Bijdrage tot de Exegese van Romeinen VII.
De heer H. S. Pretorius, afkomstig uit Pretoria, in Zuid-Afrika, behaalde j.l. Maandag den graad van doctor in de Heilige Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit door de verdediging van een proefschrift, handelende over de Exegese en de Geschiedenis der Exegese van Romeinen VII.
Onze jonge Afrikaansche doctor, die te midden van den spannenden wereldoorlog, waarin ook zijn vadertand zijdelings betrokken werd, rustig zijn arbeid bleef voortzetten, mag met de voltooiing van dit proefschrift van harte worden gelukgewenscht. Wie ook maar eenigszins op de hoogte is van de exegese, weet hoe van de dagen van Pelagius en Augustinus af juist over Rom. VII een heete strijd is gestreden, die wel bewijst, hoe een zoogenaamde vooroordeellooze exegese een dwaasheid is.
De vraag, of de Apostel Paulus in het slot van dit hoofdstuk handelt over den nog onwedergeboren mensch en den strijd teekent tusschen diens beter ik en diens vleeschelijke natuur, dan wel of de Apostel hier uit de diepsmartelijke ervaring van zijn eigen zieleleven klaagt over de macht der zondige natuur in het Kind Gods, is een vraag, die niet alleen den zieletoestand van Paulus raakt, maar zoo verstrekkende gevolgen heeft voor heel de beschouwing van den onwedergeboren en den wedergeboren mensch, dat het waarlijk niet te verwonderen valt, dat van meet af de meeningen over de exegese van dit hoofdtsuk lijnrecht tegenover elkander stonden en de scheidslijn getrokken werd door de opvatting, die men zelf had van de verdorvenheid van den mensch. We zijn daarom dankbaar dat Dr. Pretorius als weigeharnast ridder een lans breken kwam voor de oude exegese van Augustinus, die ook door Calvijnen de Gereformeerde theologen steeds is voorgestaan, maar die in later tijd onder den invloed van een herlevend Semi-pelagiani.sme weer was prijsgegeven of verzwakt. Dr. Pretorius heeft uitvoerig den strijd over dit hoofdstuk geteekend en de diepere beginselen, die aan dien strijd ten grondslag lagen, in het licht gesteld. Reeds daardoor heeft deze dissertatie waarde, omdat ze een welsprekend bewijs is, dat de exegeet, wanneer hij de Schrift wil uitleggen, nooit geheel afstand kan doen van hetgeen zijn innerlijke geloofsovertuiging is. Wie even diep als Paulus de nawerking der zonde inzijneigenhartheeft leeren kennen, zal over Rom. VII heel anders oordeelen, dan' de oppervlakkige Methodist, die van een volmaakten Christen droomt. Maar nog meer waarde dan dit historisch exposé heeft de exegetische studie zelve, waarin op afdoende wijze wordt aangetoond, hoe de Augustiniaansche opvatting van Rom. VII volkomen met de woorden van den Apostel overeenkomt en deze alleen tot hun recht doet komen. Ongetwijfeld zal dit proefschrift in Gereformeerde kringen met dankbaarheid ontvangen en gelezen worden, en het zal het vertrouwen versterken in onze Hoogeschool, wier leerling Dr Pretorius was. Maar het zal ook in de wetenschappelijke wereld daarbuiten een goeden indruk maken door de nauwkeurigheid der exegese en het rijke, historische materiaal.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 24 oktober 1915
De Heraut | 4 Pagina's