GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EEN EN ANDER OVER SCHRIFTKRITIEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EEN EN ANDER OVER SCHRIFTKRITIEK.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Deze dingien mogen alzoo zijn, er volgt niet uit, dat we dan maax niets doende en denkende moeten' terneer zitten. Er is iets Goddelij'kS, , volmaakts en we zullen daarvoor blijven knielen, er is iets menschelijks, een dienstknechtsigestalte. Die ÏS er en de eemge methode, die ons ten dienste staat, als we willen weten, wat we met onze kritiek mogen behandelen, is, dat w© trachten aan te wijzen een en ander, dat mist volle zekerheid tot het menschelijfee kan worden gebtracht.

Of laten we het anders zeggen: we-moeten van twee zijden beginnen: van de Goddelijlke en van de mensohelijke zijde. Daar is een terrein, dat ze'ker ..ademt d.-e "ibeerlijikheid-< lod.s., en dat terrein zal onze kritiek niet betreden. Diaar is een terrein, waar eens de mensch heerschte naar Gods toelating, en hier mag onze kritiek vrij beoordeelen. Maar daar z'al altijd een derde terrein blij^ven, een groot zielfs, waar het Goddelijke zich zoozeer aan het menschelijke heeft gebonden, dat zie voor ons niet meer zijn te onderscheiden. Dat terrein zlal onze kritiek vermijden, omdat ze zich in geen geval vergrijpen wil aan d© majesteit Gods.

Men heeft de vrijheid van den' Gereformeierde, gelijk die naar dezen regel bestaat, wel eens vergeleken met de vrijheid van een geit aan een touw. Het beest kan overal gaan, kan overal komien — alleen ze kan zich niet' verder van den paal verwijderen, dan het touw lang is. Met een eïikel voorbehoud aanvaard ik het beeld en dat voorbiehoud is: het touw behoeft niet altijd even lang , tö blijven. Zeker, daar is een heel terrein, waar we met onze kritiek niet - willen komen. Maar dat terrein kan kleiner woirden, als nader onderzoek weer aan den dag heeft gebracht, dat het een of het ander met zekerheid is te' brengen tot dön menschelijfcen faator. De mogelijkheid, dat het grooter wordt, , omdat we het door verkeerd zien kleiner maakten, dan het in waarheid was, moet worden toegegeven.

Is er een en ander op te noemen, dat met zekerheid tot den Goddelijken, en is er een en ander op te noemen, dat met zekei^hëid tot > den menschelijken faktor kan worden gebracht? Ongetwijfeld.

Als de Schrift, gelijk' wij' igelooven, Gods 'Woord is, dan wil dat zeggen, dat de mededeelingen, die zij geeft, historisch betrouwbaar zijh en gezag hebben; dat de voorschriften, die zij' geeft, van Godswege tot ons 'komen en dus door ons moeten worden gehoorzaamd.

Toch is totet deze eenvoudige uitspraak de zaak weer niet opgelost, want onmiddellijk komt de vraag; : wat zijn mededeelingen, wat zijn voorschriften?

Laat ons eerst iets zeggen over het laatste, omdat dit het meest eenvoudige is. Iedereen weet, dat er - een ondersciheid is tusschen de tien geboden en tusschen het voorschrift, dat Abraham omtvanigt om' Izaak te offeren, of dat de rijke jongeling alles moet verkbopen. De wet des Heeren is geldig voor alle menschen onder alle om'standigheden, in de twee andere gevallen gaat het om een gebod aan een bepaald persoon, bij' een biepaalde gelegenheid. De Schrift bevat ook bevelen voor groepen van personen, b.v. voor overheden, voior ambtsdragers^ voor slaven, voor vrouwen, voor kinderen.

Bij de hevelen Gods is dus slechts zeer bep^'^rkte ruimte voor-.beoordeeling, ik' heb hier alleen te onderzoeken', 'of het gaat om' een bevel voor alle menschen en dan betreft het natuurlijk ook mij en aJs het een voorschrift, is, dat niet alle menschen geldt, dan ko-mt de ; -vraag: . raaJkt het mijn groep', mijn persoon, mijn geval. Maar kritiek op het voorschrift z-elf is ten. allen tijde buiten gesloten. Het bevel Gods is goed, en wien het ra-aikt, die heeft zich te onderwerpen. 'Wanneer we over d© feiten handelen, moeten we onderscheiden de mededeeling van het feit en het feit zielf, dat meegedeeld woidt. Is een feit in-de Sclhrift opgenomen, dan volgt daaruit, dat het op Goddelijker, betrouwbare wijze is meegedeeld. Aan de waarheid van het feit valt niet te Lornen. Maar daarmee ïs nog •gle-en oordeel over het feit zelf uitgesproken.

Daar zijn voorbeelden, waarbij' ieder dat. onmiddellijk voelt. Gods 'Woord verhaalt ons tal van woorden en daden van Satan en goddeloo-zen. Die woirden niet goed, om'dat zje in de Schrift staan, z© Mijven zondig, goed is alleen de mededeel ing, d.w.z. de daden zijn zóó gedaan, de woorden zóó gesproken als - ze in den Bijbel voorkomen.

Is dit op zichaelf duidelijk, - er zijh gtevallen, waar wi8 'niet dadelijk klaar zijn. Wordt ons een daad van David, 'Mozes; Josaef, "i^ms-meegedeeld, dan is die daad nog niet per sé goied, we hebben die daden te to'etsen, te beoordeelen naar de zedewol, die voor die heilige mannen Gods evenzeer gold, als' voor ons.

En nu de woorden der, miannen Gods? Dat hangt ©r van af, spreken z© in kwaliteit als apostel, als profeet, dan heeft hun woo-rd gezag, maar spreken z© in het verhaal, dan heeft hun woord nog niet altijd geeag. Er is ©en groot verschil tusschen wat Petrus schrijft in zijn brieven en wat hij zegt b.v. Mt. 16:22. Ik zou er geen voo-rbeeld van weten, maar in het afgetrokbene moet wo-rden toegegeven, dat het wel eens moieilijk' zou kunnen zijn om te ondörscheiden. 'W'elnu, laat ons dan voorzichtig zijn en oinz© Itritiek het zwijgen opleggen, misschien voorloopig, maar. dan toch voorloopig.

Laat mij' hier ©'ven aan toe mogen voegen, dat. ik in de Vloëkspalmen niet ziulk een twijfelachtig geval zie. Ik kan daar thans niét nader op ingaan — il£ schreef er over „Bloesem en Vrucht", .Oct. 1917 — biaar naar mijn oordeel is daaï wel degelijk ook de inhoud geïnspireerd.

Er izijh ©cihter ook gievaÜen, waar men dat van den inhoud der mededeel ing niet k'an zieggen. De bijheischrijvers waren mensohen van hun tijd, leefden het le-ven van hun tijd. Over allerlei kwesties dachten z'e als iedereen in hun tijd, ik noem; h.v. •woordafleidingen, zaken van natuurkundigen of aardrijkskundigen aard.

Men zon kunnen zeggen kwesties van wetenschappelijken aard, m'aar dan - wetenschappelijk genom'e-n in den zeer engen zin van het woord, niet in den vollen zin, in zoov©r principes enz-, er on-der vallen. D© Bijhelsqhrijvers hebben niet geweten, dat de aarde een bol was of dat de feo-n om d© aarde draaide. In zulke ding: en spreken ze de taal van h-et gewone dagelijk'sche léven, 'dat zich richt naar de versobijiningi, izooals wij! allen doiein, o-o'k al weten we het anders. Men 'behoeft zich dan ook niiet z.oo-druk te maken over wat men noemit het wereldbeeld der Schrift, dat geheel anders zon zijn dan het onze. In het dagelijksch leven hebben we ongieveer hetz©lfde wereldbeeld als de Bij bels Ghrij've-rs. Ook' - wij' denken den hemel boven ons, 't binnenst© der aarde als duisternis, we sp'reken van op'gaan en ondergaan der zon enz. Er zijn nog. andere dingen. De verklaring van Siloam door uifcgezlonden zal - wél niet juist zijn. In dergelijk© gevallen is onfeilbaar de mededeeling, dat men er zoo over dacht) niet de mededeeling zelf. Wij zijn niet verplicht te gelooven, dat de zon om de aarde draait, omdat de bijbelschrijvers dit geloofden. We zijh wel verplicht aan t© 'nemen, dat ze het geloofden. Natuurlijk is hier een uitermate moeilijk geb-ied. Men betrede het met de grootst© voorzichtigheid en loop© uit eerbied voor het Woord van "God liever gevaar iets t© veel aan te nemen, dan iets te veel te verwerpen. •Voorzichtigheid is ook daa, rom eisch, omdat onze moderne ' - wetenschap volstrekt niet zoo zeker is, als ze zelf gaarne voorgeeft. Ik noemde de afleidingen — hoeveel is er op dit stuk al veranderd en wie zal zeggen, of wij nu de waarheid hebben. Ik sprak van het draaien van de aarde o-m de zon — leert niet de relativiteitsleer, dat men even goed kan zeggen, dat de aarde om de zon draait als deze om gene? Dit alles waarschuwt ons - wel niet hoo-ggevoelende te zijn, maar te vreezen.

Afzonderlijk noem ik nog taal ©n stijl der Bijbelschrijvers. Uit het fcax-akter der .Schrift volgt - wel, dat taal en stij; l zióó ziijh, als ze het meest geschikt ware'n voor het brengen van Gods openbaring, niet dat z© volmaakt zijn, dat wij' geen vergelijkingen zouden mogen makten en h'C't één mooier vinden dan het ander. Trouwens, de Schrift zelf geeft ons hier een aanwijzing, 2 Petr. 3:16.

Ban nog ie'ts' over d© z.-g. tegenstrijdigheden|. Diep hier op 'in te gaan is echter niet noodig.. Ook al trekt men af alleriei kwesties, die wel op te lossen zijn, zoo blijven tocih plaatsen over, die yoörzoov-er wij ku-anen zien, met tlkiidr in fetJ'ij-J zij'H. Dat komt niet voor Jnj de gehoden Gods, maar dat is nu ©n dan het geval met berichten, die ons in de historische boeken wo-rden gegeven. Ook, daar komt hst wel niet vaak voor, maar het is toch niet te ontkennen, dat we wel eens 'iets vinden, dat zicih niet gemakkelijk met iets anders laat rijmen.

Dan is de m'anier niet uit te zoeken welk bericht oms het beste lijkt, én op' grond daarvan het andere voor onjuist te verklaren, de manier is O'ok hiet beide berichten te laten vallen en zelf een ander te geven. De-mamer is d© berichten beide t© laten staan en eenvoudig te wach-fce-n, weüicht. komt er wel eens een oplossing, die aan beide le-cht kan laten wedervaren. Er is reden om - dat te zeggen, want wie met de geschiedenis der Scihriftuitleggiing pp de hoogte is, weet dat tal van vragen vroeger gesteld zijn beantwoord en — dat e-r ander© bij gekomen zijn.

Heel anders staat het geval, als er strijd is, niet tusschen twee berichten in de Schrift, maar tusschen een bericht in den Bij'bel en dat van een anderen schrijver. Er is een .streven te bespeuren, om dan m'aar dadelij'k' dien anderen schrijver beter te vertro'Uwen dan den Bijbel. Waaro-m, zal wel 'niemand kumien zeggen. Doc'h dat is al uit puur historische overwegiinigen verkeerd. V-oor 't minst staan dan toch b'eide bierichten gelijk. En wie de Schrift aanneemt als Woord van God, zal zeggen: ik hecht onvoorwaardelijk aan wat de Bijbel vermeldt. Natuurlijk mag men oiok hier pogen d© moeilijkheden op te lossen, de twee bericihten tot overeenstem'ming te brengen. In enkele gevallen is dat o'ok wel gelukt, al weer ee-n bewijs, hoe groo-te voorzichtigheid eiisch blijft.

Ik kan o-p al deze vragen hier niet nader ingaan. Mieer vindt men in een artikel, ongenoanen in het CTeref. Theol. Tijdschrift, Dec. 1915.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

EEN EN ANDER OVER SCHRIFTKRITIEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 oktober 1921

De Reformatie | 8 Pagina's