GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 279

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 279

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

nieuw zicht op de evangeliën

278

die er ligt tussen wat is gebeurd en tussen wat wordt verhaald. De lezer maakt kennis met de verwevenheid van overlevering en verkondiging, met het proces van tekstcollecties, met de redactiegeschiedenis en met de geschiedenis van de tekst. Baarda komt in dit hoofdstuk tot de conclusie: ‘ “er staat geschreven” is niet zonder meer “er is geschied”, of: “er is gezegd”. ’54 Over het antwoord op de vraag wat er dan wel precies is geschied en wat er precies is gezegd, moet de moderne historicus zeer terughoudend zijn. Ook de boodschap van Pasen is historisch niet verifieerbaar. Toch was juist dit het centrale punt in de boodschap van de kerk: Hij Leeft. Vanuit dat besef werden in de verkondiging de oude verhalen opnieuw verteld en geactualiseerd, soms zelfs gevarieerd. Vandaar de verschillen in de evangeliën. Uitdrukkelijk echter bestrijdt Baarda de gedachte dat het in de verkondiging zou gaan om een ‘creatio e nihilo’. Er was geen sprake van creatie, ‘op zijn hoogst (cursivering van mij, mja) van re-creatie’.55 Daarbij benadrukt hij uitdrukkelijk de rol van de Heilige Geest. De gemeente deed dit alles niet willekeurig, ‘maar in het gedurig besef dat het de Geest van Christus was, die de nieuwe vormen en de nieuwe inhoud aan de oude woorden gaf.’56 Baarda realiseerde zich dat wie met de oude schriftleer vertrouwd was, wellicht enige moeite zou hebben met deze visie en hij wees dan ook de weg aan die voor hemzelf begaanbaar was gebleken. Niet: quo vadimus? Maar: ad quem vadimus? Niet: waar drijven we heen, maar: tot wie zullen we gaan? Voor hem was duidelijk: ‘Gij hebt woorden van eeuwig leven’.57 Dat is: de levende Heer. Om het anders te formuleren: de betrouwbaarheid van wat ons in het evangelie verkondigd wordt, hangt niet af van de vraag of de historicus al dan niet kan achterhalen wat ‘echt gebeurd’ is, zelfs niet van de vraag of alles gebeurd is zoals het staat beschreven, maar van de vraag of wij instemmen met de belijdenis der kerk over de Levende, in het besef dat het geloof in Jezus ons ten diepste door God zelf moet worden geschonken. Van Keulen heeft opgemerkt dat Baarda de indruk wekt zich met deze woorden terug te trekken op het kerygma, op de inhoud van de verkondiging. Ik zou er daarbij op willen wijzen dat Baarda bij de wording van dit kerygma temidden van de gemeente een vorm van inspiratie veronderstelde. Pregnant gezegd: Baarda heeft de leer der schriftinspiratie vervangen door een leer der ‘gemeente-inspiratie’. Daarbij gaat hij voorbij aan de vraag naar het historisch substraat onder de bijbelverhalen.58

Faculteit der Godgeleerdheid; Perfect Service; pag 278

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 550 Pagina's

125 jaar Faculteit der Godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit - pagina 279

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005

Historische Reeks | 550 Pagina's