GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ons Formulier voor den Kinderdoop.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ons Formulier voor den Kinderdoop.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Synode van 1920 heeft aanhangig gesteld het overzien van de Liturgische formulieren. Naar aanleiding daarvan wenscht ondergeteekende iets in het .middeni te brengen over bovengenoemd Formulier.

De Synode van Utrecht in haar verklaring in zake leexgeschilien, sprak uit, dat het „minder juist is te zeggen, dat de Doop aan de kinderen der geloovigent bediend wo'rdt op groind van hun onderstelde wedergeboorte", maar „dat de grond van den Doop is de belofte en het bevel Gods". Nu zijn de kinderen, zegt de Synode, krachtens die belofte wel te houden voor wedergeboren, maar de Synode zegt, dat het „minder juist is te zeggen, dat de D.oiop aan de. kinderen.' bediend wordt op' grond van die onderstelde wedergeboorte". Niet zoozeer 'dus de wedergeboorte, maar ds belofte (of het Verbond) is de grond' van den Doop der kinderen volgens de Synode. D'e Synode vat dus het in-het-Verbond-zijn der kinderen wtel geestelijk op, zooals ook het Formulier doet, doch de gi-ond waarop de Doop bediend wordt, is niet die wedergeboorte, dat afgeleide dus, maar de Belofte of het Verbond.

Doch is dit nu wel in overeenstemming met het standpunt, dat het Formulier voor den kinderdoop! inneemt? Dit Formulier, dat eveneens het in-hct-Vorbondzijn, en het deelhebben-aan-deBelofle geestelijk opvat, grondt de Doop der kinderen immers juist otp' dat afgeleide: de wedergeboorte.

Zie maar de eerste Doo-pvraag, waar formeel woirdt aangegeven de grond, de onderstelling, waarop in bet te doopen kind, de te bedienen Doopl moet rusten'. Immers zóó luidt het daar: „of gij niet bekent, dat zij in Christus göheihgd zijn, en daarom, als lidmaten Zijner Gemeente, behooren gedoopt te wezen'. D'aarom! Uit het in-Christus-geheiligd vloeit voort het I lidmaat-zqn van de Gemeente. En wijl zóó de staat l van onze kinderen is, behooren zij gedoopt te wezen.

-Dat is dus, do reden in het kind van zijn .Döo|i; .de reden, oorzaak, grond.

Is het nu evenwfel zoo zeker, dat met „geheiUgd'' en lidmaat-izijn hier iets méér dan oen uitwendige toestand aangeduid wordt? D's. P. J. M. de Bruin, Docent Theol. Sch. Chr. Geref. ICerk, in zijn „Formulier V. d. Kiuderdoop"» wijst daarteigen op Caspar v. d. Heyden, van wien de DoopvTagen zullen zijn, en zeifs do samenstelling van het Formulier.

Doch citaten uit zijn werken, die Kramer geeft in zijn werk „Het verband tuss'chen Doop on .Wedergeboorte" pag. 220—283. doen zien, dat hij geen andere heiligheid der kinderen, of begrepen-zijn in Verbond en Gemeente Gods kende, dan door den H. Geest.

Want daarom juist, dat men niet verstond eea zijn van velen in het ééne Verbond der Genade slechts in uitwendigen zin, bedacht men een „uitwendig; verbond", nevens het „inwendig verbond", de eenige uitweg onder deze gesteldheid der geesten om de massa der uitwendige leden te plaatsen, in dögmaüs: oheni zin. Een bloot uitwendig zijn van velen in het ééne Verbond der Genade, dat in zichzelf alle heil omvat, kende men niet. En dat bloot „uitwendig verbond" nevens het „imvendig verbond" kende men in de dagen van het opstellen van de Doopsformulieren óók nog niet. Het was eerst Gomarus, die met deze viading kwam. Van de leer van een ander, n'.I. „uitwendig «.erbond" nevens het „inwendig" of geestelijk „verbond" is in de Doopsformulieiren geen s^oor te vinden, en van de voorstelling, dat velen, hoewtel slechts op uitwendige of betrekkelgke wijze, toch in zóó verre in het Verbond der Genade zqa, kS, n er niets in voorkomen. Want juist het afwezen van dezen uitweg, dwong eindelijk tot dien anderen. In de eerste Doopvraag kani dus onmogelijk gedacht worden aan een andere dan innerlijice heiligheid der kinderen, ..Jjij' een ianerlijk of geestelijk in-zijn in Verbond en Kerk.

De voorafgaande bede óm de inlijving in Christus kan daarbij op verschillende manieren verstaan worden.

Als oudeiPs om den Dioop voor ~$en kind vroegen, werd gevraagd of ze geloofden, (opi grontl van de waarheid des Verbonds), dat onze kinderen, en dus ook hun kind, - want toe zouden zij anders voor dit hïin kind den Doop kunnen begeeren? - --in Christus geheiligd waren (geestelijk te verstaan). Het dankgebed is nu op dat beleden geloof, waarojp' nu de Doop was bediend, een weerklank.

Van deze opvatting van de V^rbonds-heiligheid der Idnderen in den geboorte-tijd der Geref. Kerk blijkt ook ter dege uit onze drie belijdenis-schriften. Kortheidshalve zij verwezen naar mijn „Twee Lijnen in ons Kerkelijk Belijden", (Riënts Balt, 's-Hage)'.

Het Formulier wil dus gedoopt hebben op girond van de door Kerk en ouders beleden heiligheid der kinderen, en hun behooren tot de Gemeente, zaken, die men toen alzoo nog niet kende in uitwendigjen zin; op grond dus eigenlijk van het iiitvloeisel pf gevolg des Verbonds: de wedergeboorte. De Verklaring van Utrecht zegt evenwel, dat het minder juist iiS te izeggen, , dat dat Uitvloeisel aan te merken zoii zijn als de grond waarop de Doopj der kinderen rust. Men moet hier bij het Verbond of de Belofte blijven. Mij .dunkt, hier heeft een verschuiving plaats; al is dit niet ongelukkige toch niet vasthoudende aan de ioud-historisch e lijki, in h'et Doopsformulier ons nog altijd voorgelegd.

Wat minder juist is te noemen als. den grond van den kinderdoop', dat bedoelden evenwel in de eerste Doopvraag de vaderen daan^oiar aan te geven, want een heiligheid niet innerlijk en geestelijk bestaande, kenden zij in dien tijd nog niet.

VandaaL het ontzaglijke wringen tusschen de schrille weTkelijkhoid en de louter absolute o-pvatting van Verbond en' Kerk, een wringiug' en botsing waarin eindelijk eenige ontspanning kwam door de vinding van Goimaras met zijn apart „uitwendig verbond".

Misschien Jjomt nu iemand met de gedachte: ook de Synode van 1905 erkent eigenlijk y/el, dat toch de wedergeboorte de grond is van den kinderdoop, maar zij {.preekt alleen maaj uit, dat het minder juist is dit te zoggen. Doch van zulk een ijdel woordenspel irS natuurlijk bij onze Synode geen splrake. Spreekt zij: het is minder juist dit te zeggen, dan beteekenli dit, dat dit niet volkomen precies met de Waarheid overeenstemt. Wij mogen uit eerbied voor de Synode niet anders spreken. Op dit standpunt stonden evenwel de vaderen der löe eeuw niet-Daar gaat het om. Hel is nu zekerlijk gewenscht, ja, noodzakelijk, dat hier, op zulk een cardinaal punt, volle overeenstemming komt.

A. M. DIERMANSE.

Ede, 2 Maart 1921.

Gereformeerde Studentenbeweging.

Hooggeachte Redactie,

Werd voor korten tijd in de pers een en ander gepubliceerd over bet „Jongensw'erk", iiitgaande van de samenwerkende Gereformeerde Studenten Corpora, thana verzoeken we een plaatsje voor een enkele ander© mededeeling.

In de besprekingen der laatstgehouden Gemeenschappelijke Besturenvorgadering bleek bij vernieuwing hoe in vele kringen van onis Gereformeerde volk nog een onwetendheid beerscht aangaande het karakter en doel onzer Studentenbeweging. Daarom meende de Gemeenschappelijke BesLurenvergadering er goed aan te doen de voilgende formule te publiceeren, waailn zij getracht hebben zoo nauwkeurig mogelijk het doel onzer actie te omsclirijven:

De Gerefoimeerde Studenten Qoipora stellen zich door hun samenwerking ten doel, onder hun leden zulk een leven te bevorderen, dat ieder in denken en doen zich meer bewust richt naar da Gereformeerde levens-en wereldbeschjouwing.

Zal do beweging aan dit Kooge doel beantwooirden, dan moet er veel toewijding gevonden worden. Onder de Studenten hebben we daarvan mogen merken. Maar '^e staan als Oereiormeerde Studenten immers niet op onszelf; en is er nu ook bij anderen reeds eefl meeleven, dat van warme belangstelling getuigt?

Liefde voor ons pogen gewekt te hebben in heel den-Gereformeerden kring; te mogen rekenen op krachtigen steun van alle kanten; ons gedragen te voelen door het gebed der ouderen; de zekerheid van dat alles, zal ons voort doen gaan.

Wanneer wij als jongeren daaJbij bedenken, hoe strijd in eigen kring ons zoo licht kan verzwakken, dan gaat er een heilig verlangen in ons leven, - om nu reeds in deze beweging een eenheid te leggen, die later een heele generatie sterk zal maken. Allen weten WO hoe noodig voor het heele levensterrein. innige samenwerking is.

Lalen dan ook allen, met wie we ons verbonden weten door de liefde van Christus, ons helpen, en daartoe beginnen, met kennis te nemen van ons bedoelen.

Namens de Gemeensch. Besturenvergadering,

De Uitvoerende Commissie:

P. KRUISWIJK, Praeses.

A. WIJNGAARDEN, Ab-actis.

F. VELDSTRA, Fiscus.

Groningen, Februari 1921.

Reeds vanaf de verschijning der „Reformatie" ben ik abonné-^

Zoodoende las ik ook uw voornemen (wat u ook uitgevoerd hebt), om boven elk volgend artikel een kort resumé van 't voorgaande te plaatsen. Dit vond ik een prachtig idee, waarom ik de uitgevers verzocht met andere artikels, geplaatst in „De Reformatie", evenzoo te handelen. Nu was ik met mijn schrijven aan de Uitgevers zeker aan 't verkeerd adres? Daarom is aan mijn verzoek ook geen aandacht geschonken?

En nu onlangs las ik in „De Reformatie" de klacht van Ds. Datema, dat „De Reformatie" ^net al zga vetrvclgaitikelen voor den lezer verwa^rrend zou worden. Daarom vestigde u nog eens de aandacht er op ó£ toch alle schrijvers boven volgende artikelen een kort resumé van de voorgaande wilden plaa, t3en, zooals ü steeds deed.

Daardoor zou inderdaad. a; an het bezwaar van I> 3. Datema grjolendeels tegemoet )gekomen zijii.

En wagr ik nu reeds sinds eenigen tijd dezelfde klacht had geuit, richt ik me no^naals en nu tot u Olèt iiét vriendelijk verzoek oi u, indien aan uw verzoek, aan de verschillende schrijvers geridht, niet voldaan wordt, daarop nogmaals aan te dringen. Het is niet voldoende, dat „De Reformatie" gelezen wordt maar do stof, die wekelijks wordt aangeboden moet tevens verA"rrkt, moet geestelijk bezit worden.

S. V. te B.

Het orgelspel in onze Kerken.

Zeer geachte Redactie,

Vergun mij in Uw' blad ^en plaatsje om het orgelspel in onze kerken eens wat naar voren te brengen bij het Gereformeerde volk.

Het is m.i. namelijk met dit orgelspel in sommige op'zichten treurig gesteld. Niet alleen wat de kwaliteit aangaat, maar oo.k "wat betreft het 1; empo. Wanneer een predikant door een gloedvolle rede zijn gehoor in vuur en vervoering heeft gebracht, en h§ laat Psalm 89:4 zingen, dan maakt dit op mij en, ik ben er van overtuigd, op het meerendeel dor hoordijTs, een buitenmate onaangenamen indruk wanneer dan in plaats van een geanimeerd sj)'el te doen hooren het orgel begint te knarsen en 'te zagen, zonder eenig fut en leven en neemt dit veel van den gloed van de rede weg.

Dit oveï het tempo. Maar 0)oik 3e spel-kwaliteil; laat veel, zeer veel te wenschen over. Kortelings kon ik niet uitmaken of door een kind, dat pas begint o£ door, ja ik weet niet wat .gespeeld werd. Dat ma, g toch niet voorkomen.-Vooral hier in steden, waar veel goede muziek te hooren valt, is het meestal ergerlijk om het kerkorgel te hooren. Zulk een minderwaardig organist moest het belet worden te spelen, want óf hij lijdt aan zelf overschatting óf aan onderschatting van de muziekwaardigheid van 'het publiek. En nu is ia Amsterdam b.v. nog wel een orgeloommissie; er wordt wel een examen afgenomen, wanneer men lid van .het college van organisten wordt, maai-zou het ook misschien aanbeveling verdienen de leden van dit college zelf om b.v. 3 jaar weer een examen, te laten afleggen, zoodat het verhinderd Wordt, dat organisten die door verschillende omstandigheden in spel-kwaliteit zijn achteruitgegaan opi die manier bet spelen belet wordt?

Beleefd dankzeggend voor de mij to'egestane ruimte, zeer geachte redactie, kan ik niet nalaten de lioop uit te sproken, 'dat vooral wat het tempo betreft, het bovenstaande door de organisten ter harte worde genomen.

A. J. B. BOSCH.

Adam, i Maart , 21.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Ons Formulier voor den Kinderdoop.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 maart 1921

De Reformatie | 8 Pagina's