GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

OM EEN PENNING.

II.

EEN HELPER.

Op den morgen dan waarvan reeds gesproken is, stond tegen negen uur een groepje jongens en meisjes van verschillenden leeftijd bij den dorpsput. Blijkbaar waren zij niet op hun gemak en schenen weinig lust te hebben de school binnen te gaan. De hooge kleur op de wangen der kinderen, het zweet dat sommigen van het gezicht druppelde bewees, dat zij zich ingespannen hadden en denkelijk ook wel moe waren. De meesten keken wat verlegen en bijna allen grabbelden in hun zakken, als moesten er schatten uit te voorschijn komen.

„Hoe kon.je nu ook den tasch vergeten, Piet", zei een der meisjes, »had, ik hem maar zelf gehouden."

„Dan kon het je ook gebeurd zijn" antwoordde Piet kalm. „We hebben te lang gespeeld. Ik zei het wel dat het te Iaat werd. Maar jelui meisjes hebt nooit haast."

„Och wat" . sprak de oudste der beschuldigden, „als jelui jongens in het bosch een mooien eekhoorn ziet zooals van morgen, loop jelui oók niet door. Maar waar is de tasch gebleven ? "

„O daar heb ik op gepast" zei een der kleinen; „ik weet goed bij welken boom hij ligt".

't-Is nu toch te laat", zei het meisje. „Van middag zal hij er nog wel staan. Maar wat zullen we doen ? "

Dat was gemakkelijker gezegd dan beantwoord. Het jeugdig gezelschap had zich al vroeg schoolwaarts begeven, wat trouwens een half uur loopen kostte. Onderweg had men in het bosch. een jongen eenhoorn gezien, en jacht op hem gemaakt, wat natuurlijk tot niets leidde, dan dat het erg laat werd. Op een draf moest men toen bij dit warme weer naar school. Even voor men daar aankwam ontdekte Piet eerst, dat hij

in den haast de tasch vergeten had waarin allen griffels, potlooden en ander schoolgerei hadden geborgen. Straks zouden zé een en ander noodig hebben, ea als dan de meester het merkte...!

„Hebben we niet nog een paar griffeltjes ? " vroeg een der oudste jongens. '

Weer werden de zakken doorzocht, maar vruchteloos. Juist waren de kinderen van plan het er in vredesnaam maar griffel-en penloos op te wagen, en de school binnen te gaan, toen onverwacht uit een zijlaan een knaap te voorschijn trad, op wien dadelijk aller oogen zich richtten.

„Daar is Wouter", fluisterden de kinderen elkaar toe, en 't was of dat hun gezonken moed weer ophief.

De nieuw gekomene was een jongen naar 't uiterlijk te oordeelen van een jaar of dertien. Hij was stevig gebouwd, mager en gespierd. Van verre maakte hij echter meer gunstigen indruk dan nabij. Wel had hij een sierlijke krullebol en frissche röode wangen; 'wel was zijn gezicht goed gevormd, maar de opslag van zijn oog kon maar weinigen bevallen. Dat oog stond onnatuurlijk dof en strak voor een jongen van dertien jaar. Er was gloed noch leven in. Heel het gezicht kreeg door die oogen een peinzende uitdrukking, alsof hun bezitter steeds in diepe gedachten verzonken was. Slechts nu en dan als er bijzondere aanleiding toe was, veranderde dit alles. Dan konden die doffe oogen glanzen en kwam er uitdrukking op het strakke gelaat.

De knaap was zeer net in de kleeren. Geen wonder. Was hij niet in heel het dorp bekend als „Wouter vap den burgemeester ? " Zeker die burgemeester was een boer gelijk de andere, maar een der rijkste en meest geachte. Hij ging met allen om als zijns gelijke, en zijn zoon had op school geen streepje voor. Maar met dat al was hij toch burgemeester, de eerste man in het dorp.

Wouter had zich blijkbaar niet behoeven te haasten gelijk de andere kinderen. Hij stapte kalm maar flink voort als iemand die nauwkeurig weet Jioeveel tijd hij noodig heeft .om zijn weg af te leggen.

Verwonderd keek hij naar het groepje dat bij den put stond.

„Wat voer jelui daar uit ? " vroeg, hij, „zoo meteen slaat de klok negen uur en dan gaat de deur dicht. Maakt voort."

„Och Wouter", sprak Piet, „wij hebben den tasch met de griffels en de pennen in het bosch lateft staan. Wat moeten we nu beginnen ? "

„Je hadt niet zoo dom moeten wezen", was het antwoord min vriendelijk.

„Maar, Wouter, kun jij ons niet helpen? " vroeg een der meisjes, „je weet toch wel meer raad".

„Wat moet je hebben ? " vroeg Wouter, met een gezicht als van een koopman, die op de beurs een mooi zaakje^ hoopt te doen. En tegelijk knoopte hij zijn schooltasch los.

O, voor elk een griffel en voor ons drieën elk een pennehouder-,

Lange, mooie griffelshebikniet, wel stukjes".

„Doet er niet toe, geef maar hier".

„En wat krijg ik er v oor terug!"

„Vier duiten, van avond" antwoordde Piet, „we hebben geen geld bij ons. Maar na schooltijd kom ik bij je".

Intusschen had Wouter reeds den inhoud van zijn tasch doorwoeld én daaruit zeven stukjes griffel opgedolven. Toen volgden drie halfsleete penhouders. Haastig nam elk zijn deel en daarop spoedde allen zich naar school, juist toen de klok negen uur begon te spelen.

Wouter De Regt was de oudste zoon^van den burgemeester, en bezat al jong iets dat de dorpelingen soms gUmlachend zeggen deed: „het is een aartje naar het vaartje."

Wat Wouter al jong bijzonder kenmerkte was zijn gfoote kalmte, die hij maar zelden verloor. „Er is nog geen haast bij", was zijn gewoon gezegde wanneer anderen zich repten. Als zijn broers en zusters 's morgens tegen het schooluur steeds tijd te kort kwamen, ging Wouter nog bedaard zijn gang. Het kjivam niet bij heni op zich, zooals zij, bij het aankleeden te haasten, hun ontbijt in allerijl naar binnen te werken en zoo meer. Wouter deed-alles op zijn gemak en, al was de weg naar school niet kort, Wouter scheen zeker te zijn niet te laat te komen.

't Is waar bij zijn kalme, bedaarde wijs van doen liet hij geen oogenblik verloren gaan. Hij talmde niet tij het aankleeden, praatte weinig bij het ontbijt, maar was gelijk met de anderen klaar die alles overhaast deden, en ook vroeger dan hij op 't pad gingen, 't Is waar Wouter behoefde zelden of nooit te zoeken naar een verloren knoop die bij een driftigen eigenaar van het buis was gesprongen. • Zijn hoed en das lagen altijd op dezelfde plaats geborgen, en werden niet gelijk vaak door de anderen nu hier dan daar neergegooid. Ook moest erkend, dat hij aan hoofdhaar en kleeren meer zorg besteedde dan de andere jonge huisgenooten die hij veelal nog inhaalde ook al waren zij voor hem schoolwaarts gegaan. In 't kort de oude spreuk der Romeinen: „Haast u langzaam", werd door onze vrind zooveel mogelijk toegejiast, al had hij ook nog geen Latijn geleerd.

HOOGENBIRK.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1916

De Heraut | 4 Pagina's