1926 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 84

% volgt niet, dat dit een onzinnige en vergeefsche onderneming zou zijn, maar de tekst Gen, 1 1 : 6 , die op verschillende manieren vertaald wordt, In onze Statenvertaling: „En de Heere zeide: . . . . en dit is het, dat zij beginnen te maken; maar nu, zoude hun niet afgasncdin v/orden al wat zij bedacht hebben te maken?" Bij Böhl: ,,Indien dit pas het begin van hun streven is, dan zal hun vcortaan niets meer onmogelijk blijken van wat zij beramen" ' ) . Of in de Duitsche vertaling: ,,Und das haben sie angefangen zu tun und sie werden nicht ablassen von allem, das sie sich vorgenommen haben zu tun". Werd het in de vroegste tijden nog niet onmogelijk geacht een toren te bouwen, welks spits in den hemel leikte, later drong het besef door, dat de hemel zeer hoog was, In Ecclesiasticus 1 : 3 lezen we: ,,De hoogte des hemels en de breedte der aarde en de afgrond en de wijsheid, wie zal deze dcorvorschen?" ^) M i n dacht zich de sterren bevestigd aan het uitspansel. Het was een belangrijke functie voor het firmament, dat het de sterren droeg en een baan vormde voor de hemellichten. In Genesis 1 heet het: ,,En God zeide: Dat er lichten zijn in het uitspansel des hemels, om scheiding te maken tusschen den dag ^v den nacht; en dat zij zijn tot teekenen en tot gezette tijden en tot dagen en jaren. En dat zij zijn tot lichten in het uitspansel des hemels, om licht te geven op de aarde. En het was alzoo. God dan maakte die twee groote lichten; dat groote licht tot heerschappij des daags, en dat kleine licht tot heerschappij des nachts; ook de sterren. En God stelde ze in het uitspansel des hemels" Uitdrukkelijk wordt gezegd, dat de hemellichten bevestigd zijn aan het firmament en dat zij de aarde verlichten zouden. Zij bevonden zich dus aan de onderzijde van het firmament. Daarom konden, naar Oostersche opvatting, de sterren naar beneden vallen, wanneer ,,de krachten des hemels bewogen zouden worden", ^) Genesis, deel I, Tekst en Uitleg, 1923. ^) Volledigheidshalve wijs ik er op, dat Prof. Noordtzij in zijn boek „Gods Woord en der Eeuwen getuigenis" (Kampen 1924) er voor pleit de uitdrul^ki'Ug „welks opperste in den hemel is" figuurlijk op te vatten in den zin van een hoogen toren. Het is echter de vraag, of er voldoende argumenten zijn om van de meest letterlijke opvatting af ie wijken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen