1914-1915 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 41

33 De analogie met het ontstaan van een herinneringsbeeld is duidelijk. Wil men, niettegenstaande vele verschilpunten, aannemen, dat herinnering en erfelijkheid van nieuw gevormde variaties twee uitingen van een en hetzelfde mnemisch vermogen der organische materie zijn, dan is het de vraag of deze synthese voor de biologie een aanwinst kan genoemd worden. Dit moet men voorloopig ontkennend beantwoorden, daar geen van beide verschijnselen zoo volledig bekend is, dat daarmede het andere kan worden verklaard. De volgende hoofdstukken behandelen de verschijnselen der ontogenese, atavisme en ontwikkelingsremmingen. Zonder twijfel doen deze verschijnselen aan die der herinneringsbeelden denken, maar in hoofdstuk V zet HAECKER uiteen, dat een immanente pluripotentie der organismen deze verschijnselen even ongedwongen verklaart.

HUGO

DE VRIES en KLEBS hebben analoge theorien

ontworpen. Er zijn dus in de Kiemcel een groot aantal latente ontwikkelingsmogelijkheden als een normale „in der stofflichen und struckturellen Beschaffenheit des Artplasmas begriindeter Besitz". Deze theorie wordt aan de erfelijkheidsverschijnselen der radiolariën toegelicht, daarna aangetoond, dat ervaringen bij bastaardeering enz. in goede overeenstemming met de pluripotentiehypothese zijn. Evenzoo komen de MENDELsche wetten beter met de pluripotentie overeen, dan met eenige andere theorie. F. J. J. B.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen