GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Die de psalmen geeft in den nacht.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Die de psalmen geeft in den nacht.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar niemand zegt: Waar is God, mijn Maker, die de psalmen geeft in den nacht. Job XXXV: 10.

Ge moet de beteekenis van dit prachtige woord: »Die de psalmen geeft in den nacht", nfet eenzijdig opvatten noch overdrijven. Uiteraard kan 't voorkomen, dat een vroom kind Gods, wien de slaa^ ontweek, en die eenzaam in zijn slaapvertrek de ruste zoekt, allengs zich zoo in heilige gedachten verliest, dat ten slotte de zang luidkeels van hem uitgaat, en hij psalmen zingt in zijn eenzaam slaapvertrek. Doch zoo genomen, zou 't toch een hooge uitzondering blijven. Elihu immers gewaagt niet van een hooge uitzondering, maar doet ons beseffen, hoe 't welbezien bij een iegelijk onzer als we ons ter ruste begeven, zijn moet.

Juist dan echter ligt er in dit zeggen van Elihu iets beschamends. Al zonderen we toch uit de met krankheid tobbenden, of rekenen we niet mede wie oververmoeid in zijn bedenken en berekenen was, en al sluiten we nu buiten, wie met aardsche zorgen te overvuld zijn, vregel is 't toch nog steeds, dat van de groote menigte der menschenkinderen de overgroote meerderheid, zoo als ze zich nederleggen, inslapen, en vóór hun inslapen aan geen zich verliezen in de heilige psalmen denken. La, ng niet allen, maar toch ieder ernstige van hart zal, eer hij ter ruste gaat, nog nederknielen en zijn avondbede of zijn nachtgebed doen, maar voor het overige is snel inslapen gemeenlijk de vrucht van een druk leven gedurende den dag, en voor zooveel er, voor het inslapen, nog een oogenblik' van nadenken is, zijn 't veeleer de zorgen voor den komenden morgen, dan de lofzeggingen, die zin en ziele bezighouden.

Doch hiertegen gaat Elihu's aangrijpend woord dan ook op zoo ernstige wijze in.

Wie toch zóó zijn avondgebed doet, en zoo over zaken mijmert, en zoo ras insluimert, toont dat zijn leven met zijn God bij hem nog geen vasten vorm heeft aangenomen, en nog geen eigen bestanddeel van zijn levensexistentie geworden is.

Het gemeene leven legt zulk een beslag op ons zinnen en peinzen, dat er bij dag voorden mensch bijna nimmer gelegenheid is, om zich in dê heiligheden te verdiepen, of met zijn God inniger gemeenschap te zoeken en te genieten; zoodat er van een warm ingaan in 't innige ^saamleven met zijn God niet dan bij zeer hooge uitzondering sprake is. Zelfs wat Luther in 't schietgebed prees, doelt op heel iets anders. Hij zag daarbij op een oogenblik waarin men door nood overvallen wordt, of voor een keuze staat die moeilijk viel, doch ook bij hem was hier van 't genieten eener innige zielsgemeenschap met onzen Vader in den hemd geen sprake.

Wat Elihu betuigt van de psalmen die ons in den nacht worden gegeven, mag op niets anders toegepast, dan op de zieHbehoefte, 9m voor een oogenblik alle deze dingen uit hart en hoofd te zetten, en niet te kunnen inslapen, eer men voor 't minst nog enkele oogenblikken de zielsgemeenschap met zijn God genoten heeft. Waar 't goed staat, kan men niet inslapen of men moet van zijn echtgenoote en van zijn kinderen in teedere liefde het afscheid van den dag heb"ben genomen. En zoo nu ook, ja in veel sterker zin nog, voegt aan Gods kind 't inslapen niet, zoo niet voor een oogenblik de ziel naar boven werd getrokken, en de lof van zijn God zijn gemoed innerlijk verrukt heeft.

Die psalmen in den nacht doelen dan ook niet op een overluid zingen.

Ook dit kan voorkomen. Men kan, eer men inslaapt, in zulk een heilige verrukking geraken, dat de keel zich ontsluit, en onbelemmerd het loflied voor zijn God tot in de diepte vanden nacht opgaat, doch dit zal steeds uitzondering blijven, en het is niet dit, waarop hier gedoeld wordt.

Een psalm in 'den nacht bedoelt zulk een innerlijke losmaking van de dingen der wereld, en zulk een opheffing van ons innerlijk leven naar boven, dat een verrukking over Gods liefde ons aangrijpt, dat we drang en behoefte gevoelen om de ziel zoo tot Hem op te heffen, dat we voor een oogenblik niet anders dan aan God denken kunnen, en dat we in dien gemeenschapsgang met onzen God ons zoo rijk én gelukkig gevoelen, dat heel ons innerlijk leven in aanbidding en verzuchting overgaat, en als van zelf een toon uit een ons bekenden psalm ons vermeestert, of ook een psalm uit onze " eigen ziel in woorden die we zelf saam voegden, opstijgt.

In de uren van den dag is er allerlei datafleidten beslag op ons zinnen en denken legt. Dan kan men daarom tusschen alles door ook wel de gedachte aan zijn God laten invloeien. Maar toch, dan is de ziel te zeer bezet, dan worden wetelkensgestoordin onze vrome overpeinzing, en dan is er niet dan hoogst zelden sprake van een ons verliezen in 't zoeken van de gemeenschap onzes Gods.

Ge moogt hierbij tóch niet vragen, of er niet zeer enkele stille vromen zijn, die, weinig door het leven afgeleid, 'tzij eenzaam 'tzij onderling, ook in de uren des daags zich in hun God ^verliezen kunnen. De vraag moet hier gesteld, hoe 't geestelijk in ons menschelijk leven toegaat. En dan mag niet ontkend, dat der meesten leven door de dingen der wereld geheel bezet is, en dat ze niet dan bij uitzondering, met name op ten Sabbath, zich van 't leven isoleeren kunnen, om zich te verliezen in hun God.

Niet daarin ligt dan ook-de ons veroordeelende schuld. Lang niet altoos toch hebben we ons dagelijksch leven in onze macht. Het bedenkelijke komt eerst dan «it, indien we na een dag vol arbeid en zorgen, als eindelijk dan toch de rust van den nacht ingaat, zelfs aan die ruste ons overgeven en inslapen kunnen, zonder dat onweerstaanbare drang ons dringt en uitdrijft, om voor 't minst enkele oogenblikken weer de gemeenschap van onzen God te zoeken.

Wie dien drang niet kent, toont daardoor dat

zijn God voor hem bijkomstig is, en dat hij er nog in 't minste niets van gevoelt, hoe in God 't doel van geheel zijn aanzijn en bestaan ligt, en hoe 't rijkste en 't hoogste ook, in zijn leven steeds blijven moet, om uit de dingen der wereld zich los te maken, en weer warm en innig de aantfidding van zijn God te zoeken, en 't hoogste levensgenot te vinden in het zoeken der gemeenschap die de Heere ons gunnen wil.

Let er toch wel op, dat Elihu zegt, hoe 't God zelf is die oi# in den nacht de psalmen geeft. Hij spreekt er niet van, dat wij zei ven de psalmen aan onze ziel ontlokken. Hij wil 't heel anders, en wel zóó dat we niet kunnen inslapen of we moeten den drang der behoefte hebben gevoeld, om weer met onze ziel te zoeken waar onze God is, en heeft onze ziel Hem weergevonden, aa'nstonds in de zalige ontmoeting van dien God en niet uit ons zelf den drang tfc voelen uitgaan, om te jubelen en het Hallelujah in óns te laten opkomen.

Dan, maar dan ook alleen, blijkt er in ons verborgen gemoed een saamleven met onzen God te zijn. In ons innerlijk bewustzijn is dan geen opwaken mogelijk, of als vauzelf komt de gedachte aan onzen God, als aan ons hoogste levensdoel, in ons op. Wc voelen ons dan op eenmaal geheel vervuld van 't besef, dat we om Gods wil er zijn, en voor onzen God bestaan moeten. En zonder geweldaandoening aan onze ziel, maar als van zelf, werkt dan de behoefte in ons bewustzijn, om aan onzen God te denken, met 'heel ons wezen naar Hem uit te gaaii, '-en niet te rusten, eer we gewaar worden, dat Hij weer op ons inwerkt, zoodat onze ziel geen weerstand kan bieden aan den drang, om in zijn heilige gemeenschap in te gaan, en Hem als den Drieëenige in Christus te verheerlijken.

Dat zulk een zielsüiting nu een psalm genoemd wordt, misduide men niet. Het wil niet zeggen, dat we alsdan een psalm, dien we als kind van buiten leerden, in ons zelven opzeggen.

Psalm is in 't oude Verbond de gemeene naam voor een in zangtoon uitgaande zielsüiting, die niet anders bedoelt dan onzen God te verheerlijken. In het Oostersche land, en met name onder Israël, was psalm de eerenaam voor zulk een God gewijde zielsuiting. En. al is 't nu dat wij met ons Westersche bloed eenvoudiger zijn aangelegd, en uit ons een psalm niet dan hoogst zelden opklimt, dit hebben we dan toch, dat de psalmen van het Oostersche Israel ook ons op eigenaardige wijze aantrekken en boeien. Gezangen zijn ons in ons stille bid vertrek ook dan vaak lief, maar toch, de Psalmbundel is geestelijk rijker. Er spreekt hooger geestelijke macht uit. En we voelen 't als we het: »'k Zal dan gedurig bij U zijn* weer voor onszelf weerklinken laten, dat er een hooger toon door onze ziel gaat.

Maar die vorm van lied of psalm nu daargelaten, blijft 't , dan toch hoofdzaak, dat we er niet van tusschen kunnen, om met onzen God in geestelijke aanraking te treden, te luisteren naar wat van God tot ons uitgaat, en niet te kunnen rusten eer we voelen, dat onze bedeen ons loflied onzen God bereikt heeft.

Bij dag ook als 't kan, maar als regel toch meest in de nachtelijke ure, omdat dan de wereld zwijgt, en uit de hemelen de Goddelijke topei8 tot ons doordringen-. En wie is er die 't dkn niet voelen zou, dat het zijn God is die hem telkens weer de psalmen geeft in den nacht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's

„Die de psalmen geeft in den nacht.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 maart 1918

De Heraut | 4 Pagina's