GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Als een verloren schaap.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Als een verloren schaap.”

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik heb gedwaald als eenverloren schaap; zoek uwen knecht, want uwe geboden heb ik niet vergeten. Psalm CXIX: 176.

Dat »verloren schaap c in Psalm 119 is voor het recht verstand van dien Psalm een zoo innig bezielende uitdrukking. Er is in dezen 119en Psalm de doordringing van het aloude wettelijk standpunt, en soms maakt deze rijke Psalm bijna den indruk, alsof ze in ons Christelijk bedehuis niet recht naar zijn aard gezongen kon worden; maar als ge dan eindelijk aan het slotvers, en met dat slotvers aan het »verloren schaap c toekomt, keert de drang van het lied plotseling geheel om, en voelt ieder belijdend Christen zich plotseling tot een zielsuiting gedrongen, die de teederste aandoening van zijn zielsleven op 't gevoeligst raakt.

Die machtige overgang van 't wettelijk zich in de machtstaal van Mozes verliezen, en dat op 't diepst in de ziel geraakt worden, waartoe 't slotvers van Psalm 119 ons brengt, had daarom steeds zoo innige, rijke uitwerking. Er is bijna geen tweede vers in den machtigen Psalmbundel, dat ons zoo verkwikkend aangrijpt als dat dolen van het verloren schaap, en die zalige bevrijding van de zielsbenauwing die ons hierin een oogenblik drukken'kan.

Het »verloren schaapt grijpt zoo doordringend aan, dat 't soms dén indruk achterlaat, alsof het > schaapc "opzettelijk in het leven ware geroepen en in die bange beklemdheid ware geplaatst, om het innerlijk lijden van de ziel, die de breuke met God voelt inslaan, voor ons voelbaar en schier aanschouwelijk te maken. Van den ram spreken we hier niet. Die wordt hier ook niet genoemd. Het ^omt hier alleen op 't eenzaam dolende schaap aan, en niet alleen hier, maar schier allerwegen in de Heilige Schrift, treedt dit verioren schaap voor ons als 't type van 't hulpelooze, schier verloren creatuur, dat eeniglijk door den »goede herder c weer tot gelukkiger leven kan worden overgeleid.

Het is of het schaap, als vaak hulpeloos dier, er eeniglijk en opzettelijk voor geschapen is, om ons het type te doen grijpen van 't

hulpeloos creatuur, dat enkel door de hulp|J ^ en de genade Gods nog gered kan wordenl' Ongetwijfeld, het schaap is er ook om ons met zijn wol te verrijken en ons door zijn zachtheid : en lieflijkheid aan te trekken en te streelesp maar ook waar dit ten volle meetelt, vraajp ge u onwillekeurig af, waartoe dat in zichzelf hulpeloos dier moest geschapen worden. Er zijn; , ook andere dieren die bijdragen voor onze kleeding leveren, en op velerlei manier ons voor onze kleeding te hulp komen. Maar toch leeft in die andere dieren het schaap niet weer op. Het schaap is de type van het eenig aantrekkelijke, maar tegelijk ook zoo bang hulpelooze creatuur. De verloren zoon vindt er zijn type in, omdat 't type van het hulpeloos verlorene in niets anders zoo sprekend uitkomt, als juist in het zoek geraakte, verloren en daardoor hulpeloos geworden lam. Natuurlijk doelt dit er in 't minst niet op, dat ook het verloren schaap niet voor redding vatbaar zou zijn. Veeleer juist op die redding van het verloren schaap wordt hier nadruk gelegd, maar dan met een geheel eigenaardige bedoeling. Wat hier uit moet komen is juist, dat de als zondaar geboren mensch in zich zelf hulpeloos in doodelijke verlegenheid omdoolt, en eeniglijk door wat louter verbeurde en miskende genade is, tenslotte nog kan gered worden. Maar dit blijft dan toch, dat bij het schaap meer dan bij eenig ander schepsel die hulpelooze verlorenheid naar voren treedt, en daarom juist dit schaap, zoö 't dan toch ten slotte gered wordt, de rijke, alles te boven gaande kracht van de reddende genade doet uitkomen.

Zelfs kan en moet men, waar we hier met den Schepper handelen, nog verder gaan. Het moet en mag niet voorgesteld, alsof er onder de velerlei creaturen ook zulke lammeren waren, die in haar hulpeloosheid om reddende genade als schreiden, maar hier vooral moet doorgedrongen tot de nog diepere gedachte, dat we hier handelen van den Schepper, en dat alzoo het optreden van zoo hulpeloos dier als 't lam in zijn verlatenheid, opzettelijk door Gods heilig bestel tot aanzijn is geroepen om den eenigen en alles te bovengaanden rijkdom van Gods uitreddende genade naar voren te doen treden. De schepping van het hulpeloos lam, en de wondere heilsbeschikking die van Godswege over dit bijna verloren schaapken gemaakt wordt, komt hier geheel opzettelijk voor. Ze waren er niet, zoo, dat God de Heere nu met reddende genade tusschen beide treedt. Neen, het geldt hier een hulpeloosheid en verlatenheid, die opzettelijk in 't leven is^eroepen, om den rijkdom en de weelde van Gods reddendo genade, die hier schitteren moet, in 't volle licht te doen uitkomen. Er is niet een deel der dingen die God schiep, maar Hij schiep 't alles, en riep alles in 't leven en in 't aanzijn op de bepaalde wijze, waarop feitelijk het schepsel voor ons treedt. God vindt niet 't verloren schaap, en zint nu op middelen om 't te redden, maar de verlegen positie van het verloren en hulpelooze schaap wordt opzettelijk door God in 't leven geroepen, om ons den rijkdom van zijn scheppend en reddend vermogen in 't geredde verloren schaap te doen bewonderen.

Het is in 't wondere plan van de Schepping Gods, dat alzoo het verloren schaap, het verloren lam zijn geheele eenige en eigenaardige plaats inneemt. Niet met zijdelingsche bedoeling, maar geheel opzettelijk wordt het schaap tot aanzijn geroepen, om aan dat hulpeloos dier de wondere almacht Gods openbaar te doen worden. God vindt niet den jammer van het lam en zint nu niet op vondsten en middelen om het te redden. God vindt niets in de Schepping. Het| is alles product van zijn scheppenden zin en scheppend vermogen. En juist met het oog hierop is nu in 't Scheppingsplan Gods ook het zoo hulpelooze lanv. opgenomen, opdat dit schijnbaar niet te redden dier beeld en type voor ons zou worden van wat God Almachtig in den nood onzer zielen ter onzer redding zou doen, zoodat Hij ons opzettelijk in het hulpelooze schaap toont, hoe zijn Almacht ten slotte juist omdat Hij 't alzoo schiep, niet enkel redding kan voortbrengen, maar zulk een wondere redding kan doen uitkomen, dat 't is of onze nood en jammer de Majesteit des Heeren nog rijker doet schitteren, ons tot heil en zijn naam tot prijs. De nadruk moet hier daarom op 't verloren schaap vallen. Het is de verlorenheid van het hulpelooze schaap, die op zoo schitterende wijze de tegenstelling doet uitkomen tusschen onze hulpeloosheid en ver'orenheid, en de scheppende, vindingrijke genade Gods, die er juist alles op toebereid heeft, om de schittering van zijn genade te verhoogen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1920

De Heraut | 4 Pagina's

„Als een verloren schaap.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 september 1920

De Heraut | 4 Pagina's