GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van de Kerk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de Kerk.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

LXVII.

Alzoo houde ons een ieder mensch, als dienaars van Cliristus, en uitdeelers der verborgenheden Gods. I Cor. rv: 1.

Al was met den ingang der twaalfde eeuw de Kerkelijke macht, die van de Papale hoogheid te Rome uitging, genoegzaam gevestigd, om niet aanstonds weer overrompeld te worden, toch beelde men zich niet in, dat thans van schier alle verzet tegen Rome werd afgezien. Veeleer bleef er in Europa zelfs voor een niet zoo gering deel allerlei verzet tegen de heerschappij van den Pauselijken Stoel ingaan. Zelfs kan men zeggen, dat de alles onderstboven keerenae actie die straks van Luther, Zwingli en Calvijn uitging, zich in de tusschen-periode van 1200 op ISOO reeds zienderoogen had voorbereid. Hierbij ruste nu voorshands de tweespalt die straks de Welfen en Ghibellijuen zoo bitter tegen elkander in 't harnas joeg. Doch al laten we dit scherpe dualisme voor een oogenblik ter zijde, zoo vergist zich toch ganschelijk wie zich inbeeldt, dat de periode van de I2e tot de I63 eeuw gelukkig tijdperk van Kerkelijke ruste aanbood. Veeleer moet helder worden ingezien, dat de bedenkelijke onrust in het Kerkelijk leven zich nog steeds op allerlei manier voortzette, en dat, ook afgezien van de nawerking van vroegere beroeringen, zich steeds nieer zeer ernstige gistingen begonnen te vertoonen, die ten slotte het eerst rustige bestand van het Kerkelijk geheel in ernstige beroering brachten, de machtige wijziging van het Kerkelijk le'/sn ia het Noorden van Europa steeds meer aan Rome's oppermacht ontrukten en de geheel nieuw opkomende macht van het Protestantisme in het leven riepen. Voegt men hier nu bij, hoe in het Oosten van Europa het verzet tegen de Pauselijke macht 'niet slechts aanhield, maar steeds meer verscherpt werd, dan voelt men aanstonds, hoe zich volstrekt vergist, wie 't zich voorstelt, alsof met de eindelij ke onderdrukking van Mani's verzet, de eenheidsgedachte in geheel de Christelijke Kerk zou hebben gezegevierd. Wij kunnen daarom niet aanstonds van de periode, die nog altoos door Augustinus later optreden beheerscht werd, naar Luther en Calvijn overgaan. Ook de periode die tusschen Augustinus' geestelijke overmacht en de Reformatoren inviel, moet in haar veelzijdige beteekenis doorzien worden. Drieërlei toch woelde in deze tusschenperiode. Er was de nawerking van het verzet tegen de heersche, nde Kerk, gelijk dat met name in de Katharen en Albigenzen uitkwam. Er was in de tweede plaats de vaak forsch aangrijpende kerkelijke en politieke macht, die in nauwe verbintenis, het verzet dat van meer dan één kant opkwam, verbrak. En er was in de derde plaats de voorbereiding voor de Reformatie, die met name in Wycliff en in de Hussieten op wijziging in de bestaande orde van zaken aandrong.

John Wycliff met Johannes Huss treden hierbij het meest op den voorgrond. Over de spelling van Wycliff's naam verkeert men nog in onzekerheid, en ook het jaartal van zijn geboorte staat nog altoos niet vast. Tüch neigt men er steeds meer toe om z^Q naam van het dorp Wicliffe in het graafschap York af te leiden, en stelt men zijn geboortejaar op 1324. Dit scheelt dan met Luthers optreden een kleine twee eeuwen, en geeft aan Wycliff een geheel zelfstandige positie. Huss werd in 1369 geboren. Zoo zou dit een kleine halve eeuw verschillen, en de beteekenis van den Engelsctien geleerde nog verhoogen, gelijk men dan ook zegt, dat Huss bij zijn op treden al spoedig naar Wycliff als zijn geestelijken leidsman verwees. Wycliff trad uiterst voorzichtig op, en meed dan ook allen schijn, alsof hij op een algeheelen ommekeer in de Kerkelijke verhoudingen wilde aansturen. Zelfs met, het Hof stond Wycliff aanvankelijk op zeer goeden voet, zoo zelfs dat Koning Eduard III hem in gezantschap namens den Koning naar Brugge zond. En ook ontzag hij zich niet, om tegenover den Pauselijken stoel in velerlei aangelegenheden voor de vrijheden en rechten van de Engelsche Kerk op te komen. Het loszinnig gedrag der geestelijkenstuicte hemin tal van opzichten tegen de borst, en in zooverre dient erkend, dat hij in meer dan één opzicht zich tegenover het Vaticaan stelde, om op tal van punten de zelfstandigheid der Eogelsche Kerk te verdedigen. Dit leidde reeds in 1377 tot een zeer ernstig cotiflicti In de St. Pauls Kerk te Londen had over d« tegen hem ingediende klacht het eerste verhoor plaats, waarbij het neerkwam op een bitteren kamp tusschen den Hertog van Lancaster, die als Wycliff's beschermer optrad, en den Bisschop van Londen, die toen reeds op ontzetting uit zijn ambt van Wycliff aandrong. In het daarop volgend jaar (1378) achtte toen de Paus, dat een officieel optreden tegen Wycliff niet langer gemeden kon worden, maar ook het naar aanleiding van deze pauselijke tusschenkomst ingezette proces liep ten slotte op niets uit, daar de machtige Engelsche adel het nogmaals voor Wycliff opnam. Zoo ging hij wederom vrij uit, maar om nu dan ook den strijd tegen de Roomsche Kerk geheel openlijk aan te binden. Dit bewoog hem zonder sparen de Pauselijke opperheerschappij aan te tasten. Niet lang daarna viel hij de Roomsche mis, het Coelibaat van de geestelijken en de Biecht aan. Zoo greep hij steeds meer den moed, om reeds in 1380 geheel het bestand der Roomsche Kerk aan te tasten, en hiervoor in stee een vrije, democratische Kerk te eischen, waarin de leeken zelve den toon zouden aangeven, en de beslissing eeniglijk aan de Heilige Schrift zoude te ontleenen zijn. Dit nu ging den adel en de Academie van Oxford, die aanvankelijk zich aan zijn zijde geschaard hadden, te ver. Te meer sloeg ten slotte ook het eerst gunstig oordeel van den adel over Wycliff geheel om, toen duidelijk werd hoe de plattelandsbewoners het in steeds grooter getal voor Wycliff opnamen, en tegenover den adel partij kozen. Ten slotte ging men zelfs zoover van ook den Koningin hetgeding als verdacht en schuldig op te nemen. Immers het scheen nu almeer alsof de geheele actie zich tegen de machtige aristocratie keerde en alsof Koning Richard II hiervan 'tprufijt wilde trekken om den i'ivloed van den adel te knakken, en zelf ais' democratisch vorst de heerschappij aian zich te trekken. Reeds in 1382 ging dan ook het College der Notabelen er toe over om Wycbff te veróordeelen. Zoo verloor hij ziJQ Kerkelijk ambt, voor zoover dit met Oxford in verband stond. Er volgde zoodoende een periode van ambtelijke werkeloosheid, en het is deze periode, die Wycliff toen aanwendde, om een geheel nieuwe vertaling van de Heilige Schrift te ondernemen. Te Rome besloot men toen rechtstreeks ambtelijk tegen Wycliff op te treden. Aan die citatie leende hij echter geen gevolg. Hij erkende de rechtbank van den Paus niet. Kort daarop stierf hij op 31 Dec. 1384. Doch zelfs met dit verrassend vroeg afsterven stelde men zich in den kring der Roomsche geestelijkheid niet tevreden, en toen dertig jaren na zijn sterven het Concilie van Constanz bijeen was, achtte men het eisch van recht, dat Wycliff zelfs nu niet met ruste zou gelaten worden. Op 4 Mei 1415 werd dan tot het vellen van een vonnis besloten, hierin bestaande, dat hij als ketter buiten de Kerkgemeenschap gesloten werd; ja zelfs hier liet men het niet bij, Zijn lijk toch werd op last van het Concilie opgegraven en in 1428 werd ten slotte van Kerkelijke zijde dit lijk op den brandstapel vernietigd. De saamvatting van deze bijzonderheden is ontleend aan Brockhaus' Conversations Lexicon, deelXVI, Jubileumsuitgave van 1903. Te waardeeren IS in deze opgave de zoo scherp op den voorgrond tredende tegenstelling tusschen Wycliff's aanvankelijk optreden als de tolk van den Adel, en zijn later terugvallen naar de lagere volksklasse en naar de land bevolking. Bij ^ijn eerste optreden toch was het juist de Adel, die hem steunde, Die steun hield echter geen stand, toen men in de adellijke kringen bespeurde hoe sterk Wycliff naar de democratische actie neigde. Toen nu met het oog hierop door Wycliff werd ingezien, hoe in verzet tegen Rome zijn populaire kracht het scherpst zou uitkomen, liet hij uit dien hoofde steeds meer het oorspronkelijk door hem ingenomen standpunt varen, en zoo verklaart het zichgereedelijk, wathem tenslotte bewoog op de Apostolische periode terug te gaan. Van neiging tot het Mennonitisme viel dan ook niets in Wycliff te bespeuren, en het veiligst gaat men door rekening te houden met het nationaal-politieke element, dat in de tenslotte door^hem gekozen gedragslijn zoo sterk meesprak.

Kan uit dien hoofde moeilijk gezegd, dat 't van meet af en tot het einde toe bij Wycliff een geestelijk motief was, dat hem bezielde en dreef, ten deele althans geldt ditzelfde van Johannes Huss, den BJheemschen Reformator. "Achtte men ten slotte Wycliffs geboorte in 1324 te moeten «oeken, Johannes Huss' geboortedag stelt Brockhaus op den 6en Juli van het jaar 1369. Het verschil tusschen beide bedraagt alzoo juist 45 jaar, en bo­ vendien is het bekend, dat Huss de geschriften van Wycliff in handen kreeg, en zich steeds meer op Wycliff voor de verdediging van zijn denkbeelden heeft beroepen. Hij begaf zich, zoodra de gelegenheid zich hiertoe aanbood, tot de klassieke studiën, en gaf hierbij de voorkeur aan de Academie van Praag en heeft hier zijn universitaire studiën tot 1396 voortgezet. Twee jaar later, in 1398^, begon hij zelf college te geven, en slaagde hierbij zoo uitnemend, dat hij vier jaar later reeds als Rector der Prager HoogesChool kon optreden. Al spoedig nam hij bij deze Academische bemoeiïogen een dogmatisch eenigszins vrije positie in. Vooral de lezing van Wycliff's geschriften verleidde hem hiertoe. Reeds in 1399 werd dit aan zijn voorle/.ingen merkbaar, en vooral toen hij in 1402 zich de Bethlehems-kapel te Praag als pastor zag toegewezen, was het aanstonds merkbaar, met wat ernst hij tegen de verwereldlijking der Roomsche Kerk in Bohème zou optreden. Toch dacht hij er aanvankelijk nog niet aan, om zich van de officieeleKerklos te maken. Veeleer trad hij aanvankelijk nog steeds op als pleitbezorger van wat toennogde officieeleKerkwas, en hierbij genoot hij op merkbare wijze van meetaf den steun van den Koning en van den Aartsbisschop, die zich beiden reeds langen tijd aan de slapheid en onaandoenlijkheid der lagere geestelijkheid geërgerd hadden. Op tegenstand stuitte Huss voor het eerst, toen hij zich in 1403 geroepen gevoelde, om openlijk in verzet te treden tegen een veroordeeling van Wycliff's theologie, waartoe de Roomsche geestelijkheid in Praag achtte te moeten overgaan. Vooral 45 godgeleerde stellingen, die men achtte aan Wycliff te moeten toeschrijven, hadden cgernis gegeven. Met deze veroordeeling DU weigerde Huss meê te gaan. Aanstonös leverde hij uit Wycliff's geschriften het bewijs, dat de 45 stellingen onjuist geformuleerd waren. Doch hier liet hij het niet bij. Veeleer was hij er op bedacht, óm de Boheemsche sectie in den Academischen Raad een ongemeen sterke positie te geven, iets waar de Koning hem aanstonds in hielp. Vier sectiën had deze Academische Raad, een lid voor Bohème, een lid voor Polen, een lid voor Sdchsen en een lid voor Beieren, en nu bewoog hij den Koning dezen Raad zóó in te deelén, dat alleen Bohème drie van de vier stemmen zou erlangen, en dat de drie overige groepen saam zich met één stem tevreden moesten verklaren. Het onmiddellijk gevolg hiervan was, dat aanstonds duizenden studenten de Academie van Praag vaarwel zeiden, en in Leipzig een nieuwe, hun beter gezinde Academie poogden op te richten. Praag kwam hierdoor al spoedig geheel in de macht van de Hussieten, en de Adel viel even als de Koning van-Bohème hem bij. Van zelf lokte dit natuurlijk verzet van de Kerkelijke machthebbers uit, die er reeds in 1408 toe overgingen, om hem Kerkelijk te kortwieken. Men ontnam hem zijn mandaat als Synodaal prediker, ontzegde hem daarna ook het recht om nog langer als priester op te treden, en ontlokte aan Paus Alexander V een decreet, waarbij Huss het prediken elders dan in zijn eigen Kerk verboden werd, In 1410 ging de Aartsbisschop er zelfs toe over, om 200 exemplaren van werken van Wycliff te laten verbranden. Lang duurde het dan ook niet, of Huss zag zich genoodzaakt Praag te verlaten. Om zijn leven te beveiligen moest hij aan de bedreiging van den Aartsbisschop, die opnieuw door Rome gesteund werd, wel feitelijk gevolg geven. Hij vluchtte toen naar het burgslot van een adellijk heerschap, die hem trouw bleef. Den tijd die hierdoor voor Huss viij kwam, heeft hij toen besteed, om zich vaster in zijn studiën thuis te zetten. Meer dan één geschrift, in den geest van Wycliff, gaf hij toen uit, en met name zijn geschrift De Ecclesia, d, i. Van de Kerk, heeft toen opgang gemaakt. In velerlei opzicht sloot hij zich toen steeds meer aan Wycliff aan, zonder intusschen zich even ver in zijn afwijkingen te wagen als de Engelsche Zeloot. Met name hield hij vast aan de Roomsche opvatting van de Mis en bleef er steeds naar streven, den band, die hem oorspronkelijk aan de groote Kerk bond, te bestendigen. Zoo toog hij in 1414 met de overige afgezonden geestelijken naar het Concilie van Constanz. Koning Sigismond gaf hem daarvoor een vrij geleide, en zond drie machthebbers uit Bohème met hem naar Constanz, aan wie hij last gaf persoonlijk voor zijn veiligheid in te* staan. Baten mocht dit echter niet. Daar hij zich toch niet ontzag, om bij het bedienen van de Mis en in zijn predicates geheel vrij voor zijn afwijkende gevoelens uit te komen, gaf de Paus op 28 November last, hem gevangen te nemen. Het protest van den koning van Bohème baatte niet. d Hij was en bleef gevangen man, en werd o tenslotte gevangen gezet in het zich daar bevindend Franciscaner klooster. Op 4 Mei k ging het Concilie er toe over, om den banvloek over al Huss' geschriften uit te spreken, en op 6 Juli 1415 werd het doodsvonnis over hem geveld. Dit vonnis werd terstond aan hein voltrokken. Op den brandstapel vond Huss zijn bitter einde, en nog zijn sterven verhoogde de aanhankelijkheid, waarmede zijn volgelingen aan zijn hernieuwde Christelijke religie hechtten.

Hoe machtig echter en ingrijpend voor een korte wijle de godsdienstige beweging moge geweest zijn, die Huss, veelal onder bescherming van de Boheemsche vorsten, in het leven riep, toch was zijn aanvankelijk zoo heet aangelegde actie niet bestemd, om duurzaam op Boheme's geestelijken toestand van overwegenden invloed te zijn. Volgens de jongste opgave van Brockhaus is het getal ingezetenen in Bohème thans tot zeven millioen gestegen, terwijl het een goede eeuw geleden nog pas even de drie millioen bereikt had. Het is alzoo in iets meer dan een eeuw meer dan verdubbeld. Het getal der inwoners liep alzoo reeds op tot 122 op de vierkante mijl. Van deze sterke bevolking geeft de statistiek thans voor de Kerkelijke verhoudingen meer dan zes millioen aan, als behoorende tot de Roomsch-Katholieke Kerk, terwijl het daaronder niet begrepen millioen llj^ procent aanhangers der Augsburger Belijdenis aangeeft, bijna evenveel voor de Gereformeerde Kerken, bijna 15 procent Joden, en voorts nog een kleine groep oud-Katholieken, behalve dan nog een zeer kleine groep geheel als godsdienstloözen ingeschrevenen. Hieruit blijkt overduidelijk tweeërlei. In de eerste plaats dat de Hussieten als zoodanig geheel verdwenen zijn, en ten tweede dat de Protestanten, die merv in Bohème nog aantreft, voor de helft zich bij deLutherschen aansloten, en slechts voor de wederhelft bij de Calvinisten. Van wat Huss in het leven riep, is thans niets meer overig dan een getal van 75.000 belijders op de totale bevolking, die in Bohème thans op ruim 7 millioen te rekenen is. Van de beide acties op godsdienstig en Kerkelijk gebied, die Wycliff in Engeland en Huss in Bohème in het leven riep, is derhalve te constateeren, dat de Wycliffiaaasche beweging doordrong, stand hield, en nog steeds in tal van Kerken en secten in Engeland doorwerkt, terwijl omgekeerd de reformatie van Huss slechts voor zeer korten tijd na zijn strijd met Rome nabloeide, doch toen de groote Hervorming door het optreden van Luther en Calvijn doorbrak, in zeer korten tijd het onderspit moest delven, en voor zoover ze nog kon doorwerken, haar eigenaardig karakter geheel verloor en zich bij de Lutherschen en Calvinisten aansloot.

Aanstonds na Huss' martelaarsschap was dit allengs ten ondergaan van de groep, die hij voor een oogenblik om zich heen wist te verzamelen, reeds te voorzien. Het protest toch tegen den moord, dien het Concilie van Constanz aan Huss beging, werd wel reeds aanstonds ingediend, maar uitsluitend door den Boheemschen adel. In September 1415 vereenigden zich namelijk 453 adellijke heeren uit het land, om bij het Concilie op cordate wijze te protesteeren. Ze sloten toch een Kerkelijken Bond, en lieten door dezen Bond te Constanz aanstonds verklaren, dat ze ten Ie. op hun landgoederen vrq wilden blijven in de prediking die tot de bewoners van deze goederen zpu uitgaan, en 2e. dat '.ij voortaan aan de ordonnantiën van de Bisschoppen en van den Paus slechts in zooverre gevolg zouden geven, als 't hun bleek dat deze zich hielden aan de Heilige Schrift. Met het oog hierop kon het niet anders of de Paus (Martinus V) moest den landheer van Bohème oproepen, om deze nietsontziende Kerkelijke revolutie te keer te gaan. Hiermede won hij echter niets en verloor eer alles, daar de nieuw optredende Koning Sigismond, die in 1419 zijn broeder opvolgde, kortweg door den Adel, en ten deele ook door het volk, niet erkend werd, omdat hij de door zijn voorganger aan Huss gedane belofte niet hield. Dit leidde ten slotte tot een open burgeroorlog, waarbij de Koning zijn Duitsche troepen vooruitschoof, maar de Bohemers, onder de leiding der Hussieten, hem keer op keer stonden, en zich telkens opnieuw meester van het bewind maakten. Dit duurde tot 1427, en in de vier daarop volgende jaren achttp de Kardinaal Cesarini zich gerechtigd, om den strijd tegen dit verzet der Hussieten, als voor de geheele Kerk uiterst bedenkelijk, eerst te moeten breken, en toen it slechts zeer ten deele ging, besloot hij op het Concilie te Bazel zoo mogelijk den weg, die tot vrede met de Hussieten leiden kon, te moeten ontsluiten. Hierin slaagde Cesarini, in zooverre het hem gelukte de Hussieten te verdeelen. Ze traden van nu af In twee scherp onderscheiden groepen op. De zachtst gestemde groep besloot almeer zich te schikken en te voegen, bijaldien de Paus en het Concilie slechts bereid bleken, op een aantal punten van uitwendig Kerkelijk beleid toe te geven. Zoo werd in stee van de Mis een viering van het Heilig Avondmaal met de wijnkelk toegestaan, in de prediking werd meer vrijheid gegund, en voor de redelijke critiek, die men over de geestelijken inriep, ontving men althans ver strekkende belofte. Toch gelukte het noch aan de Hussieten, noch aan de macht der Kerk om vrede in het land te brengen, en vooral toen de Reformatie in de 16e eeuw doorbrak, en het grooter deel der Hussieten zich almeer aan de Lutherschen en Calvinisten aansloot, ging zelfs de heugenis van wat Huss beoogd had, allengs geheel onder. Men neigde er steeds meer toe, om zich bij de Saksers te voegen en met algeheele terzijzetting van den Hussitischen twist, zich steeds nauwer aan de ijveraars voor de Reformatie aan te sluiten, zoo echter, dat de deeling van de Hussieten niet op twee, maar op drie groepen uitliep. Niet weinigen toch voelden steeds meer dat het Hussitisme een verloren zaak was, en toen ze nu voor een nieuwe keuze stonden, werd door velen niet ingezien, waarom zij aan de Lutherschen of Calvinisten de voorkeur zouden geven, zoodat ze tenslotte het veel eenvoudiger vonden tot de Roomsche Kerk terug te keeren, en de Hussieten aan zichzelf over te laten. Het resultaat was derhalve, dat de geheele actie van Huss tenslotte doodliep, en voorzoover ze stand' bleek te kunnen houden, steeds meer alle eigenaardig karakter verloor en in wat de Reformatie tot stand bracht, overgleed. Dat hierbij de ééne groep meer naar Luther, de andere meer naar Calvijn uitweek, is even begrijpelijk, als dat in Hongarije, dat vlakbij lag, de beide schakeeringen duurzaam ingang vonden.

Dr. A. K,

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Van de Kerk.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 november 1920

De Heraut | 4 Pagina's