GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VELERLEI WEGEN.

XXVIII.

DE VERKEERDE WÉG.

Drieduizend jaar ongeveer geleden, zoo schreef Karel Reinier later, regeerde in het Oosten een machtig vorst. Hij heerschte over Israël en heette Salomo. Hij was bekend en geëerd om zijn rijkdom, zijn macht en bovenal om zijn wijsheid. Hij schreef ook verscheiden boeken, en was gelijk zijn vader David een dichter. In een der boeken, dat we allen kennen, de Prediker zegt de wijze, door Gods Geest geleide koning:

„Verblijd u, o jongeling, in uw jeugd, en laat uw hart zich vermaken in de dagen uwer jongelingschap, en wandel in de wegen uws harten, en in de aanschouwing uwer oogen; maar weet, dat God, om alle deze dingen, u zal doen komen voor het gericht.

Zoo doe dan de toornigheid wijken van uw hart, en doe het kwade weg van uw vleesch, want de jeugd, en de jonkheid is ijdelheid.

En gedenk aan uwen Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen, en de jaren naderen, van dewelke gij zeggen zult: Ik heb geen lust in deze;

Eer dan de zon en het licht en de maan en de sterren verduisterd worden, en de wolken wederkomen na den regen.”

Deze les is na duizenden jaren nog van kracht. Ongelukkig kennen zooveel jongelui haar niet of vergeten haar, omdat zij de ijdelheid der wereld verkiezen boven de vreeze Gods.

Zoo ging het ook mij in mijn nieuwen werkkring. Ik kon het wel buiten God stellen, of liever ik dacht bij mijn werk in het geheel niet aan Hem, en besefte in het minst niet hoe ook voor dingen van dit leven Zijn genade noodig was. Ware Hij niet zelf tusschenbeide getre4en, ik zou verloren geweest zijn.

Na deze eigen woorden van den zendeling verhaal ik thans zelf weer verder.

In zijn nieuwen werkkring was Reinier al even voorspoedig als in de vorige. Vlug - van verstand en bevatting, oplettend en nauwkeurig, wist hij zich al spoedig in het nieuwe bedrijf in te werken, waarvan hij weldra een gewaardeerde steun was. Natuurlijk was dit voor zijn patroons een reden van niet geringe tevredenheid. Zij lieten hem dit merken, wel niet met veelheid van woorden, maar des te duidelijker door een aanmerkelijke verhooging van loon.

Zoo kon K^rel dan al spoedig op vrij grooten voet gaan leven, mooie kamers bewonen, zich. fijn kleeden, in één woord, het er van nemen, en toch nog geld naar huis overzenden, al was dit niet zoo bepaald noodig. Het was in elk geval een teeken, dat hij in zijn werk voldeed. Zijn ouders die daar niet blind voor waren, lieten niet na hem dit te laten merken, en den braven zoon hoogen lof toe te zwaaien dien hij gretig indronk.

Doch er bestaat een oud spreekwoord; Het zijn sterke beenen die de weelde dragen. Dat zou ook Karel ondervinden.

Op zijn kantoor en elders kwam hij vaak in aanraking met personen, op wier omgang ten volle het woord der Schrift toepasselijk was: Kwade samensprekingen bederven goede zeden. Al diende Karel ook God niet, goede zeden had hij dusver bewaard. Hij was geen drinker of verkwister, bleef des avonds niet laat uit, kwam op geen verkeerde plaatsen, in één woord, hij had een geregeld, fatsoenlijk leven geleid.

Doch nu de voorspoed kwam, kwam ook de verleiding. Hij maakte kennissen, kreeg zoogenaamde vrienden, en die wisten hem aan het verstand te brengen dat men in Indië anders kon leven dan in Nederland. Veel dat daar werd afgekeurd kon er op Java best mee door. Hoofdzaak was zaken doen, veel geld verdienen en daarvoor zoo veel mogelijk genot en pret hebben. Als men zijn werk verricht had, ging het niemand aan, hoe een ander zijn vrije uren besteedde. Alleen thuis zitten, foei; dat wat te eentonig! Dan hever in vrolijk gezelschap een goed glas gedronken, en bij spel en zang de uren doorgebracht. Het moest gaan naar het oude liedje:

Schep vreugde in 't leven, Zoo lang het lampje schijnt.

Ging het vroeg of laat uit, welnu dood is dood. Van een ander leven weten we toch niets. Onder lieden die zoo dachten en spraken, bevond Karel zich eiken dag.

Hij had eens gehoord dat de oude Hollanders uit vroeger eeuwen plachten te zeggen: Wie naar Indië gaat om daar een poos te blijven bergt aan de Kaap zijn geweten op, en haalt het weerom als hij terugkeert. Dat was nu wel op Karels vrienden niet geheel toepasselijk in den ouden zin, maar wel wat hun leefwijs betreft, en hun jagen naar vermaak op de wegen der goddeloosheid. Alleen begon hij de deugd en goede zeden waarin hij was opgebracht, lastig te vinden, een knellenden band, waarvan het geraden was zich zoo spoedig mogelijk te ontdoen.

En waarom ook niet ? . Hier waren geen ouders die toezicht op hem konden houden, geen bekenden die zouden verklappen hoe hij leefde. Daarbij, zulk een leven als zijn vrienden leidden, vond hier maar bij weinigen afkeuring, Ieder scheen het heel natuurlijk te vinden dat jonge menschen die goed verdienden, weinig bekenden hadden, elkaar en de gezelligheid zochten, en drukke bezoekers waren van drinkwinkels, schouwburgen en dergelijke.

Weldra was Karel een bekend en gezocht lid vatf het groote gezelschap, bijna al!e jongelui uit Nederland overgekomen, en alle jagend naar hetzelfde doel, in den kortst mogeHjken tijd rijk te worden of een hooge plaats te veroveren. Wie het zoover had gebracht, kon dan later of reeds dadehjk op zijn lauweren gaan rusten.

Op een avond ging Karel Reinier den grooten weg op, om zich te begeven naar een bekend en druk bezocht koffiehuis. Daar zou namelijk een van de vrienden die jarig was een feest geven. Geen beter plaats daarin dan dit koffiehuis. Het bood meer ruimte dan de woning van een hunner, en daarbij had toch geen van allen een eigenlijk tehuis.

Toen Karel dicht bij het feestgebouw was, keek hij even op zijn uurwerk, om te zien of hij reeds kon binnentreden. Eensklaps bemerkte hij, dat hij zich straks in den tijd moest vergist hebben. Hij was nog ruim een half uur te vroeg, en weinig lust gevoelend om reeds haar binnen te gaan, besloot hij nog een eindje om te wandelen.

Hij dwaalde dóór wegen en stegen, gelijk hij dat in Nederland zoo vaak had gedaan. Doch weldra bespeurde hij, hoe het verschil tusschen de beide landen ook hierin uitkomt, dat menigeen zich in het warme Oosten spoediger vermoeid gevoelt dan in het vaderlandr Hij gevoelde behoefte even te rusten, en was blij, toen hij dicht bij een groot, wit huis ontdekte, dat in een tuin lag. Zonder verlof stapte hij den hof binnen, en nam plaats op de eerste de beste bank.

De rust was heerlijk, en gaarne had hij hier nog langer vertoefd. Doch hij begreep dat het niet aanging de vrienden te laten wachten. Juist wilde hij opstaan, toen onverwacht een geluid tot hem doordrong dat zijn aandacht trok. Hij luisterde opmerkzaam, en kon niet nalaten nog een oogenbHk te blijven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 mei 1918

De Heraut | 4 Pagina's