GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

1918 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 41

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

33 dan ook niet op grond van de bekende proeven van KAMMERER te concludeeren. En ?oo is hiermede reeds aangeduid, hoe het yogenese. Lamarckisme, al evenmin als het Darwinisme (zelfs verrijkt met variabiliteit en bastardeering) eene verklaring van het probleem der phylogenese kan geven. De uitvoerige weerlegging van het Darwinisme en Lamarckisme is hier niet ter plaatse, evenwel moge hier de algemeene opmerking worden gemaakt, dat beide theoriën aan een eigenlijk 'ontwikkelingsprincipe trachten te ontkomen. Meer en meer blijkt echter, dal de evolutie zoover deze moet worden aanvaard, volgens vaste wetten bepaalde diervormen na elkaar heeft doen ontstaan, welke wetten ten deele zich aan ons voordoen in de verschijnselen der „ortogenese". Slechts dit ligt binnen het terrein van het beter bekende deel der afstammingsleer, terwijl voor het grootste deel dezer theorie de uitspraak van DRIESCH ^) geldt. Men zou het hierbij kunnen laten vooral daar de argumenten voor de bestrijding der bestaande afstammingstheorien gemakkelijk te vinden zijn. De verschillende voorstanders voor Darwinisme en Lamarckisme, van mutatieleer en hybridisatietheorie (LOTSY) hebben elk talrijke gronden bijeen gebracht om hun eigen hypothese te verdedigen en de afwijkende te bestrijden. Zetten wij echter voorop, dat op grond van de paleontologische leiten, de vergelijkende anatomie en de embryologie (evenzoo de belangrijke rudimentaire organen) een ontstaan van dier- en plantenvormen uit van hun afwijkende voorouders stellig aanvaard dient te worden. Het hoe en in hoeverre ligt echter nog geheel in het duister. Eenige algemeene gezichtspunten dienen echter nog besproken te worden en wel: 1". Het voorkomen van gelijke vormings€n gebruiksinstinkten bij dieren, welke stellig niet in phylogenetisch verband staan (z.g. parallel-ontwikkeling). 2". De ortogenese en 3". Wat ERICH BECHER „überindividuelles Psychisches" noemt. Voor het optreden van gelijke vormingsinstinkten, zich uitende ') DRIESCH. Wirklichkeitslehre, p. 169. Mit Rücksicht auf die sogenannte pliylogenetische Frage im Bereiche der Lehre vom überpersönlichen Belebten können wir uns, ja mussen wir uns kurz tassen. Nicht freilich derhalb, weil die Verhaltnisse hier besonders klar und deutlich waren, sondern deshalb, well wir so gut wie gar nichts in erfahrungsmassigen Sinne „wissen". Orgaan 1918

3

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1918

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 78 Pagina's

1918 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 41

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1918

Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 78 Pagina's