1941 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 11

3 Al deze uitingen doen ons duidelijk zien dat de niet-Christelijke religies menschen hebben g e m s p n e e r d wier vioomheid en innigheid ons niet andeis dan ontroeren kunnen 3) In de derde plaats het bet nieuwer onderzoek ons m sterker mate zien, dat ook de pseudo-rehgie plaats kan hebben voor de begrippen genade en geloof V o o r - I n d i e kent al van oude tijden af de zoogenaamde bhakti-vroomheid d w z het geloof dat een mensch door bhakti (dat is vertrouwensvolle overgave) de verlossing van God ontvangen kan E e n groot Hindoesch godgeleerde Ramanoedja (hij leefde in de elfde eeuw na C h r ) onderscheidde n o g n a d e r t u s schen bhakti en prapatti (geloof) O n d e r zijn volgelingen is later strijd ontstaan over de vraag, of de mensch door prapatti zelf nog bijdraagt tot zijn verlossing dan wel of die verlossing zuiver en alleen het werk is van G o d s barmhartigheid Zi) die het eerste gevoelen waren toegedaan noemden zich de , aap-school", omdat het jong van een aap m tijden van gevaar, zich vastklemt aan het lijf van zijn moeder en d a a r d o o r ontkommg vindt Zij die de tweede gedachte aanhingen werden de katschool" genoemd omdat m tijd van nood de moederkat zonder dat zijn jong iets behoeft te doen dat jong eenvoudig in den nek grijpt met zijn tanden en hem zoo w e g d r a a g t Een zelfde genadeleer vindt men ook m bepaalde vormen van het Japansche Boeddhisme D a a r w o r d t geleerd dat de Boeddha van het , onmetelijk licht f Amitabha, Japansch A m i d a ) voor zijn heengaan van de aarde de gelofte heeft afgelegd dat hij de heerlijkheid van het Boeddhaschap zich ontzegde zoolang nog een mensch op aarde verlangend zijn naam aanriep en nog niet tot het reine land genaderd was Deze gelofte van Boeddha wordt dan m bepaalde secten van het Boeddhisme tot een geloofsstuk of pleitgrond voor eenvoudige zielen die hun fouten zich bewust zijn, en nu alleen vertrouwend op die gelofte van Boeddha zich aan hem overgeven D e Japansche g o d g e leerde S h m r a n (11 73— 1262) zeide dat zelfs ook het geloof in Amidd Boeddha geen menschelijk werk is doch een gave van Boeddha zelf ledere gedachte aan verlossing door eigen kracht (jiriki) w o r d t uitgeroeid de mensch moet zich geheel verlaten op de kracht van den ander n l van Amida Boeddha (ta-riki) ( Z i e W G u n d e r t Japanische Rehgionsgeschichte S 92 ff ) V a n de lippen van een eenvoudig oud vrouwtje in Japan dat in deze voim van Boeddhisme w a s opgegroeid w e r d e n de volgende woorden opgeteekend Ik ben oud en ik ben een vrouw, en men kan niet verwachten dat een v r o u w veel van zulke dingen afweet maar ik wil u veitellen w a t ik geloof Ik ben zwak en zondig, en heb geen hoop m mijzelf, al m-jn hoop is alleen gevestigd op Amida Boeddha Ik geloof dat Hij het hoogste wezen is O m de ellende van den mensch w e r d hij vleesch om ons te verlossen en mijn hoop en de hoop der wereld kan alleen gegrond worden op zijn lijdende liefde Hij w a a k t voortdurend over allen die

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen