GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van hetgeen Prof. Dr. H. Visscher in zijn brochure, „Na eer en staat, " over de Vrije Universiteit schreef, merkt de Poortwachter in het Friesche Kerkblad op:

„Het is duidelijk", zegt hij, „evenals hij, Gereformeerd theoloog, onderdak gevonden heeft aan een rijks-üniversiteit van allegaars-wetenschap, zoo wil hij dit voor de geheele Calvinistische wetenschap. Ook zoo heeft die wetenschap wel een toekomst, meent hij, mits de Calvinistische idee maar draagkracht en diepte genoeg toone te bezitten, en macht hebbe een aantal werkelijk wetenschappelijke mannen op-elk gebied te inspireeren. Men gevoelt het, hier is de rijkshoogleeraar aan het woord. Nadat de Gereformeerden in het algemeen en de Gereformeerde^ theologen in het bijzonder jaren lang van de rijksuniversiteiten uitgesloten waren, was hij een van de eersten die benoemd werd, en nu is hij aan zijn positie — Gereformeerd godgeleerde, betaald uit 's rijks schatkist, al zoo gewend, dat hij ze de eenig mogelijke vindt, "

Het bezwaar van Prof. Visscher, dat ons Gereforineerde volk finantieel niet in staat is een Universiteit te onderhouden, [beantwoordt de Poortwaehttr door er op te wijzen, dat de Gereformeerde Kerken, die met zoo groote offervaardigheid haar predikanten en armen onderhouden, - dit ook wel kunnen doen met een Gereformeerde Universiteit. En wat het tweede bezwaar betreft, dat een Universiteit in onzen tijd in geestelijk opzicht niet meer alleen van het Calvinisme leven kan, merkt hij terecht óp, dat even goed als • thans nog een Roomsche Universiteit mogelijk is, dit evenzeer geldt voor een Gereformeerde Hoogeschool.

Het meest heeft hem echter verbaasd, dat Prof. Visscher, de man, die zoo warm opkomt voOr het recht der vrije lagere en middelbare school, niets voelt voor het recht van het vrije hooger onderwijs:

„Maar over éen ding heb ik mij bij dezen aanval van prof. Visscher grootelijks verwonderd, en dat is: dat hij de rechtsquaestie onaangeroerd laat. De man die zoo vurig getuigen kan over het recht der vrije lagere en middelbare school, zwijgt over het recht der vrije hoogere schooL Wanneer hij zich dan ook de vraag stelt, wat de anti-revolutionaire partij, als de lagere school-quaestie eenmaal opgelost is, nog verder te doen zal hebben, dan komt hij niet eens op de gedachte: Dan is daar de quaestie van de vrijheid van hït hooger onderwijs. Welnu, laat hij er zich verzekerd van houden dat die gedachte wel brandt in de zielen van de leerlingen der Vrije Universiteit. Wanneer de antirevolutionaire partij soms om werk verlegen is, dan zullen wij haar wel werk verschaffen onder de leuze: De vrije school, de lagere, de middelbare, maar ook de hoogere voor heel de natie."

Aan den Poortwachter onze dank voor dit afdoend verweer.

In de Utrechtsche Kerkbode schiijft Ds. Klaarhamer over de propaganda-actie voor de Vrije Universiteit dit warme woord, dat we gaarne - hier overnemen: *

Met genoegen zien wij, hoe alom in den lande en ook in onze provincie krachtige pogingen worden . gedaan, om de belangstelling in ons Gereformeerd hooger onderwijs; te verlevendigen en te wekken.

Bidstonden, lezingen, meetings, worden overal gehouden en goed bezocht.

Zij voorai kunnen dienen, om de verflauwde belangstelling te verlevendigen en de verslapte actie weer op te.richten en krachtig te doen worden.

Meestal komen daar echter die gereformeerden, die reeds voorstanders der Vrije Universiteit lijn.

Maar hen, die nog van verre staan en in het geheel nog niet inzien of bedenken het hoog belang, dat kerk en school en maatschappij en staat bij deze eenige hoogeschool met den Bijbel hebben, hen bereikt men niet of te weinig met genoemde middelen.

Zij moeten persoonlijk bezocht worden; hun moet men kleine geschriften ter lezing geven, waarin dat hoog btlang eenvoudig en duidelijk wordt uiteengezet.

Alle gereformeerde belijders moeten tot het .inzicht en de overtuiging gebracht worden, dat een gereformeerd gezin, een gereformeerde school, een gereformeerde kerk en een gereformeerde Universiteit bij elkaar hooren.

De eene kan niet zonder de ander.

Elk van deze vier heeft een eigen taak en arbeid van God ontvangen. Maar de taak en arbeid des eenen kan zonder die van den ander niet gelukken.

De gereformeerde, die het eene wil, moet ook het andere willen, als hij man uit één stuk is, die zijn gereformeerde belijdenis wel verstaat, en zijn leven naar die belijdenis schikt en richt.

Aan een school met den Bijbel voor zijn kinderen voelt men behoefte. En dan gevoelt een gereformeerde vader en moeder ook al heel spoedig, dat het een gereformeerde school moet zijn; dat school en huisgezin het eens moeten zijn; en saam moeten werken in de opvoeding en onderwijzing van het kind.

Maar dat een gereformeerde Universiteit nog veel nuer noodzakelijk is, dat ziet men zoo gauw niet in. Dat gevoelt men zoo niet.

En dat het de taak der gemeente (niet van de geïnstitueerde kerk) is, door God haar op de hand gezet, om zoo'n Universiteit te stichten en in stand te houden, dat ziet en gevoelt men nog minder.

Dit te doen inzien, hiervan te overtuigen, moet het doel van de tegenwoordige actie zijn.

De godsdienstige en zedelijke verwording is ontzettend en de verwildering en bandeloosheid neemt hand over hand toe.

Het is op alle levensterrein een warwinkel van meeningen-en gevoelens en éigendunkelijkheden en eigenwilligheden, dié den nuchterste verbijstert.

Gezag en plicht worden niet meer erkend.

Er is niet meer een , , Gij zult', dat beantwoord wordt met een , .ik moet", of „wij moeten!'.

wordt met een , .ik moet", of „wij moeten!'. Of dit alles nog te stuiten en te beteren is ?

Ik weet het niet.

Maar wel weet ik en elk waarlijk gereformeerde met mij, dat als er stuiting en betering en bekeering mogelijk is, die dan in den middellijken weg zullen moeten komen door het gereformeerde gezin, de gereformeerde school, de gereformeerde kerk en de gereformeerde universiteit.

Deze vier.

Niet een kan gemist.

Dit moet onzen menschen duidelijk worden.

Hiervoor moeten de oogen open gaan.

Hiertoe moet gearbeid.en gebeden.

O, het is een reuzentaak. En onze kracht is klein.

Bij den mensch is het onmogelijk.

Doch: Alzoo zegt de Heere der heirscharen: mdat het wonderlijk is in de oogen van het overblijfsel dezes volks in deze dagen, zou het daarom ooic in Mijne oogen wonderlijk zijn? spreekt de Heere der heirscharen." Zach. 8 : 6.

„God van den hemel, die zal het ons doen gelukken, en wij, zijne knechten, zullen ons opmaken en bouwen." Nehemia 2 : 20.

En toen deze aamechtige Joden zoo spraken en handelden, waren het ook bange en donkere dagen, en werden zij ook bespot om hun zeggen en doen, en stonden zij ook voor een onmogelijke taak.

En zij zijn niet beschaamd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 februari 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 5 februari 1916

De Heraut | 4 Pagina's