs toenemen, maar een zegen zal dat alleen zijn, wanneer het uitgaat van de ware Christelijke beginselen in Gods Woord gegrond en die in de wetenschap tracht tot heerschappij te brengen.

Ook wat de methode van dat ondenvijs betreft, zal wel büjken dat er naar gestreefd dient te worden, dat niet alleen in de wis-en natuurkundige en de geneeskundige, maar ook in de theologische, rechtsgeleerde en letterkundige faculteiten de studenten, meer dan tegenwoordig geschiedt, gelegenheid ontvangen om zich practisch in wetenschappelijk werk te oefenen op zoogenoemde seminaria, die in Duitschland veel, aan onze openbare universiteiten hier en daar reeds bestaan. Zal dat aan de Vrije Universiteit kunnen geschieden, dan heeft ze meer ruimte, meer en beter lokalen noodig. Zoowel daarvoor als voor tal van andere dingen, die onmisbaar zijn, zal de Vrije Universiteit zich naar haren eisch kunnen ontwikkelen, wordt veel geld vereischt. Laat ieder lid onzer Vereeniging en ieder begunstiger dat verstaan. Veel wordt er reeds opgebracht, maar veel meer wordt vereischt, indien wij in den geestelijken strijd, dien wij te strijden hebben, zullen kunnen bestaan en overwinnen. Maar laten allen, die aan de Vrije Universiteit werken, in welke betrekking ook, directeuren, curatoren, hoogleeraren en studenten, leden en begunstigers in voUen ernst en oprechtheid voor Gods aangezicht bij dezen arbeid bovenal eerst zoeken het Koninkrijk Gods en Zijne gerechtigheid, dan zullen allen het ondervinden dat de stoffelijke middelen ons zullen toegeworpen worden en zal er een zegen van de Vrije Universiteit uitgaan voor Kerk en staat, land en volk tot ver over onze grenzen; dan zal zij in eendracht bloeien.

De Voorzitter werd met applaus voor zijn rede gedankt.

Na de-voorlezing der presentielijst en het onderzoek der geloofsbrieven van de afgevaardigden van corporatiën, werden de notulen der vorige jaarvergadering vastgesteld en kwam het jaarverslag in bespreking.

De heer L. de Vries Hz. van Groningen deed verblijdende mededeelingen over het vermeerderen der belangstelling in de zaak der vereeniging, in de Provincie Groningen waargenomen. Werd bij de stichting der Vrije Universiteit wel eens de vrees geuit, dat de financieele lasten van een hoogeschool voor ons Gereformeerde volk te zwaar zouden blijken, die vrees is beschaamd; onze Hooge school met den Bijbel bleef bestaan en vooral in den laatsten tijd is onder de jongeren ijver en liefde ontwaakt, zoodat de contributies in de provincie Groningen met f 1000 zijn geklommen.

Een verzoek aan de Gereformeerde Kerken der Provincie tot het houden eener extra-collecte vond in de meeste kerken een willig oor; spreker kon als resultaat aan de vergadering f 900 overhandigen.

Spreker wees voorts op den nauwen band tusschen de vrienden der Vereeniging, haar school, haar hoogleeraren en studenten. Zij zijn de onzen; en hebben daarom niet alleen recht op onzen financieelen steun, maar ook op ons gebed. Dit laatste mag vooral niet ontbreken. Als het aan gebed voor onze stichting niet ontbreekt, zal, wat zij ook behoeft, haar door God worden geschonken.

De Voorzitter brengt den heer De Vries dank voor diens zeer verblijdende maiedeelingen over de vermeerdering der belangstelling en hoopt dat het schoone voorbeeld, door Groningen gegeven, in andere provincies navolging vinde.

Ds. Miedema van Groningen stelt de vraag, of het krimpen van het tekort van het Studiefonds wel een verblijdende mededeeling is. Hij betwijfelt dit, daar het verminderen van het tekort wijst op vermindering van verstrekten steun voor de studie, en daar moet tegen gewaakt worden. Nu bestond voorheen op onze jaarvergaderingen de gewoonte om voor het Studiefonds een collecte te houden, en spreker wil voorstellen om deze goede gewoonte m eere te herstellen.

Voorts is aan den ingang der zaal uitgereikt het referaat, over de financiën der Vereeniging, verleden jaar door Prof. Grosheide gehouden, waarvan spr. niet alleen de lezing zeer aanbeveelt, maar waarin óók een inteekenbiljet ligt, dat spreker hoopt ingevuld en wel te zien terug komen.

In de derde plaats uit spreker den wensch, dat in het volgend jaar het voor het nieuwe gebouw noodige bedrag zal zijn binnengekomen. De Voorzitter dankt Ds. Miedema voor het gesprokene en geeft ^erlof tot het houden der collecte voor het Studiefonds.

Prof. Fabius herinnert aan het door hem op een vorige jaarvergadering gesprokene. Hij uitte toen de meening, dat de finantieele toestand der Vereeniging voor belangrijke verbetering vatbaar was indien de zaak krachtig werd aangepakt. Wat sinds geschiedde, heeft de juistheid van zijn zienswijze aangetoond. Men moet op dit terrein leven in een toestand van voortdurende agitatie, zoo zelfs, dat wie haar leidt nu en dan moet vervangen worden.

Vervolgens herinnert spr. er aan, dat hij een vorig maal er tegen waarschuwde de inkomsten uit legaten en erfstellingen te laten versmelten onder de gewone middelen. Dus te handelen is niet alleen overeenkomstig de bedoeling van hen, die de Vereeniging gedachten, maar zal ook noodzaken om steeds actief te blijven voor de vermeerdering der inkomsten, waarop gelet dient te worden, daar in de toekomst voor de Hooge School aanzienlijke sommen zullen noodig zijn.

In de derde plaats geeft sprekei aan H. H. directeuren in overweging de bepaling te veranderen, die voorschrijft dat zij, die aan de Vrije Universiteit promoveeren, moeten verklaren in te stemmen met den grondslag der Vereeniging. Is die bepaling, vraagt Spr., wel in overeenstemming met de grootheid van onzen arbeid. We hebben te letten op het nationale-gereformeerde karakter van ons volk, dat als opleeft, ook in streken waar men al insliep, als het in staat wordt gesteld de Gereformeerde prediking weer te hooren. We doen, door deze bepaling te handhaven, tekort aan de beteekenis van onze Universiteit voor ons volksleven; we hebben de bestemming niet om in een hoekje te worden gezet, maar om een zegen te zijn voor geheel ons volk, en het zal daarom goed zijn, naar sprekers oordeel, om na te gaan of deze bepaling wel kan behouden blijven; natuurlijk blijft de grondslag van het te geven onderwijs onveranderd.

Prof. Sillevis Smitt acht het vooral noodig dank te brengen aan de predikanten, die door hun onvermoeiden arbeid de belangstelhng in den bloei en de ontwikkeling der Vrije Universiteit levendig houden. Spr. herinnert hoe men onze studenten heeft gesmaad, wijl zij niet meededen aan de actie om opheffing der vrijstelling van den militairen dienstplicht.

Nu, spreker is 't met hen eens. Onze predikanten hebben een geestelijke taak, en daarin getrouw en wakker te zijn, wordt van hen gevraagd. Die wakkerheid betoonen zij trouwens óók in den steun, waarmee zij het werk van de Vrije Universiteit schragen.

Nadat de Voorzitter heeft meegedeeld, dat de Commissie van toezicht over de rekening van 1914 haar rapport heeft uitgebracht en adviseert om de balans-en winst en verlies-rekening goed te keuren, wordt aldus besloten.

De heer de Waal Male fijt ontvangt nu het woord, en wijst er op dat Directeuren geroepen zijn te zorgen voor het voorzien in de stoffelijke nooden der Vereeniging. De aftredende Penningmeester, de heer Van Marie, heeft zich in dit opzicht zeer verdienstelijk gemaakt; het is spreker een behoefte hem daarvoor namens Directeuren van deze plaats hartelijk dank te zeggen. Voor de toenemende belangstelling in de Provincie Groningen had de heer Van Marie gaarne op deze vergadering willen danken, doch, daar hij verhinderd was te komen, droeg hij spreker op dien dank over te brengen. Spreker maakte vervolgens een vergelijking tusschen het ledental in 1905 en dat van heden; tusschen de begunstigers van toen en nu; tusschen de cijfers der contributies van beide jaren om daaruit te concludeeren, dat voortdurend arbeiden aan den bloei der Vereeniging noodzakelijk is, zal zij haar schoone taak naar eisch kunnen vervullen.

Prof. Dr. R. Woltjer vestigde nu de aandacht op de wijziging, gebracht in art. 2 van het Reglement der Universiteit, van welk artikel de slot-alinea nu aldus wordt gelezen:

Van het afleggen van het propaedeutisch examen en van het candidaats-examen in de theologie kan geheele of gedeeltelijke vrijstelling worden verleend aan den bezitter van een diploma, afgegeven door de universitaire instellingen van onderwijs of onderzoek, of door Theologische scholen, waaruit bUjkt, dat hij met goed gevolg deze examens of een daarmede gelijkstaand examen heeft afgelegd.

Door den Senaat worden bij afzonderlijk besluit, na ingewonnen advies van de Theologische Faculteit, de bedoelde instellingen aangewezen, alsmede de diploma's en getuig-«chriften en de daarmede te verbinden instellingen omschreven.

Deze aanwijzing eener instelling, die voor dispensatie in aanmerking komt, kan te allen tijde worden ingetrokken.

Door deze wijziging is het mogelijk gemaakt dat jonge lieden, die elders hun studiën aanvingen, aan de Vrije Universiteit hun studie voortzetten en voleindigen; de poort der school is daardoor al weer wijder geopend.

De Voorzitter deelt nu meê, dat ' de collecte voor het Studiefonds heeft opgebracht f 155.81.

Tot Bestuurslid der Vereeniging blijkt benoemd te zijn de heer Th. R u y s Gzn.; tot lid der Commissie van toezicht op het geldelijk beheer de heer W. H. van S c h a i c k, beiden van Amsterdam.

Besloten werd aan H. M. de Koningin het volgende telegram te zenden:

Aan H. M. de Koningin:

De Vereeniging voor Hooger Ondervyijs op Gereformeerden grondslag, in »de Harmonies te Groningen vergaderd, brengt Uwe Majesteit eerbiedig hulde met de bede, dat het Gode behage, Uwe Majesteit en Haar Huis te zegenen en Uwe Majesteit tot heil van Haar volk te behoeden en te behouden.

De Voorzitter der Vergadering,

Aan de beide oud-Hoogleeraren, Dr. A. Kuyper en Dr. F. L. Rutgers werd het volgende telegram verzonden:

De Vereeniging voor Hooger Onderwijs op Gereformeerden grondslag, bijeen in de »Harmonie«, dankbaar gedenkende Uwen arbeid tot stichting en opbouw der Vrije Universiteit, bidt U des Heeren zegen toe.

De Voorzitter der Vergadering,

(w. g.) J. WOLTJER.

Daarop werd de jaarvergadering gesloten met het zingen van Ps. 72 : 2 en ging Ds. Miedema in dankgebed voor.

De meeting.

Des namiddags te 2 uur was de zaal weer gevuld met een aandachtige schare, die luisterde naar de rede, gehouden door Prof. Mr. D. P. D. Fabius over: Den Christelijken Staat.

In een korte inleiding werd er door Spr. op gewezen, dat niet voor het geheele leven het Christelijk beginsel een element van bouw is; dat metselen en spitten op dezelfde wijze geschiedt, hetzij men al, hetzij men niet voor Gods Woord buigt. Daarna werd gevraagd of ditzelfde ook geldt voor den Staat.

Bij de beantwoording van deze vraag werd allereerst herinnerd aan den. strijd, vooral in Duitschland, over het bestaansrecht van den Christelijken Staat gevoerd en achtereenvolgens betoogd, dat het wezen van den Christelijken staat niet moet worden gezocht in de theocratische opvatting der middeleeuwen; noch in eenen bepaalden regeeringsvorm; noch in Christelijke uiterlijkheden; noch in Christelijke propaganda; noch in het rekening houden met de Christelijke gezindheid des volks.

In het algemeen moet onder Christelijken Staat volgens spreker worden verstaan de Siaat, ingericht naar de Christelijke levensbeschouwing. In de geschiedenis is zeer duidelijk onderscheid te zien tusschen den Staat der Grieksche oudheid en dien der Christelijke wereld. De eerste was hoogste vorm der in zich zelve genoegzame levensgemeenschap. Ook volgens Mr. Krabbe contrasteert daarmee scherp de staat der middeleeuwen, die zijn beteekenis vooral ontleent aan het Christendom met het: Gij zult Gode meer gehoorzamen dan den menschen, waarmee in beginsel alle staats-absolutisme gebroken was. Bestond in de oudheid de vrijheid eigenlijk in het toekennen van de souvereiniteit, waarmee onvereenigbaar was volledige onderwerping van den enkele aan de macht van het geheel, — het Christendom bracht ware vrijheid door te leeren dat de mensch eene bestemming heeft, die boven het staatsverband uitgaat. En juist daarin toont die vrijheid de echtheid van haar wezen, dat zij, wel verre van het gezag te verwerpen, dat steunt en wederkeerig steun daarvan ontvangt. Maar Koningen, heeft Burke terecht gezegd, zullen uit staatkunde tyraniek worden, wanneef de onderdanen uit beginsel rebellen zijn.

Ook ontdekt het Christendom alleen den waren aard van het gezag, dat nooit anders kan zijn dan afgeleid van God, die hemel en aarde schiep. Maar in wat de trots der macht is, ligt ook in plicht, in aard, in grens der gehoorzaamheid.

Dat het gezag alleen wortelt in God, komt ook daarin uit, gelijk Donoso Cortes schreef, dat de regeeringen, zoodra zij zich losmaken

van God, verslappen in het strafrecht. Ten volle heeft zich dan ook verwerkelijkt wat Stahl daarvan in 1847 heeft voorzegd, dat men, na eerst de doodstraf te hebben afgeschaft in strijd met Gods Woord, belanden zou in het strafrecht bij mechanische bescherming der maatschappij. Daarentegen is volgens Hinschius voor de zuivere opvatting van de straf veel te danken aan de kerk.

Voorts bracht het Christendom de hoogere opvatting van de gezinsverhoudingen, aanvaardt dit den band tusschen ouders en kinderen, die geloochend wordt in de leer van het »toeval" der geboorte.

Het Christelijk beginsel alleen doet verstaan de natuur der Kerk, wier heilzame beteekenis voor de maatschappij door den Christelijken staat geëerd wordt.

Ook heeft het Christendom aan den arbeid zijne eere geschonken, die in de antieke wereld voor een goed deel, te loor was gegaan. En door die eere aan allen arbeid heeft zich in de middeleeuwen ontwikkeld een maatschappelijk leven in veelzijdigheid en onderlinge harmonie der deelen. Hoedanige organisatie van de grootste beteekenis is tegenover het socialisme en de centralisatie van den Staat, alsmede voor het scheppen van een volksorgaan naast de Kroon.

Dan leert het Christendom het historisch bestaande aanvaarden in het besef, dat ook daarin werkt de Voorzienigheid Gods.

Ontkennend werd de vraag beantwoord of de Christelijke staat eischt dat de staatkundige rechten afhankelijk zijn van de Christelijke belijdenis ; of er moet zijn een christelijk opvoedingswezen, dat uitgaat van den staat; en geldelijke steun nevens andere voorrechten aan de Christelijke kerk.

Verder werd erkend dat er tusschen Roomsch en Protestant verschil in het staatkundige bestaat, onder herinnering aan wat Stahl in dit opzicht heeft afgeleid uit de rechtvaardiging door het geloof: het onmiddellijk goddellijk recht der oudheid en ruimer vrijheid voor de volken.

Ja, verder is te gaan, ook tusschen de Lutheranen en de Calvinisten is staatkundig onderscheid. Dit is erkend door Groen van Prinsterer, Laboulaye, Gooch, Choisy, Gierke, Stahl. En door allen in dien zin dat voor het staat kundige het Calvinisme meer beteekenis heeft dan de Luthersche richting, ja de eenige strooming is; die aan het Protestantsche beginsel werkelijke toepassing op dat gebied wist te geven.

Desniettemin behoeft er volgens Spr. geene hopelooze verdeeldheid te zijn tusschen Calvinist en Lutheraan, tusschen Protestant en Roomsche in hun strijd voor den Christelijken Staat, Moge al in de Luthersche Kerk weinig drang tot bouw in het staatkundige zijn, daaruit volgt niet dat de Lutheraan zich tegen den bouw naar Calvinistischen stijl moet verzetten. En de staatkundige vrijheid, die het Calvinisme bracht, kan door den Roomsche worden aanvaard. Ook is het terrein van overeenstemming veel grooter dan dat der tegenstelling. Te meer nu men staat tegenover den dusgenoemden modernen staat. Deze verwerpt God als bron des gezags. En ligt in het Gode meer gehoorzamen dan den menschen, het beginsel aller vrijheid; zoo laat zich begrijpen dat in een staatsrecht, op Godverzaking gegrond, de vrijheid vond haar graf. Reeds leerden Spinoza en Rousseau staatsalvermogen. In die lijn is voortgegaan. Zoo heet de staat de bron van het recht. Waarin ligt, dat tegenover dezen de enkele is rechteloos. Mr. Krabbe achtte zich in 1908 geroepen te waarschuwen tegen het naleven van den antieken staat met zijn alvermogen in treffende overeenkomst met wat Groen van Prinsterer voorzegde. Schaffle noemde den staat het hoofd der maatschappij. Daarin ligt dat de staat voor haar denkt. Bruno Schmidt acht den staat de verwezenlijking van Nietzsche's Uebermensch, 'voor wien geen gebod van recht of moraal bestaat. Mr. Cort van der Linden leerde geheel naar het Grieksche ideaal, dat alle goed aan den gemeenschap behoort, en de vrijheid in het stembiljet bestaat. Het algemeen belang geldt bij velen als hoogste richtsnoer. Wat beteekent een dood van alle recht. Zelfs is de wet verheven tot den hoogsten gewetensvorm, zoodat het best aan het geweten voldoet, wie onvoorwaardelijk voor haar buigt. Met dit alvermogen poogt de moderne staat te heerschen over eene naar democratisch beginsel ontbonden heerschappij.

Juist tegenover den zoogenoemden modernen staat, besloot Spr., treedt het bestaansrecht van den Christelijken staat te helderder aan het hcht. Ja, terecht zeide Stahl, dat er slechts ééne bedenking is tegen den ChristeHjken staat, d. i. het. Christendom zelf. Weer klonk aan het eind der 13e eeuw in Frankrijk: L'état est athée et doit l'être, daartegenover sta het woord: de staat moet christelijk zijn óf ondergaan in socialisme en democratie.

Aan de uitnoodiging om vragen te stellen of bedenkingen te opperen, werd niet voldaan, waarna de Voorzitter, Prof. J. Woltjer, onder dankbetuiging aan den spreker de vergadering sloot.

Aan het einde werd een gemeenschappelijke maaltijd gehouden, die bijzonder druk bezocht was. Als gebruikelijk werden daar met groote geestdrift heildronken uitgebracht op H. M. de Koningin allereerst, daarna op Directeuren, Curatoren, Professoren, zoodat nog menig goed woord gehoord werd.

Daarmee p^^'^^^'^.en de tweedaagsche samenkomsten onzer Vereeniging; het waren welbestede dagen, waarop met grooten dank mag worden teruggezien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juli 1915

De Heraut | 2 Pagina's

Vijf-en-dertigste Jaarlijksche Samenkomst

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 juli 1915

De Heraut | 2 Pagina's